25 661
Wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten met betrekking tot terugvordering en verhaal (terugvordering en verhaal in verband met herziening van het debiteurenbeleid)

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 maart 1998

1. Inleiding

Op 24 november jl. heeft de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg met mij gevoerd over het wetsvoorstel inzake het debiteurenbeleid (25 661, nr. 8). Desgevraagd heb ik tijdens dit overleg en volgend op het debat n.a.v. het verslag van een Algemeen overleg op 21 januari jl. toegezegd om nader inzicht te verstrekken in de verschillende initiatieven op het terrein van de gegevensuitwisseling en bestandskoppeling in met name de bijstandssector.

Op basis van de in de Kamer gestelde vragen geef ik u in deze brief een overzicht op de volgende aspecten:

– de rol van de gegevensuitwisseling in de uitvoering van de sociale diensten (2)

– de verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheden tussen rijk en gemeenten ten aanzien van de gegevensuitwisseling (3)

– de aard en intensiteit van de gegevensuitwisseling door de GSD-en (4)

– de noodzaak tot ordenen en faciliteren van het gegevensverkeer in het kader van:

a. het RINIS-initiatief en het Sectoraal Aanspreekpunt (SAP) gemeenten (6)

b. gegevensuitwisseling SWI: Cliënt Volg Communicatie Stelsel (CVCS) (7)

c. Inlichtingenbureau (IB): Sectoraal Aanspreekpunt gemeenten en fraudefaciliteit (8)

– het testprogramma van CVCS en Inlichtingenbureau in 10 regio's (9)

– de mogelijkheden tot implementatie in relatie tot de situatie in de uitvoering (10)

2. De rol van gegevensuitwisseling in de uitvoering

Bij de uitvoering van de bijstandswetgeving zijn er voor sociale diensten de volgende redenen om gegevens van cliënten met andere instanties uit te wisselen of bestanden aan elkaar te koppelen:

a. Uitstroom naar werk: Samenwerking Werk en Inkomen.

Sociale diensten werken met de Arbeidsvoorziening en de Uitvoeringsinstellingen Sociale Verzekeringen (Uvi's) samen binnen de SWI-projecten. Doel is om gezamenlijk cliënten toe te leiden naar de arbeidsmarkt waarbij werk voor uitkering gaat. Voor deze samenwerking is het nodig dat de drie instanties onderling gegevens uit kunnen wisselen inzake opleiding, vacatures, sollicitatiegedrag e.d.

b. Fraudebestrijding/rechtmatigheidscontrole

Sociale diensten dienen gegevens van cliënten over inkomen, leefsituatie, vermogen e.d. op juistheid te controleren. Voor veel gegevens kan deze controle het beste plaats vinden bij centrale bestanden die reeds voor andere (publieke) doeleinden zijn opgebouwd: bijv. de Belastingdienst (inkomen en vermogen), de Uvi's (dienstverbanden en andere uitkeringen), de Informatiebeheergroep (studiefinanciering). Voor deze wijze van controle is uitwisseling van de gegevens tussen GSD-en en genoemde bestanden noodzakelijk.

c. Tegengaan van niet-gebruik

De laatste tijd wordt ook gekeken naar de mogelijkheden die gegevensuitwisseling/ koppeling van bestanden biedt om niet-gebruikers van voorzieningen op te sporen: als een cliënt die bijstand ontvangt niet in de registratie van de huursubsidie of kwijtschelding gemeentelijke heffingen voorkomt kan dit wijzen op niet-gebruik.

d. Voorkomen van dubbele gegevensuitvraag

Een belangrijke algemene reden om gegevens uit te wisselen is ook het voorkomen van dubbele gegevensuitvraag: geen gegevens aan cliënten vragen die elders al geregistreerd staan (binnen de daarvoor geldende privacy-bepalingen). Hiermee wordt de dienstverlening aan de burger vergroot en wordt voorkomen dat in de diverse registraties verschillende gegevens liggen opgeslagen.

3. Bestuurlijke verhoudingen en gegevensuitwisseling

Ten aanzien van de gegevensuitwisseling in de bijstandssector is sprake van de volgende verdeling van taken en bevoegdheden over rijk en gemeenten:

Gemeenten: decentrale bevoegdheid

Ten aanzien van de bovengenoemde drie beleidsterreinen – uitstroombeleid, fraudebeleid en armoedebeleid – hebben de gemeentebesturen belangrijke decentrale bevoegdheden. De gemeenten zijn op basis van art 118 Abw verplicht om beleid te formuleren ten aanzien van uitstroom naar betaald werk en van fraude en dit beleid vast te leggen in beleidsplannen.

