nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I ALGEMEEN
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Tegelijk met het onderhavige wetsvoorstel is een voorstel van wet tot
samenvoeging van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen ingediend. Indien
dat wetsvoorstel vóór begin september 1998 door de beide Kamers
der Staten-Generaal is aanvaard en de beoogde herindeling derhalve op 1 januari
1999 ingaat, zouden in het betrokken gebied in hetzelfde jaar tweemaal gemeenteraadsverkiezingen
moeten plaatsvinden: de reguliere verkiezingen op 4 maart 1998 en de herindelingsverkiezingen
in het najaar van 1998. Dit is niet wenselijk.
In het verleden, toen zich vergelijkbare situaties hebben voorgedaan,
is gekozen voor het treffen van een voorziening op grond waarvan de zittende
raden van de gemeenten die zullen worden opgeheven in functie blijven tot
het moment waarop de voorgestelde herindeling effectief zal worden. Laatstelijk
heeft dat geresulteerd in de wet van 15 december 1993 tot verlenging van de
zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Zeeland
in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten
(Stb. 672).
Nu wederom deze situatie kan worden verwacht, acht ik het noodzakelijk
dat terzake een wettelijke voorziening wordt getroffen, waarbij wordt geregeld
dat de reguliere verkiezingen van de raden van de drie betrokken gemeenten,
die op 4 maart 1998 zouden plaatsvinden, niet doorgaan. Uitstel van de reguliere
verkiezing dient bij wet te geschieden, en wel vóór de dag van
de kandidaatstelling voor die verkiezing, te weten 20 januari. Tot het moment,
dat het voorstel kracht van wet heeft, zullen de betreffende gemeentebesturen
de wettelijk voorgeschreven handelingen ter voorbereiding van de reguliere
verkiezing moeten verrichten.
In verband met dit laatste zou ik er bij de Staten-Generaal op aan willen
dringen, de behandeling van in ieder geval het onderhavige wetsvoorstel, met
de grootst mogelijke spoed te doen plaatsvinden.
Ten overvloede merk ik daarbij op, dat voorzover dit zal leiden tot een
afzonderlijke behandeling van het wetsvoorstel ik hiermee geenszins een voorschot
wil nemen op de inhoudelijke discussie over het herindelingsvoorstel met betrekking
tot de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen. Indien het herindelingsvoorstel
namelijk zou worden verworpen, voorziet het onderhavige wetsvoorstel erin
dat alsnog op 2 december 1998 in de drie betrokken gemeenten raadsverkiezingen
zullen plaatsvinden.
II ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1
In dit artikel wordt geregeld, dat de zittingsperiode van de thans zitting
hebbende raden van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen wordt verlengd
tot het moment waarop de voorgestelde herindeling effectief zal worden, te
weten 1 januari 1999. Indien vóór het najaar van 1998 het herindelingsvoorstel
tot wet is verheven en in het Staatsblad is geplaatst, vinden ingevolge de
Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) op een door gedeputeerde staten
van Overijssel te bepalen tijdstip in het najaar van 1998 verkiezingen plaats
voor de raad van de nieuw te vormen gemeente Deventer.
Artikel 2
In het eerste lid wordt geregeld, dat de kandidaatstelling voor de verkiezingen
van de leden van de raden van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen
plaatsvindt op 20 oktober 1998, indien het herindelingsvoorstel niet tijdig,
dat wil zeggen niet uiterlijk 18 september 1998, tot wet verheven zal zijn
dan wel door de Staten-Generaal wordt verworpen. De verkiezingen vinden dan
op grond van artikel J 1 van de Kieswet plaats op de 43e dag na de kandidaatstelling:
2 december 1998.
Voor de in het eerste lid beschreven situatie wordt in het tweede lid
een aantal termijnen, onder meer betreffende de registratie van politieke
groeperingen en het onderzoek van de geloofsbrieven verkort.
De laatstgenoemde verkorting vloeit voort uit het feit dat krachtens artikel
1 de leden van de betrokken gemeenteraden op 1 januari 1999 aftreden. Die
verkorting van de termijnen komt overeen met de verkorting van termijnen zoals
die gewoonlijk bij gemeentelijke herindelingen plaats heeft. In gevallen van
herindelingsverkiezingen komt de bevoegdheid tot verkorting van de termijnen
toe aan gedeputeerde staten (Wet arhi, artikel 55, derde lid).
De zittingsduur van de op grond van deze bepaling te kiezen gemeenteraad
wordt op grond van het derde lid zodanig verkort dat deze tegelijkertijd eindigt
met de zittingsduur van de raden die op 4 maart 1998 zijn gekozen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort