Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 25674 nr. 69 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 25674 nr. 69 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 1999
In het Algemeen Overleg dat op 16 december jl. met uw Kamer heeft plaatsgevonden, is de stand van zake ten aanzien van de millenniumvoorbereidingen bij de gemeenten uitgebreid onderwerp van discussie geweest. Een en ander heeft geresulteerd in een motie van mevr. Wagenaar (PvdA) c.s. die door de Kamer met algemene stemmen is aanvaard. Ik heb daarop toegezegd de betreffende gemeenten nogmaals te benaderen en u van de resultaten op de hoogte te stellen. Met die interpretatie kon u zich verenigen. Aan het eind van deze brief kom ik terug op de resultaten die dat heeft opgeleverd.
Ik hecht er aan om toch allereerst nog even inhoudelijk in te gaan op de aanpak en de stand van zaken bij het oplossen van het millenniumprobleem bij de gemeenten, teneinde meer helderheid te krijgen over de resterende problematiek en de mogelijke risico's die daarbij kunnen spelen.
De gemeenten en de noodmeldpunten
In het Algemeen Overleg op 3 november 1999 is uitgebreid stilgestaan bij de beschikbaarheid en bereikbaarheid van hulpdiensten en het alarmnummer 1-1-2, indien tijdens de millenniumwisseling het telefoonnet overbelast zou raken. Afgesproken is dat in de publiekscampagne uitgebreid aandacht zou worden gegeven aan de boodschap dat «1-1-2» uitsluitend bedoeld is voor levensbedreigende situaties. Bovendien zou gewezen worden op de wenselijkheid van het inrichten van noodmeldpunten door de gemeenten waar de burger fysiek terecht kan, indien het telefoonnet overbelast zou raken of zelfs zou uitvallen. Dit alles is inmiddels gebeurd. Vooral in de dagbladadvertenties is hieraan aandacht geschonken.
Tegelijk zijn acties in gang gezet om te bevorderen dat de gemeenten daadwerkelijk zulke noodmeldpunten zouden inrichten en daar in hun lokale communicatie naar de burger toe aandacht aan zouden schenken. De Commissarissen van de Koningin is verzocht hierop toe te zien en te rapporteren in hoeverre hieraan gevolg is gegeven. Blijkens de rapportage, die door de heer Alders op 1 december 1999 aan staatssecretaris De Vries is aangeboden, hebben alle gemeenten hieraan gevolg gegeven. Alleen de gemeenten Grubbenvorst en Broekhuizen in Limburg hebben dit niet meer zelf gedaan, maar een en ander overgelaten aan de gemeente Horst, met wie zij op 1 januari 2001 worden heringedeeld. Telefonische navraag heeft mij inmiddels geleerd dat deze gemeente de nodige voorzieningen getroffen heeft. Uit het grote aantal kranten, brochures enz. dat mij is toegestuurd, kan ik afleiden dat op grote schaal de gemeenten hun voornemens en maatregelen aan hun burgers hebben kenbaar gemaakt.
In eerder genoemd Algemeen Overleg heeft u aangegeven zoveel waarde te hechten aan het inrichten van deze noodmeldpunten en het goed voorlichten van de burgers, dat gemeenten die in gebreke blijven op een «zwarte lijst» geplaatst dienden te worden. Uit de resultaten blijkt nu dat dat niet nodig is.
De gemeenten en de P.M.O. monitor
Een punt van discussie tijdens het Algemeen Overleg van 16 december 1999 betrof de deelname van de gemeenten aan de monitor die het Projectbureau Millennium Overheid in november gehouden heeft, en de scores van de gemeenten op de vraag in hoeverre noodplannen voor de verschillende producten en diensten gereed waren.
Uiteindelijk heeft 84% van de gemeenten aan deze monitor deelgenomen. Dat betekent dat 63 gemeenten niet hebben geantwoord. In augustus nam nog 99% van de gemeenten deel. Toen was de responstijd echter veel langer en had ook het Projectbureau Millennium Overheid veel meer tijd om niet responderende gemeenten na te bellen. Nu heeft dat nabellen ook wel plaatsgevonden, maar in een korter tijdsbestek.
Op zich is het te betreuren dat niet alle gemeenten hebben gereageerd. Dat had de duidelijkheid ten goede gekomen. Gemeenten waren echter niet verplicht te reageren. De deelname aan de monitor was, hoezeer ook door mij en de VNG aanbevolen, uiteindelijk vrijwillig. Uit het niet reageren kunnen ook geen conclusies getrokken worden ten aanzien van de mate van millenniumvoorbereiding van de betrokken gemeenten. Er kunnen tal van redenen zijn om niet te antwoorden. Een daarvan kan zijn dat men al in augustus gemeld heeft gereed te zijn. De lijst van niet respondenten is op dit punt nog eens tegen het licht gehouden.
Meer ten principale geldt echter het volgende: Het blijft een eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten om dit soort informatie te geven. Gemeenten hoeven zich op dit punt niet tegenover de rijksoverheid te verantwoorden. Het is staatsrechtelijk de gemeenteraad die dient te toetsen of het College van B&W voldoende voorbereidingen heeft getroffen. Aan die gemeenteraad wordt uiteindelijk verantwoording afgelegd. Een aktieve gemeenteraad heeft zulks inmiddels overigens al lang en breed gedaan. Daarvan zijn in de media tal van goede voorbeelden te vinden.
Gezien al deze redenen vond en vind ik het niet juist om achteraf alsnog de lijst van non-respondenten als een soort «zwarte lijst» te publiceren. Dat past niet bij de gemaakte afspraken, dat past niet bij de staatsrechtelijke verantwoordelijkheden en er gaat publicitair een signaal van uit dat al te gemakkelijk een verkeerde indruk wekt en haaks staat op het streven van het kabinet in het kader van «managing public confidence».
Om toch zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen heb ik, zoals al aangegeven in het Voortgezet Algemeen Overleg naar aanleiding van de motie Wagenaar c.s., alsnog het Projectbureau Millennium Overheid opdracht gegeven deze gemeenten na te bellen, teneinde mij ervan te verzekeren dat de non-respons geen extra risico's inhoudt. Daarnaast heb ik in de brief aan de Commissarissen van de Koningin de namen van de betreffende gemeenten uit hun provincie vermeld met de vraag ook van hun kant aan te geven in hoeverre de non-respons naar hun mening enig risico in zich bergt. Aan het eind van deze brief kom ik op de resultaten van deze acties nader terug.
De gemeenten en het maken van noodplannen
Laat ik allereerst herhalen waar het niet om gaat:
Het gaat niet om de operationele inzet van politie, brandweer, GGD en overige hulpdiensten, mocht er onverhoopt tijdens de millenniumwisseling toch wat mis gaan. Uit alle rapportages van het ministerie van BZK en van de commissie Alders blijkt dat deze diensten goed voorbereid zijn en ook daadwerkelijk hun inzet geoefend hebben. In nagenoeg alle gevallen is dit in regionaal verband gebeurd, waarbij ook de Commissarissen van de Koningin een coördinerende rol vervuld hebben en toegezien hebben op de adequate voorbereiding. De Openbare Orde en Veiligheid zijn derhalve op geen enkele wijze in het geding. Als in de monitor gesproken wordt over noodplannen gaat het dus niet over plannen in het kader van crisisbeheersing en rampenbestrijding.
Waar het ook niet om gaat is de dienstverlening aan de burger bij het verkrijgen van een uitkering. Uit de rapportages van het Kenniscentrum Sociale Diensten 2000 en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die eerder aan de Tweede Kamer zijn toegezonden, blijkt dat de Sociale Diensten niet alleen hun systemen hebben aangepast, maar dat ook in 100% van de gevallen een toereikend noodplan aanwezig is.
Waar gaat het dan wel over?
In de monitor van Projectbureau Millennium Overheid wordt gevraagd naar de voorbereidingen op een negental lokale gemeentelijke systemen, die nagenoeg geheel administratief van aard zijn:
1. bevolkingsadministratie
2. ondersteunende OOV-systemen
3. Financiën
4. Wet Onroerende Zaken
5. Onroerende Zaak belasting
6. Heffingen
7. Subsidies
8. Afvalstoffen (voor zover gemeentelijk)
9. Infrastructuur automatisering
Voor elk van deze gemeentelijke producten en diensten wordt gevraagd in hoeverre zij millenniumgereed zijn en of een noodplan aanwezig is. Een noodplan in deze zin heeft dus betrekking op zaken als: computeruitwijk, work arounds, handmatige oplossingen enz.