Ten aanzien van uitstroom naar werk hebben gemeenten de verplichting om afspraken te maken met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. In het kader van deze samenwerking worden veelal afspraken gemaakt over de wijze van gegevensuitwisseling.

Ten aanzien van fraudebeleid is sprake van een vergelijkbare situatie. In de Bijstandswet is geregeld dat B&W dienen te bepalen welke gegevens zij aan cliënten vragen en hoe zij deze gegevens op juistheid controleren (bijv. via gegevensuitwisseling). De inzet van het middel gegevensuitwisseling om fraude te bestrijden is in operationele zin primair een kwestie van gemeentelijk beleid.

Rijksbeleid: randvoorwaarden creëren

In de huidige verhoudingen is de rol van de minister van SZW beperkt tot het creëren van randvoorwaarden voor de gegevensuitwisseling. Enerzijds gebeurt dit via de wettelijke kaderstelling, bijv. de wettelijke verplichting tot kosteloze gegevensverstrekking door werkgevers en publieke organisaties aan sociale diensten e.d.(art 121 en 122 Abw).

Anderzijds kan de minister van SZW de gegevensuitwisseling stimuleren en faciliteren door financiële ondersteuning, het initiëren van experimenten en door landelijke afspraken te bevorderen over uniforme uitwisseling tussen GSD-en aan de ene kant en de Belastingdienst, Uvi's, Arbeidsvoorziening, IBG e.d. aan de andere kant. De basis hiervoor is gelegd in het Bijstandsakkoord van 1993, waarin is aangegeven dat VNG, Divosa en SZW gezamenlijk gaan bezien op welke wijze het gegevensverkeer tussen de kolommen kan worden vormgegeven en welke bronnen daarvoor moeten worden ontsloten. Deze experimenten en afspraken worden in nauwe samenwerking met de VNG gerealiseerd omdat de primaire verantwoordelijkheid voor de feitelijke gegevensuitwisseling bij de gemeenten ligt.

Op deze wijze zijn er onder andere de volgende afspraken gemaakt/experimenten gerealiseerd:

a. Belastingssignalen. Vanaf 1991 levert de Belastingdienst na afloop van ieder kalenderjaar aan alle gemeenten de inkomensgegevens op tape aan.

b. Studiefinanciering. Met de IBG zijn sinds enkele jaren landelijke afspraken over de controle op samenloop van studiefinanciering en uitkering

c. Detentie: Met het ministerie van Justitie vindt momenteel overleg plaats over de wijze waarop sociale diensten de samenloop van uitkering en detentie kunnen controleren.

d. Uvi's: In 1994 is via een experiment de eerste aanzet gegeven tot de gegevensuitwisseling met de Uvi's via het Sectoraal Aanspreekpunt (SAP) voor de werknemersverzekeringen en de Gemeenschappelijke Verwijsindex (GVI) die beide door het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv) worden beheerd.

e. De gegevensuitwisseling tussen de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland is in 1997 gestart met een pilot tussen het Eilandgebied Curaçao en Apeldoorn. Apeldoorn treedt hierbij op als intermediair voor de Nederlandse gemeenten.

f. Het samenwerkingsverband Sociale Recherche Regio Den Bosch is in overleg met het arrondissement Den Bosch per 1 september 1997 een project (experiment) gestart om in Turkije onderzoek te doen naar vermogen. SZW gaat na of onderzoek naar vermogen in het buitenland ook plaats kan vinden in andere voor de bijstandswet relevante landen.

g. Sinds 1993 hebben gemeenten de mogelijkheid van rechtstreekse raadpleging van bestanden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW);

h. Ziekenfondsen: in 1993 zijn een aantal experimenten met als inzet gegevensverkeer tussen gemeenten en ziekenfondsen ingezet om te bezien onder welke condities dit gegevensverkeer kan worden vormgegeven. Inmiddels heeft een aantal gemeenten structurele afspraken met ziekenfondsen.

4. Aard en wijze gegevensuitwisseling sociale diensten

Uit onderzoek, beleidsplannen van gemeenten, en toezichtsinformatie bestaat een redelijk omvattend inzicht in de stand van zaken van de gegevensuitwisseling bij sociale diensten: met wie zij gegevens uitwisselen, welke gegevens het betreft en via welke methode wordt uitgewisseld en hoe intensief dat alles gebeurt.

Methoden van gegevensuitwisseling

Voor gestructureerde uitwisseling van gegevens met andere registraties wordt door sociale diensten gebruik gemaakt van verschillende methoden:

a. schriftelijk: via formulieren of lijsten

b. uitwisselen van (delen van) gegevensbestanden op tapes e.d.: bijv: de jaarlijkse levering van de inkomensgegevens door de Belastingdienst aan alle Sociale Diensten

c. inkijken van (delen van) bestanden: de toegang dient te worden beperkt tot die gegevens die voor de uitoefening van de wettelijke taak noodzakelijk zijn, bijv. raadpleging van het geautomatiseerde systeem van arbeidsvoorziening door GSD-medewerkers.

d. koppeling van bestanden waarbij mutaties in de ene administratie elektronisch doorgemeld worden aan de andere bijv. van GBA en GSD-systemen binnen een gemeente.

Naast deze methoden worden door sociale diensten ook gegevens uitgewisseld in veel minder gestructureerde, doorgaans telefonische contacten.

Aard en intensiteit gegevensuitwisseling uitstroom

Met de invoering van de nAbw is bij de uitvoering van de bijstand grote nadruk komen te liggen op bevordering van de uitstroom. In dat kader zijn vele samenwerkingsinitiatieven tot stand gekomen waarbij gegevens worden uitgewisseld met Arbeidsvoorziening, uitvoerders van regelingen voor additionele arbeid en ook uitzendbureaus. Met de ontwikkeling van SWI worden deze initiatieven verder uitgebouwd en ingekaderd.

Uit gegevens van Divosa (1996) is bekend dat een beperkte groep van ruim 20% van de gemeenten, vooral de grotere sociale diensten, op reguliere basis gegevens uit het PGI-systeem van arbeidsvoorziening kan raadplegen. In de SWI-samenwerkingsverbanden is tussen 1996 en 1997 sprake van een verdubbeling van het aantal operationele samen-werkingsverbanden en dus van een forse groei van het aantal gemeentelijke sociale diensten, dat vacaturegegevens en arbeidsmarktinformatie uitwisselt met arbeidsvoorziening (Tweede foto SWI-samenwerkingsverbanden, juli 1997).

Aard en intensiteit gegevensuitwisseling fraude

Door de directie Toezicht is in het kader van de actuele onderzoeken ook onderzoek gedaan naar de bestrijding van misbruik door gemeenten (Facetten van fraudebestrijding 1995). Dit onderzoek geeft uitgebreid inzicht in het gebruik van gegevensuitwisseling voor de recht-matigheidscontrole. Enkele conclusies uit dit onderzoek:

– Alle gemeenten wisselen gegevens uit met de Belastingdienst (de zogeheten belastingsignalen).

– Alle gemeenten controleren de persoonsgegevens bij de GBA, 76% van de gemeenten meldt mutaties van cliënten tevens terug aan de GBA.

– Vrijwel 100% van de gemeenten wisselt gegevens uit met de Informatiebeheergroep (studiefinanciering), het overgrote deel vindt schriftelijk plaats (lijsten).

– Vooral schriftelijk en telefonisch worden door de gemeenten gegevens uitgewisseld met onder andere de Uvi's (bijna 100%), ziekenfondsen (95%), eigen dienst woonruimtezaken (86%) en de Vreemdelingendienst (99%). Het betreft hier veelal contact over individuele bijstandscliënten.

Gegevensuitwisseling niet-gebruik

Samen met het ministerie van VROM bereidt SZW momenteel een onderzoek voor naar de haalbaarheid van bestandsonderzoek, dan wel koppeling van bestanden, ten behoeve van het tegengaan van niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen.

De vraag is op welke wijze bestandsvergelijking en vervolgens een actieve benadering van personen hieraan kan bijdragen. In het onderzoek wordt een beperkt aantal regelingen betrokken: individuele huursubsidie, bijzondere bijstand, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en gemeentelijke reductieregelingen.

Het is de bedoeling dat in de loop van 1998 bij circa vier gemeenten pilots worden uitgevoerd. De Registratiekamer wordt nauw betrokken bij de voorbereidingen en evaluatie van de pilots. Hierbij zijn ook de SVB en de Belastingdienst betrokken. Voorts is met de gemeente Groningen contact gezocht. Resultaten worden niet eerder dan op zijn vroegst aan het eind van dit jaar verwacht.

5. Initiatieven voor ordening en facilitering van gegevensverkeer: RINIS, CVCS en Inlichtingenbureau

Met de toename van het aantal uitwisselingen wordt ook de behoefte aan een zekere mate van ordening en standaardisering groter. Enerzijds is het belastend voor individuele gemeenten als zij steeds het «wiel opnieuw moeten uitvinden». Anderzijds is het voor beheerders van centrale bestanden die bevraagd worden zeer belastend om met honderden gemeenten afspraken te moeten maken. Op de volgende terreinen zijn door de uitvoerende organisaties op het SZW-terrein in samenwerking met het departement initiatieven ontwikkeld die inspelen op de gesignaleerde behoefte aan ordening en facilitering:

a. Noodzaak van ordening gegevensstromen (RINIS)

Niet alleen binnen de bijstandssector maar ook daar buiten werd enkele jaren geleden duidelijk dat de gegevensuitwisseling steeds meer een lappendeken van initiatieven, afspraken en systemen begon te worden en dat ordening van de gegevensstromen en de methoden van uitwisseling wenselijk was. Vanuit de organisaties voor sociale verzekeringen is enkele jaren geleden het RINIS-initiatief ontwikkeld: bundeling van het gegevensverkeer via Sectorale Aanspreekpunten (SAP's). (zie 6)

b. Facilitering gegevensuitwisseling Samenwerking Werk en Inkomen (CVCS)

Het kabinetsbeleid gericht op een intensieve samenwerking van Arbeidsvoorziening, Uvi's en gemeenten vereist intensieve uitwisseling van gegevens tussen de drie kolommen. Dit is alleen mogelijk als de drie kolommen over een goed systeem van elektronische gegevens-uitwisseling en gezamenlijke elektronische dossiervorming beschikken. Het kabinet was van mening dat dit niet van de grond zou kunnen komen zonder een landelijke regie en een landelijk systeem voor deze uitwisseling. Hiervoor is door SZW in overleg met de drie kolommen het concept van het Cliënt Volg en Communicatie Stelsel (CVCS) ontwikkeld. (zie 7)

c. Verbetering gegevensuitwisseling fraudebestrijding (Inlichtingenbureau)

Ten aanzien van de gegevensuitwisseling fraude kwamen de afgelopen jaren de volgende knelpunten naar voren:

– Er is een situatie ontstaan waarin sociale diensten voor ieder gegeven dat gecontroleerd moet worden met een aparte gegevensuitwisseling te maken krijgen.

– De gegevensuitwisseling brengt voor de sociale diensten veel werk mee. Het koppelen van bestanden levert vele samenloopgevallen (hits) op die allen door de sociale diensten op fraude onderzocht moeten worden.

– Veel fraudesignalen zoals de belastingsignalen komen laat bij de sociale diensten binnen: na afloop van een kalenderjaar, als de fraude al geruime tijd aan de gang is. Het grote nadeel daarvan is, dat de fraude al lang kan lopen. Resulterende hoge fraudeschulden brengen een hoge incasso-inspanning voor GSD-en met zich mee.

Om hierin verbetering aan te brengen is onder regie van de VNG in samenwerking met Divosa en gesteund door het departement van SZW het concept van het Inlichtingenbureau ontwikkeld (zie 8)

Actualisering GFO

Ordelijk en efficiënt gegevensverkeer steunt in belangrijke mate op het beschikbaar zijn van standaards. Dergelijke standaards zijn in het verleden door de VNG neergelegd in GFO's, gemeenschappelijke functionele ontwerpen. Momenteel worden de standaards voor de definitie van gegevens van de sociale diensten door de VNG actueel gemaakt in een project dat door het departement financieel is mogelijk gemaakt. De VNG zal daarbij de gevolgen van recente en aanstaande wetswijzigingen verwerken. Bovendien zullen in het betreffende project ook definities van standaardberichten worden opgesteld. Gebruik van deze standaards zal in het licht van de hierna te behandelen initiatieven in de naaste toekomst minder vrijblijvend kunnen zijn, dan dat dit tot dusver was (zie 9).

6. RINIS en de Sectorale Aanspreekpunten

Om ordening aan te brengen in de structuur van de gegevensuitwisseling in de SZW-sector is vanuit kringen van de sociale verzekering enkele jaren geleden het initiatief genomen voor RINIS (Routerings-instituut (inter-) nationale Informatiestromen).

