25 654
Verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Gelderland in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I ALGEMEEN

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)

Tegelijk met het onderhavige wetsvoorstel is een voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Buren, Lienden en Maurik en een voorstel van wet tot gemeentelijke herindeling in de Bommelerwaard ingediend. Indien deze wetsvoorstellen vóór begin september 1998 door de beide Kamers der Staten-Generaal zijn aanvaard en de beoogde herindelingen derhalve op 1 januari 1999 ingaan, zouden in de betrokken gemeenten in hetzelfde jaar tweemaal gemeenteraadsverkiezingen moeten plaatsvinden: de reguliere verkiezingen op 4 maart 1998 en de herindelingsverkiezingen in het najaar van 1998. Dit is niet wenselijk.

In het verleden, toen zich vergelijkbare situaties hebben voorgedaan, is gekozen voor het treffen van een voorziening op grond waarvan de zittende raden van de gemeenten die zullen worden opgeheven in functie blijven tot het moment waarop de voorgestelde herindelingen effectief zullen worden. Laatstelijk heeft dat geresulteerd in de wet van 15 december 1993 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Zeeland in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (Stb. 672).

Nu wederom deze situatie kan worden verwacht, acht ik het noodzakelijk dat terzake een wettelijke voorziening wordt getroffen, waarbij wordt geregeld dat de reguliere verkiezingen van de raden van de betrokken gemeenten, die op 4 maart 1998 zouden plaatsvinden, niet doorgaan. Uitstel van de reguliere verkiezing dient bij wet te geschieden, en wel vóór de dag van de kandidaatstelling voor die verkiezing, te weten 20 januari. Tot het moment, dat het voorstel kracht van wet heeft, zullen de betreffende gemeentebesturen de wettelijk voorgeschreven handelingen ter voorbereiding van de reguliere verkiezing moeten verrichten.

In verband met dit laatste zou ik er bij de Staten-Generaal op aan willen dringen, de behandeling van in ieder geval het onderhavige wetsvoorstel, met de grootst mogelijke spoed te doen plaatsvinden.

Ten overvloede merk ik daarbij op, dat voorzover dit zal leiden tot een afzonderlijke behandeling van het wetsvoorstel ik hiermee geenszins een voorschot wil nemen op de inhoudelijke discussie over de herindelingsvoorstel met betrekking tot de gemeenten Buren, Lienden en Maurik en de gemeenten in de Bommelerwaard. Indien deze herindelingsvoorstellen, of één hiervan, zouden worden verworpen, voorziet het onderhavige wetsvoorstel erin dat alsnog op 2 december 1998 in de betrokken gemeenten raadsverkiezingen zullen plaatsvinden.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

In dit artikel wordt geregeld, dat de zittingsperiode van de thans zitting hebbende raden van de gemeenten Ammerzoden, Brakel, Hedel, Heerewaarden, Kerkwijk, Maasdriel, Rossum, Zaltbommel, Buren, Lienden en Maurik wordt verlengd tot het moment waarop de voorgestelde herindelingen effectief zullen worden, te weten 1 januari 1999. Indien vóór het najaar van 1998 het herindelingsvoorstel tot wet is verheven en in het Staatsblad is geplaatst, vinden ingevolge de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) op een door gedeputeerde staten van Gelderland te bepalen tijdstip in het najaar van 1998 verkiezingen plaats voor de raden van de nieuw te vormen gemeenten.

Artikel 2

In het eerste lid wordt geregeld, dat de kandidaatstelling voor de verkiezingen van de leden van de raden van de gemeenten Ammerzoden, Brakel, Hedel, Heerewaarden, Kerkwijk, Maasdriel, Rossum en Zaltbommel, respectievelijk Buren, Lienden en Maurik, plaatsvindt op 20 oktober 1998, indien het betrokken herindelingsvoorstel niet tijdig, dat wil zeggen niet uiterlijk 18 september 1998, tot wet verheven zal zijn dan wel door de Staten-Generaal wordt verworpen. De verkiezingen vinden dan op grond van artikel J 1 van de Kieswet plaats op de 43e dag na de kandidaatstelling: 2 december 1998.

Voor de in het eerste lid beschreven situatie wordt in het tweede lid een aantal termijnen, onder meer betreffende de registratie van politieke groeperingen en het onderzoek van de geloofsbrieven verkort.

De laatstgenoemde verkorting vloeit voort uit het feit dat krachtens artikel 1 de leden van de betrokken gemeenteraden op 1 januari 1999 aftreden. Die verkorting van de termijnen komt overeen met de verkorting van termijnen zoals die gewoonlijk bij gemeentelijke herindelingen plaats heeft. In gevallen van herindelingsverkiezingen komt de bevoegdheid tot verkorting van de termijnen toe aan gedeputeerde staten (Wet arhi, artikel 55, derde lid).

De zittingsduur van de op grond van deze bepaling te kiezen gemeenteraden wordt op grond van het derde lid zodanig verkort dat deze tegelijkertijd eindigt met de zittingsduur van de raden die op 4 maart 1998 zijn gekozen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Naar boven