Ten aanzien van de bevolkingsadministratie geldt dat de systemen centraal getest zijn, dat het agentschap BPR het GBAstelsel uitgebreid getest heeft en ook direct na de jaarwisseling in samenwerking met de gemeenten testen zal uitvoeren.
Bij de ondersteunende OOV-systemen, gaat het niet om de operationele uitvoering, maar om bijvoorbeeld administratieve systemen die vergunningen bijhouden enz. In alle gevallen gaat het om systemen waarbij, indien zij onverhoopt zouden uitvallen, niet onmiddellijk nadelige gevolgen voor de burger zullen ontstaan. Veelal gaat het om diensten en verrichtingen die niet meteen op 3 januari hoeven te worden verricht of waarvoor, indien nodig, naar de burger toe, zeker bij de kleinere gemeenten handmatige alternatieven aanwezig zijn.
Van de gemeenten die wel gerespondeerd hebben op de monitor van Projectbureau Millennium Overheid gaf een flink gedeelte aan dat zij niet of nog niet beschikken over noodplannen. De percentages liepen, verdeeld over de 9 gemeentelijke producten en diensten uiteen van 27 tot 41%.
Bij deze percentages dient wel een aantal opmerkingen gemaakt te worden. Allereerst is, in afwijking van de vorige monitor, in deze monitor nadrukkelijk gevraagd om bestuurlijk goedgekeurde noodplannen, die ook geïmplementeerd waren. Een aantal, vooral grotere gemeenten dat op deze vraag negatief scoorde, is nagebeld wat die negatieve score inhield. Dat nabellen leverde als informatie op dat wel degelijk al noodplannen aanwezig waren, maar deze nog niet de fase van bestuurlijke vaststelling waren gepasseerd. Ook het begrip «geïmplementeerd» heeft hier en daar toe verwarring geleid. Bij de genoemde percentages dient men zich bovendien te realiseren dat de peildatum van de monitor 1 november 1999 was, dus met nog twee maanden te gaan voor de feitelijke millenniumwisseling. Overigens wisten we dat gemeenten soms moeite hadden met het maken van zulke noodplannen. Niet voor niets heeft het Projectbureau Millennium Overheid dit najaar nog een zevental extra regionale sessies georganiseerd over het opstellen van zulke plannen en is op de website van Projectbureau Millennium Overheid een handleiding over het opstellen van noodplannen verschenen, waarop de VNG in meerdere publikaties in de richting van zijn leden expliciet gewezen heeft.
De eerste en belangrijkste vraag in dit kader is overigens niet het hebben van noodplannen, maar de vraag in hoeverre de gemeenten gevorderd zijn met het millenniumbestendig maken van deze producten en diensten en de systemen die daaraan ten grondslag liggen. In de monitor van Projectbureau Millennium Overheid wordt aangegeven dat op 1 november 1999 de gemeenten deze systemen voor 59 tot 77% al gerepareerd, getest en heringevoerd hadden. Veel van deze systemen zijn door de VNG centraal getest. De resultaten van die centrale test waren op het tijdstip van 1 november nog niet volledig ter beschikking van de gemeenten. Die resultaten zijn in de loop van de maand november aan de gemeenten ter beschikking gesteld. Er mag derhalve worden aangenomen dat inmiddels de scores aanzienlijk hoger liggen.
In het kader van het risico is het overigens goed hierbij nog eens expliciet te vermelden dat de VNG in zijn centrale testfaciliteit geen fatale millenniumfouten in de geteste applicaties heeft ontdekt. Daarom mag, zonder dat ter zake garanties gegeven kunnen worden, veilig verondersteld worden dat het risico dat gelopen wordt aan de bescheiden kant is.
De vraag kan dan ook gesteld worden of het, gezien het hierboven gestelde, voor de gemeente zinvol is om voor elk van de 9 producten en diensten nog eens extra een noodplan of overgangsplan op te stellen. Men zou kunnen redeneren dat de kans op millenniumstoringen immers gering is en dat, indien deze zich onverhoopt toch zouden voordoen, er tijd genoeg is deze te verhelpen.
Laat ik voorop stellen dat het niet aan mij, maar aan het gemeentebestuur is om een dergelijke afweging te maken. In een aantal gevallen kan het afzien van extra noodplannen, zeker als het betrekkelijk kleine diensten betreft zonder directe gevolgen voor de bevolking, een verantwoorde keuze zijn. Zeker bij grotere gemeenten en bij grote diensten lijkt het mij raadzaam wel over dergelijke nood- of overgangsplannen te beschikken. Het gaat immers niet alleen om het directe gevolg, maar ook om het imago van de overheid en zijn dienstverlening. Maar nogmaals: dat is wel primair de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente zelf.
Op zich kan dus uit de relatief lage score op sommige producten en diensten uit de monitor niet worden afgeleid, dat daarmee risico wordt gelopen in de richting van de burger. Daarom verzette ik mij ook tegen het beeld dat soms tijdens de discussie over het al dan niet hebben van dit type noodplannen is gewekt en dat deels ook in de publiciteit naar buiten is gekomen: «Veel gemeenten beschikken niet over noodplannen». De indruk wordt daarbij gewekt dat, mocht er door de millenniumovergang iets fout gaan, de gemeente niet voorbereid zou zijn om zijn burgers terzijde te staan. Dat beeld is pertinent onjuist.
De laatste vraag die dan in dit kader gesteld kan worden is: weet de gemeenteraad van zijn eigen gemeente hoe de vlag er voor staat, en als er geen noodplannen zijn is dat dan een bewuste keuze.
Ook hiervoor geldt weer dat dit in de allereerste plaats een verantwoordelijkheid is van de gemeenteraad zelf. Omdat fouten bij een deel van de overheid gemakkelijk gegeneraliseerd worden naar «de overheid» in het algemeen, willen we het natuurlijk wel graag weten. Daarom wil ik wel degelijk de gemeenten stimuleren met dergelijke informatie naar buiten te komen.
Dat brengt mij bij de motie Wagenaar c.s. Ik heb in het Voortgezet Algemeen Overleg aangegeven alsnog te willen proberen relevante informatie ter beschikking te krijgen en nog voor de Kerst aan de Kamer te doen toekomen. Gezien de uiterst beperkte tijd die daarvoor ter beschikking was heb ik daarvoor de volgende zaken in gang gezet:
– Ik heb het Projectbureau Millennium Overheid opdracht gegeven alsnog de 63 gemeenten na te bellen die in eerste instantie niet hadden geantwoord.
– Ik heb de Commissarissen van de Koningin de lijsten gegeven van gemeenten in hun provincie die niet geantwoord hebben en hen gevraagd of naar hun mening hierin bijzondere risico's schuil gaan.
– Ik heb het Projectbureau Millennium Overheid opdracht gegeven de gemeenten die in de monitor aangegeven hebben op het terrein van de ondersteunende systemen van openbare orde en veiligheid niet over noodplannen te beschikken, een fax te sturen met het dringende verzoek alsnog de meest recente informatie ter zake aan het Projectbureau Millennium Overheid te melden.
– Ik heb de Commissarissen van de Koningin gevraagd de betreffende gemeenten op het belang van medewerking te wijzen en ook de VNG ter zake geïnformeerd.
– Van alle hierboven bedoelde gemeenten is nagegaan of zij niet reeds bij eerdere rondes van de monitor gemeld hebben noodplannen gereed te hebben.
Een algemeen beeld van de ontvangen reacties
De door mij in gang gezette acties hebben zich afgespeeld in een tijdsbestek van iets meer dan twee dagen. Dat vroeg een grote inspanning, maar uiteindelijk zijn we er toch in geslaagd om alle bedoelde gemeenten te bellen resp. een fax te sturen.
Dat betekent dat allereerst de 63 gemeenten zijn gebeld die eerder de monitor niet hadden ingestuurd. Vervolgens dat aan de 267 gemeenten, die eerder aangaven nog geen noodplan te hebben op het gebied van lokale ondersteunende systemen op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid eerst een faxbericht is gestuurd, waarna zij alsnog zijn gebeld. In totaal zijn dus 330 gemeenten gebeld. Ook zijn alle provincies bereikt. Een groot aantal provincies en gemeenten heeft op hun beurt zelf het Projectbureau Millennium Overheid gebeld voor nadere informatie.
In algemene zin geven de reacties mij aanleiding tot een aantal opmerkingen.
Allereerst was het opvallend te constateren hoe groot de medewerking was van de betrokken gemeenten om de gevraagde informatie binnen dit korte tijdsbestek (variërend van een hele tot een halve dag) op tafel te brengen. Tevens bleek dat vrijwel onmiddellijk na het ontvangen van de brief ook een groot aantal provincies aktief de betreffende gemeenten heeft benaderd teneinde de gewenste duidelijkheid te verkrijgen.
Uit de reacties van sommige, vooral kleinere gemeenten, is ook gebleken dat de vraagstelling in de monitor deels aan hen voorbij gegaan was, hetgeen mogelijk in november mede een oorzaak was voor de lage score. Aparte ondersteunende lokale systemen op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid bevinden zich toch primair bij de wat grotere gemeenten. Bij kleinere gemeenten is verhoogde waakzaamheid veelal al een voldoende maatregel. Dat laatste geldt overigens ook voor een aantal andere producten en diensten die in de november monitor waren meegenomen.
Ten aanzien van de inhoud van de reacties kan in algemene zin worden vastgesteld dat sinds de vorige meting in november nog veel is gebeurd en wel ten positieve. Nagenoeg alle informanten waren eenvoudig en snel in staat de gewenste informatie te leveren. Tevens bleek uit de antwoorden dat in veel gevallen bewuste keuzes gemaakt waren ten aanzien van de te nemen maatregelen en de inzet van menskracht. Die laatste kan overigens naar omvang en aard van de te verwachten problemen variëren van directe operationele aanwezigheid tot een goede bereikbaarheidsregeling.
De provincies Groningen, Friesland. Noord-Brabant, Zeeland en Limburg hebben ons laten weten dat alle gemeenten binnen hun provincie over noodplannen beschikken.
Van de 63 gemeenten die in november tot de non-respons behoorden, hebben er inmiddels 61 wel gereageerd en laten weten wel over noodplannen te beschikken, dan wel anderszins naar hun mening voldoende maatregelen te hebben genomen. Van deze groep hebben uiteindelijk 2 gemeenten niet gereageerd.
Van de 267 gemeenten die bij de monitor in november nog aangaven niet over noodplannen te beschikken, bleek een twintigtal al in de augustusmonitor te hebben aangegeven dat men op dit punt gereed was. Van de resterende gemeenten hebben er 232 laten weten nu wel op het punt van Openbare Orde en Veiligheid over een noodplan te beschikken. Een groot deel van deze plannen is, zoals te verwachten was, pas na 20 november bestuurlijk vastgesteld. Uiteindelijk hebben van deze groep 15 gemeenten niet gereageerd.
Samenvattend:
Er blijft een lijst over van 17 gemeenten, waarover geen duidelijkheid bestaat: 2 gemeenten uit de eerste groep en 15 gemeenten uit de tweede groep. In de bijlage kunt u de namen van deze gemeenten aantreffen. Ik herhaal dat aan het voorkomen op deze lijst alleen de conclusie kan worden verbonden dat zij niet binnen het beperkte tijdsbeslag gereageerd hebben en dat zulks geen aanwijzing inhoudt dat betrokken gemeenten niet gereed zouden zijn of een bijzonder risico zouden inhouden.
Gendt
Rijnwoude
Resterende gemeenten in groep 2:
Bergh
Diepenheim
Haarlemmerliede
Heino
Hengelo (Gld)
Hoevelaken
Maartensdijk
Markelo
Niedorp
Nieuwkoop
Soest
Steenwijk
Weerselo
Zaltbommel
Zoeterwoude
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25674-69.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.