Het RINIS-concept

Kern van het RINIS-initiatief is dat iedere sector een eigen Sectoraal Aanspreekpunt (SAP) opzet, het «elektronisch postkantoor» van deze sector. RINIS regelt het berichtenverkeer tussen de SAP's. Alle uitvoeringsinstellingen (bijv. Uvi's of sociale diensten) binnen een sector zijn via een netwerkverbinding aan hun eigen sectorloket verbonden. Elektronisch gegevensverkeer tussen uitvoerders in verschillende sectoren verloopt via de sectorloketten.

Om vragen van de buitenwereld te kunnen beantwoorden of spontane berichten te kunnen ontvangen is het noodzakelijk dat een sector, naast een SAP, beschikt over een centrale verwijsindex. Met behulp daarvan kunnen vragen of berichten over een bepaald Sofi-nummer worden doorgeleid naar de juiste uitvoerder. Inmiddels zijn de volgende sectoren bij de Stichting RINIS aangesloten: Uvi's (via Lisv), SVB, Belastingdienst, Arbeidsvoorziening Nederland, Ministerie van Binnenlandse Zaken (GBA), Ministerie van Justitie (Landelijk Bureau Inning Ouderbijdragen resp. Detentie). Uit de zorgsector treden nu toe Zorgverzekeraars Nederland en Centraal Administratiekantoor AWBZ. Het is voorts de bedoeling dat het Inlichtingenbureau het Sectororaal Aanspreekpunt van de gemeentelijke sociale diensten zal worden. De gemeenten zullen via Gemnet, het netwerksysteem van de gemeenten/VNG, op dit Sectrorale Aanspreekpunt worden aangesloten. De mate waarin deze partijen reeds operationeel uitwisselen verschilt. De Informatiebeheergroep hoopt binnenkort aan te sluiten. Uvi's, SVB, Arbeidsvoorziening, Belastingdienst en Informatiebeheergroep beschikken over een centrale verwijsindex.

In overleg met de Registratiekamer

De ontwikkeling van het RINIS-concept vindt in nauw overleg plaats met de Registratie-kamer. Een advies over RINIS wordt binnen enkele weken verwacht. Voor de bewaking van de privacy biedt het RINIS-initiatief een aantal belangrijke waarborgen. In de eerste plaats zijn beveiligingsmaatregelen genomen tegen misbruik van de gegevens door derden. Zo worden de berichten gecodeerd verstuurd. Daarnaast kan geen ongecontroleerde uitwisseling van gegevens via RINIS plaatsvinden: voordat kan worden uitgewisseld wordt in protocollen vastgelegd welke gegevens zullen worden uitgewisseld. Het betreft alleen die gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van een wettelijke taak. Ook de ontwikkeling van het Inlichtingenbureau en CVCS vindt overigens in overleg met de Registratiekamer plaats.

Rol van minister van SZW

In lijn met de bestuurlijke verhoudingen zoals die geschetst zijn in het voorgaande, is RINIS opgezet door de uitvoeringsorganisaties in de kolommen zelf. Ik acht het RINIS-initiatief een belangrijk initiatief voor de ordening van het gegevensverkeer in de sociale en fiscale sector. Op termijn wil ik bezien of in het kader van de verdere ontwikkeling van het gegevensverkeer regelgeving noodzakelijk is en zo ja of dit impliceert dat kaders gesteld moeten worden voor het functioneren van RINIS. Omdat ook sectoren buiten mijn verantwoordelijkheid aansluiting zoeken bij RINIS, zal ik hieromtrent uiteraard brede afstemming zoeken, in het bijzonder met het departement van Binnenlandse Zaken.

7. Gegevensuitwisseling SWI: het Cliënt Volg- en CommunicatieStelsel

Een van de speerpunten van het SZW-beleid van de afgelopen jaren is de ontwikkeling van SWI geweest. Sociale diensten, Arbeidsvoorziening en de Uvi's werken binnen de SWI-aanpak samen aan de uitstroombevordering van werkloze uitkeringsgerechtigden. Kern van het beleid is dat werk boven uitkering gaat. De samenwerking dient er op gericht te zijn dat de uitkeringsafhankelijkheid beperkt wordt door samenwerking rond bemiddeling en toeleiding naar werk werk en het aanbieden van trajecten om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Centraal in de aanpak van SWI staat de totstandkoming van de Centra voor Werk en Inkomen waar de eerste intake en de matching met de beschikbare vacatures plaatsvindt.

Ik heb u over SWI uitgebreid geïnformeerd via het kabinetsstandpunt : (brief van 5 juni 1997, TK 1996–1997 25 000 XV nr. 57) en in de brief over de voortgang met betrekking tot SWI (brief van 28 november 1997. TK 1997–1998 25 600 XV nr. 36).

SWI vereist faciliteiten voor gegevensuitwisseling

Goede faciliteiten voor de uitwisseling van cliënt- en vacaturegegevens tussen de drie kolommen bevorderen de samenwerking en voorkomen dat de cliënt steeds dezelfde gegevens moet aanleveren. De kolommen hebben daarom reeds vroeg in het SWI-traject besloten om een landelijk systeem te initiëren voor het beheren en uitwisselen van gegevens: het Cliënt Volg Communicatie Stelsel, of CVCS. Het CVCS biedt de samenwerkende partijen in de regio's twee functionaliteiten:

a. een gemeenschappelijke intakemodule

Hierin kunnen de gegevens van de intake voor werk en inkomen en de arbeidsdiagnose door de samenwerkende partijen uniform worden opgevraagd en verwerkt.

b. faciliteiten voor gegevensuitwisseling

Het CVCS biedt de volgende faciliteiten voor het gegevensverkeer tussen de drie organisaties: e-mail, raadpleging van gezamenlijke elektronische dossiers («etalages») en het doormelden van mutaties via elektronische berichten.

De uitwisseling van elektronische berichten verloopt via het eerderbeschreven RINIS-model. Dit vereist wel dat er een gemeentelijk Sectoraal Aanspreekpunt beschikbaar is. Voor de na lopende testfase van CVCS wordt een Sectoraal Aanspreekpunt GSD'en op bescheiden schaal gerealiseerd. De uitwisseling via RINIS is bij uitstek geschikt voor verwerking van grote aantallen cliëntgegevens waarvan beschikbaarstelling aan de andere partijen in de samenwerking zo automatisch mogelijk moet verlopen.

Naast de uitwisseling van elektronische berichten via RINIS wordt binnen CVCS gebruik gemaakt van internettechnologie binnen een gesloten eigen netwerk (intranet). Deze technologie maakt het mogelijk met gebruikersvriendelijke middelen te zoeken naar specifieke informatie. Ook zullen binnen dit intranet faciliteiten voor e-mail worden gecreëerd.

8. Inlichtingenbureau: Sectoraal Aanspreekpunt en faciliteit rechtmatigheidscontrole

Om de gegevensuitwisseling en de controle op juistheid van gegevens van cliënten te ordenen en te vereenvoudigen is vanuit gemeentelijke kring het concept van het Inlichtingenbureau bedacht. Met financiering van het departement is dit concept onder regie van VNG en in samenwerking met Divosa vorig jaar uitgewerkt in een gedetailleerd plan. Kern van het concept is dat het gemeentelijk Sectoraal Aanspreekpunt in het kader van RINIS de cliënt-gegevens van GSD en externe bronnen binnenkrijgt waarna een vergelijking plaatsvindt en verschillen worden teruggemeld aan de GSD-en.

Eerste taak: Sectoraal Aanspraakpunt gemeenten

Zodra dit loket er is kunnen gemeenten via één stelsel met alle registraties die op RINIS zijn aangesloten gegevens uitwisselen. De verschillende aparte methodieken van uitwisseling per registratie kunnen dan vervallen. Vanuit het gemeentelijk SAP worden voor de 540 gemeenten de aansluitingen met de Belastingdienst, IBG e.d. gerealiseerd.

Tweede taak: vergelijken van gegevens bron en GSD

In het concept van het Inlichtingenbureau wordt aan het Sectoraal Aanspraakpunt gemeenten een tweede taak toegevoegd: het elektronisch vergelijken van de gegevens die cliënten aan GSD-en verstrekken met de gegevens van de aangesloten registraties. Als een cliënt bij een sociale dienst bijv. een dienstverband of een studiebeurs verzwijgt komt dit bij een vergelijking met de gegevens van de Uvi's en de IBG boven water. Uit een matching van gegevens komen echter ook signalen van rechtmatige samenloop (niet overlappende periodes, gemelde inkomsten, e.d.). Het Inlichtingenbureau vergelijkt voor de GSD-en vast alle gegevens en zendt vervolgens alleen de significante verschillen terug naar de sociale dienst, die de cliënt hiermee kan confronteren. Op deze wijze kunnen gemeenten worden «verlost» van het vele uitzoekwerk van samenloopsignalen, dat inherent is aan veel van de huidige uitwisselingen.

9. Testprogramma van CVCS en IB in 10 regio's

Afronding plannen. Start testfase CVCS

Vorig jaar zijn zowel de plannen voor het CVCS als het Inlichtingenbureau uitgewerkt. Voor beide trajecten wordt door mij een uitgebreide praktijktest noodzakelijk geacht voordat een definitieve beslissing kan worden genomen over implementatie. Ten aanzien van het CVCS is met de vertegenwoordigers van VNG, Lisv en Arbvo afgesproken dat de drie organisaties het CVCS zullen testen in een achttal regio's. Zij hebben hiervoor de stichting CVCS opgericht. Afgesproken is dat ik zal zorgen voor de noodzakelijke randvoorwaarden: financiële middelen en indien nodig kaderstelling via weten regelgeving.

Testen van IB binnen testprogramma CVCS

Met de VNG heb ik afgesproken om het testen van het Inlichtingenbureau te integreren binnen het testprogramma van het CVCS, onder regie van de stichting CVCS waarin de VNG vertegenwoordigd is. De redenen voor deze integratie waren de volgende:

– CVCS en Inlichtingenbureau maken gebruik van dezelfde (RINIS-) infrastructuur. Voor beide trajecten is de realisering van een gemeentelijk Sectoraal Aanspreekpunt noodzakelijk.

– In beide trajecten is sprake van gegevensuitwisseling tussen GSD-en en Uvi's

– De noodzaak van een beheerste invoering van beide trajecten bij gemeenten. Hierbij is van belang dat aanvankelijk (eind 1996) sprake was van een operationele toepassing van IB geheel binnen het gemeentelijk domein, zonder verplichte aansluiting van gemeenten, en zonder noodzaak van wetgeving.

Medio 1997 bleek evenwel dat de voorbereidende werkzaamheden tot de conclusie hadden geleid dat de benodigde aanpassingen beduidend ingrijpender en initieel duurder zijn en een aantal wetswijzigingen met zich mee zouden moeten brengen teneinde de rijksverantwoordelijkheid nader te regelen. Dit bracht de noodzaak met zich mee de risico's van gelijktijdige implementatie bij gemeenten van beide zware IT-trajecten onder ogen te zien. De laatste jaren zijn de grenzen van de verandercapaciteit van de sociale diensten op het terrein van automatisering meerdere malen in beeld gekomen. Dit brengt met zich mee dat zonodig prioriteiten gesteld moeten worden m.b.t. de volgorde van implementatie van overigens beide noodzakelijke trajecten zoals reeds aangegeven in het Algemeen overleg van 19 juni 1997. Het spreekt daarbij vanzelf dat het effectief verminderen van instroom en bevorderen van uitstroom door betere toeleiding naar de arbeidsmarkt ook bijdraagt aan het vergroten van de effectiviteit van de fraudebestrijding.

Pilotprogramma en evaluatie

Het pilotprogramma waaraan zo'n 10 regio's in Nederland zullen deelnemen is eind 1997 van start gegaan. Er wordt naar gestreefd in 6 regio's alleen het CVCS te beproeven; dit zal in 4 andere worden gecombineerd met het testen van de gegevensuitwisseling fraude. Voor het testen van de Inlichtingenbureau-faciliteiten in deze 4 regio's heb ik nog onlangs een aanvullende subsidie van 3,3 mln. gulden beschikbaar gesteld aan de stichting CVCS. De volgende regio's bereiden zich concreet voor: Ede, Nieuwe waterweg, Zaanstad, Flevoland, Utrecht, Amstelland, en Nijmegen. Met verschillende regio's vindt nu overleg plaats over de in te richten combi-pilots CVCS/IB.

Te te testen IB-functionaliteit betreft de samenloop van wit inkomen met een bijstandsuitkering. Hiervoor zullen RINIS-berichten worden uitgewisseld via het reeds bestaande SAP van de uitvoerders werknemersverzekeringen (UVI's) bij het Lisv. Dit biedt de mogelijkheid voor een snelle en systematische controle op wit inkomen (via de registratie van dienstverbanden en uitkeringen) binnen de kaders van de privacyregels. Op dit moment vindt deze controle op inkomen nog plaats aan de hand van gegevens van de Belastingdienst. Deze zijn echter pas na afloop van een kalenderjaar beschikbaar hetgeen resulteert in hoog oplopende fraudebedragen.

