25 672
Wijziging van enige onderdelen van het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van enige onderdelen van het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

13 oktober 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten;

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het wetsvoorstel tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (22 969) op enige onderdelen te wijzigen teneinde een vereenvoudigde afwikkeling van schuldsaneringsregelingen mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 december 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (22 969) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

1. Aan artikel 285, eerste lid, wordt een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende:

e. een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldsanering te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt, afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar. Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan een kredietbank als bedoeld in de Wet op het Consumentenkrediet.

2. Aan artikel 285 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

4. De colleges van burgemeester en wethouders of een daartoe gemandateerde kredietbank zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de afgifte van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

3. Aan artikel 287, vijfde lid wordt een tweede zin toegevoegd, luidende: De rechtbank kan de definitieve toepassing wel uitspreken indien de verklaring, bedoeld in artikel 285, eerste lid, onderdeel e, ontbreekt op grond van een weigering of verzuim van de gemeente of de door haar gemandateerde kredietbank om de verklaring af te geven, en de rechtbank van oordeel is dat de afgifte van de door de schuldenaar verzochte verklaring in redelijkheid niet geweigerd had mogen worden.

4. Artikel 289 komt te luiden:

Artikel 289

1. Het vonnis waarbij de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt uitgesproken, kan tevens de vaststelling inhouden van de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden. In de verificatievergadering worden tevens behandeld het ontwerp van een saneringsplan en, indien de schuldenaar dat heeft ingediend, het ontwerp van een akkoord.

2. Indien de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden niet in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, zijn vastgesteld, kunnen deze op een later tijdstip door de rechtbank worden vastgesteld, ambtshalve, of op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de schuldenaar of van de bewindvoerder. De rechtbank kan, zolang geen verificatievergadering is bepaald, te allen tijde ambtshalve, op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de schuldenaar of van de bewindvoerder een saneringsplan vaststellen.

3. Indien de rechtbank de verificatievergadering bepaalt, stelt zij tevens vast de dag waarop uiterlijk de schuldvorderingen bij de bewindvoerder moeten worden ingediend.

4. Tussen de in het derde lid bedoelde dag en de dag van de verificatievergadering moeten ten minste veertien dagen verlopen.

5. De verificatievergadering zal niet eerder worden gehouden dan twee maanden na de dag van de uitspraak tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling.

5. In artikel 352, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidende:

2. Indien nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en een jaar is verstreken sinds de uitspraak tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling, kan de rechter op voordracht van de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerder dan wel van de schuldenaar een dag bepalen voor de terechtzitting waarop de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt behandeld. De rechtbank bepaalt die zitting slechts als de voordracht of het verzoek vergezeld gaat van een beredeneerde verklaring van de bewindvoerder dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen.

6. Aan artikel 354 worden een nieuw derde lid en een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

3. Indien de terechtzitting is bepaald ingevolge artikel 352, tweede lid, beëindigt de rechtbank de schuldsanering slechts indien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen en van omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid onderdeel c, d of e niet is gebleken. De rechtbank kan een of meer keren haar beslissing aanhouden, hetzij voor nader onderzoek, hetzij indien uit het verslag van de bewindvoerder blijkt dat de schuldenaar op een later tijdstip geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. De rechtbank bepaalt de dag waarop de schuldsaneringsregeling eindigt met inachtneming van de termijn, bedoeld in artikel 343, tweede lid.

4. Indien de rechtbank de voordracht of het verzoek om beëindiging van de schuldsaneringsregeling afwijst, en geen toepassing geeft aan artikel 350, vijfde lid, bepaalt de rechtbank alsnog een verificatievergadering. Tussen de uitspraak en de verificatievergadering moeten ten minste veertien dagen verlopen.

B

1. In artikel 285, eerste lid,onderdeel d wordt de punt vervangen door een puntkomma.

2. In artikel 287 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

In het eerste lid komt het woord «terstond» te luiden: met de meeste spoed.

In het tweede lid komen de woorden «tien dagen» te luiden: eenentwintig dagen.

In het vierde lid komen de woorden «veertiende dag» te luiden: achtentwintigste dag.

In het achtste lid komen de woorden «tien dagen» te luiden: eenentwintig dagen.

Een nieuw negende lid wordt toegevoegd, luidende:

9. De rechtbank geeft in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.

3. Aan artikel 293 wordt, onder plaatsing van «1» voor de bestaande tekst, een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. De griffier van de rechtbank geeft van de verlening van de schuldsanering onverwijld kennis aan de administratie der posterijen. In de kennisgeving wordt melding gemaakt van de in artikel 287, negende lid, bedoelde last.

4. In artikel 320, zevende lid, vervallen de woorden «en van deskundigen, benoemd ingevolge artikel 291,». In de tweede zin van dit lid komen de woorden «hun verschotten» te luiden: de verschotten.

5. De eerste zin van artikel 320, achtste lid, komt te luiden: De kosten van de ingevolge deze titel voorgeschreven publicaties die niet uit de boedel kunnen worden voldaan, en het salaris van deskundigen komen ten laste van de Staat.

6. In artikel 322 vervallen de woorden «, eerste lid, onder a en b,».

7. In artikel 327 komen de woorden «De artikelen 102» te luiden: De artikelen 99 en 102.

8. In artikel 328 komen de woorden «, eerste lid, onder a» te luiden: derde lid.

9. In de eerste zin artikel 348 komen de woorden «, eerste lid, onder a» te luiden: derde lid.

10. In het tot derde lid vernummerde tweede lid van artikel 352 komen de woorden «De zitting» te luiden: De in het eerste en tweede lid bedoelde zitting.

C

Na artikel II wordt een nieuw artikel IIa ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIa

Na hoofdstuk 4A van de Wet Justitie-subsidies wordt een hoofdstuk 4B ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4B. SCHULDHULPVERLENING

Artikel 48c

1. Onze Minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van:

a. het optreden als bewindvoerder als bedoeld in artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet;

b. activiteiten ter ondersteuning van bewindvoerders.

2. De subsidies worden per boekjaar verstrekt.

3. De subsidies worden ter verdeling verstrekt aan een of meer door Onze Minister aan te wijzen Raden voor Rechtsbijstand.

4. De subsidies kunnen taaksgewijs worden verdeeld over de in aanmerking komende Raden.

5. De aan te wijzen Raden zijn belast met het beheer en de verdeling van de subsidies.

6. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 48d

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

a. de personen of instellingen waaraan door de Raden de subsidies kunnen worden verstrekt;

b. de wijze waarop het bedrag van de subsidies wordt bepaald;

c. de aan de subsidies voor de ontvanger verbonden verplichtingen voorzover niet reeds voortvloeiend uit de derde titel van de Faillissementswet;

d. de verlening van voorschotten;

e. de vaststelling en verdeling van een of meer subsidieplafonds.

2. In een afzonderlijk jaarplan en in een afzonderlijk verslag besteden de verantwoordelijke Raden aandacht aan hun subsidiebeleid en aan de wijze waarop zij uitvoering geven aan de derde titel van de Faillissementswet.

3. De aangewezen Raad of Raden stellen een commissie van deskundigen in. De commissie heeft een tijdelijk karakter. De commissie adviseert de Raad over de uitvoering van de derde titel van de Faillissementswet.

D

Na het nieuwe artikel IIa wordt een nieuw artikel IIb ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIb

Aan onderdeel A (Ministerie van Justitie) van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

5. Artikel 285 van de Faillissementswet.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op hetzelfde tijdstip als het voorstel van wet, houdende inwerkingtreding van en aanpassing van wetgeving aan de wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (Invoeringswet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen).

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven