Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25661 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25661 nr. 10 |
Ontvangen 4 december 1997
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel A, artikel 78b, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd:
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid.
In artikel I, wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 87, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 14f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.
In artikel III wordt in artikel 25b na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
In artikel III wordt – onder aanduiding van de bestaande tekst als onderdeel A, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 20f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.
In artikel IV wordt in artikel 25b na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
In artikel IV wordt – onder aanduiding van de bestaande tekst als onderdeel A, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 20f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.
Aan artikel V, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 25.
In artikel V wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 36a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 27g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel V, onderdeel B, artikel 36b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel VI, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49.
In artikel VI wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 33a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 45g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel VI, onderdeel B, artikel 33b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel VII, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 80.
In artikel VII wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 57a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 29g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel VII, onderdeel B, artikel 57b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel VIII, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 78.
In artikel VIII wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 48a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 20g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel VIII, onderdeel B, artikel 48b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel IX, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 12.
In artikel IX wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 20a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 14g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel IX, onderdeel B, artikel 20b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel X, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49.
In artikel X wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 24a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 17i is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel X, onderdeel B, artikel 24b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel XI, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 15.
In artikel XI wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 24a, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 17g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel XI, onderdeel B, artikel 24b, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel XII, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 35.
In artikel XII wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 54, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel XII, onderdeel B, artikel 55, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel XIII, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70.
In artikel XIII wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 64, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel XIII, onderdeel B, artikel 65, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
Aan artikel XIV, onderdeel A, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 62.
In artikel XIV wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 56, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel XIV, onderdeel B, artikel 57, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid. In het tweede lid wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.
In artikel XVII, onderdeel A, artikel 21a, wordt na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 45.
In artikel XVII wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 21, zesde lid, wordt vervangen door:
6. Artikel 29g, vijfde tot en met tiende lid, van de WAO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
In artikel XVII, onderdeel B, artikel 35a, wordt na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 45.
Aan artikel XVII wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel 35, zevende lid, wordt vervangen door:
7. Artikel 29g van de WAO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
Met dit amendement wordt beoogd om:
– een aansluiting en afstemming te realiseren op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Faillissementswet);
– een sociale norm te implementeren, nl. niet langer dan drie jaar rond moeten komen van een inkomen op de beslagvrije voet (conform schuldsanering);
– een onderscheid te maken tussen de aflossingsregel van «normale» en «fraude» schulden.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in relatie tot bijzondere inkomensbestanddelen (b.v. de extra bijdrage in de energiekosten, eenmalige premies vanwege scholing e.d.).
Noorman-den Uyl
Bakker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25661-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.