De evaluatie van het pilotprogramma zal worden uitgevoerd door het departement. Centraal staan de volgende vragen:

1. werkt het technisch gezien?

2. worden SWI en de fraudebestrijding er efficiënter en effectiever van?

3. welke maatregelen zijn nodig voor een succesvolle implementatie van beide trajecten?

Eind 1998: definitieve beslissing

De pilots zullen naar verwachting eind 1998 zijn afgerond. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zal in overleg met de drie kolommen een definitieve go/no go-beslissing moeten worden genomen over voortgang van het CVCS en het Inlichtingenbureau.

Indien besloten wordt tot een landelijke implementatie van beide systemen zullen tevens beslissingen moeten worden genomen over de wijze van implementatie, het tempo en de wijze van ondersteuning Op dat moment zal ook duidelijk moeten zijn welke randvoorwaarden van de kant van de rijksoverheid nodig zijn in de sfeer van wettelijke kaders en financiering. Tevens zal dan een beslissing moeten worden genomen ten aanzien van de bestuurlijk juridische verankering van beide trajecten. Ik zal u hierover te zijner tijd nader informeren.

10. Implementatie CVCS en IB bij de sociale diensten

De invoering van het CVCS en het Inlichtingenbureau vragen grote inspanningen van de gemeenten met name op het punt van automatisering. Systemen moeten worden aangepast, koppelingen mogelijk gemaakt, bestanden zo nodig verbeterd, beheertaken verbijzonderd. Een goede afweging van aard en tempo van de invoering van CVCS en IB is dus noodzakelijk. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de kwetsbare situatie bij veel gemeentelijke sociale diensten op het vlak van kwaliteit en aansturing van de eigen, lokale automatisering.

De geautomatiseerde ondersteuning van de uitvoering van de bijstand is binnen de huidige bestuurlijke verhoudingen primair een zaak van de gemeenten. Het is aan de gemeenten om te bepalen hoe zij deze geautomatiseerde ondersteuning in willen richten en of zij hun GSD-software zelf ontwikkelen of dat zij dit betrekken van IT-leveranciers. Een beperkt aantal van de grotere gemeenten ontwikkelt de eigen software, het overgrote deel van de gemeenten maakt gebruik van één van de standaardsoftware-pakketten van de vier leveranciers die thans complete GSD-applicaties aanbieden.

In samenwerking met VNG en Divosa tracht ik de Sociale Diensten zo veel mogelijk te faciliteren en ondersteunen bij de verbetering van hun bedrijfsvoering en automatisering: o.a. via de activiteiten van de Landelijke Veranderingsorganisatie (LVO) en de opvolger daarvan, de Taskforce Kwaliteit Bijstand. Ook de actualisering van het GFO voor de sociale diensten moet in dat licht worden bezien.

Toch is daarmee de weg niet vrij voor een onbezorgde invoering van het CVCS en IB vanaf voorjaar 1999. Diverse andere wetswijzigingen moeten in 1998 en 1999 in de gemeentelijke uitvoering hun beslag krijgen, ook in de geautomatiseerde systemen. Te voorzien valt dat dit nog een substantiële inspanning van gemeenten en software-leveranciers vergt. Daarnaast valt te verwachten dat het jaar 2000 voor een groot deel van de ondersteunende geautomatiseerde systemen van Sociale Diensten aanzienlijke consequenties heeft. Inmiddels vindt een nadere inventarisatie plaats van de omvang van die millenniumrisico's. Reparatie en testen zal tijd en capaciteit van veel gemeenten vergen. In de loop van dit jaar dient een beter inzicht te komen in de mate waarin de millenniumproblematiek de Sociale Diensten de komende anderhalf jaar zal bezig houden. Met Biza, de VNG, de TKB en Divosa heb ik afspraken over de ondersteuning van gemeenten bij de oplossing van het millennium-probleem gemaakt. Een landelijk opererend kenniscentrum zal faciliteren, monitoren, informatie verstrekken, afspraken met IT-leveranciers voorbereiden e.d. De kosten van deze activiteiten zullen uit de SZW-begroting worden gefinancierd.

Evident is dat de informatie die in de loop van dit jaar beschikbaar komt over de invoering van lopende wetswijzigingen, maar vooral ook over de inspanningen die nodig zijn om de millenniumrisico's het hoofd te bieden, betrokken zal worden bij de afweging hoe en in welk tempo CVCS en Inlichtingenbureau kunnen worden ingevoerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven