nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 februari 1999
Ten vervolge op de toezegging gedaan door de vorige minister van Justitie
(Handelingen II, TK 1997–1998, 61–4583) op 17 maart 1998 bij de
mondelinge behandeling van de wetsvoorstellen schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen (wetten van 25 juni en 1 juli 1998, Stb. 445 tot en met 448) informeer
ik u hierbij omtrent de deelname van de private schuldhulpverleners aan de
uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Tevens zou ik graag van de gelegenheid
gebruik willen maken om – naar aanleiding van de inwerkingtreding per
1 december 1998 – u in te lichten over een aantal aspecten van de in-
en uitvoering van de wet.
De bonafide private schuldhulpverleners zullen, net als de gemeentelijke
kredietbanken en het sociaal-maatschappelijk werk, een belangrijke rol kunnen
vervullen bij de noodzakelijke pogingen om met de diverse schuldeisers tot
een minnelijke regeling te komen. Die situatie bestond reeds voorafgaand aan
de inwerkingtreding van de wet. Of een gemeentelijke kredietbank of een bonafide
private schuldhulpverlener of andere instelling van sociaal-maatschappelijk
werk daarnaast ook wordt ingeschakeld voor de afgifte van de verklaring ex
artikel 285 Fw (nieuw), welke nodig is om de wettelijke procedure te mogen
volgen, is afhankelijk van de per gemeente verschillende mandateringsregeling.
De betreffende gemeente kan er immers ook voor kiezen om de dienstverlening
van dit onderdeel van het schuldsaneringstraject zelf te verzorgen. Op lokaal
niveau kan een en ander het beste gestalte krijgen, zolang voor de burger
duidelijk is wie de (model)verklaring afgeeft.
De centraal door de raad voor rechtsbijstand aangeleverde automatisering
staat ter beschikking van diegene die lokaal is aangewezen om de afgifte te
regelen. Met behulp van deze geautomatiseerde ondersteuning is niet alleen
een uniforme toegang tot de schuldsaneringsregeling gewaarborgd, maar wordt
ook gezorgd voor een goede voorbereiding van de zaak ten behoeve van de rechterlijke
macht. Tegelijk wordt een werklastbesparing bereikt voor de gemeente of andere
instantie die wettelijk verplicht is de verklaring af te geven.
De wet bevat geen enkele beperking ten aanzien van de vraag of bonafide
private schuldhulpverleners in een eventuele gerechtelijke procedure tot bewindvoerder kunnen worden benoemd. Indien zij aan de door de raad
voor rechtsbijstand geformuleerde kwaliteitscriteria voldoen en indien zij
door de rechter tot bewindvoerder worden benoemd, hebben zij op gelijke voet
als andere bewindvoerders op grond van het subsidiebesluit aanspraak op bewindvoerders-
en ondersteuningssubsidie (Stb. 1998, 590).
De intensieve voorbereidingen van de invoering van de wet zijn verricht
onder leiding van een ambtelijke stuurgroep, waarin vertegenwoordigers van
onder andere de rechterlijke macht, de advocatuur en de gemeentelijke kredietbanken
zitting hadden. De automatisering die in samenspraak met de betrokken uitvoeringsorganisaties
is ontwikkeld is aan alle gemeenten en rechtbanken en aan de betrokken kredietbanken
verstrekt. Voor de door de raad voor rechtsbijstand georganiseerde bewindvoerderscursussen
is veel belangstelling en een landelijke dekking van bewindvoerders is, mede
door de participatie van de bureaus voor rechtshulp, in voldoende mate gewaarborgd.
Er is voorlichtingsmateriaal ontwikkeld en er zijn regionale voorlichtingsbijeenkomsten
georganiseerd. Momenteel wordt nog overleg gevoerd met onder andere de Kamers
van Koophandel en met het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf over
de organisatie van en de voorlichting over het minnelijk voortraject en de
afgifte van de verklaring van artikel 285 Fw (nieuw) aan ondernemers die een
beroep op de regeling kunnen en willen doen.
Blijkens opgave van de raad voor rechtsbijstand zijn er in de periode
1 december 1998 tot en met 15 januari 1999 140 schuldsaneringen uitgesproken.
Daarbij werd in tien zaken een medewerker van een gemeentelijke kredietbank
als bewindvoerder benoemd, in tien zaken een medewerker van een bureau voor
rechtshulp en in acht zaken een medewerker van een private schuldhulpverleningsorganisatie.
In alle overige gevallen werd door de rechtbank een advocaat als bewindvoerder
benoemd.
Een evaluatie van de wet is toegezegd twee jaar na invoering van de regeling.
De voorbereidingen daarvoor worden thans door het Wetenschappelijk Onderzoeks-
en Documentatiecentrum getroffen. Daarnaast wordt thans aan het E.M. Meijers
Instituut van de Universiteit Leiden een promotieonderzoek uitgevoerd naar
de gevolgen van de inwerkingtreding van de regeling. De korte termijn stelt
wel beperkingen ten aanzien van de mogelijke conclusies en de waardering van
de afgewikkelde schuldsaneringszaken. De looptijd van een zaak is immers in
beginsel drie jaar. Ook gevallen waarin de vereenvoudigde procedure wordt
gevolgd kunnen langer dan twee jaar duren. Resultaten aan de hand van eindvonnissen
zullen dus slechts in zeer beperkte mate kunnen worden meegenomen in de evaluatie.
Met opzet is echter desondanks niet gekozen voor een langere evaluatietermijn.
Andere belangrijke aspecten zoals de organisatie van de uitvoering, de instroom
van het aantal zaken en de typering daarvan, waaronder de regionale spreiding,
en de aansluiting van het minnelijk op het wettelijk traject kunnen en moeten
wel reeds na twee jaar worden bezien.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals