nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de artikelen 140 en 443 van het Wetboek van Strafrecht.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
24 september 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een zwaardere
straf te stellen op het deelnemen aan en leiden van organisaties die tot oogmerk
hebben het plegen van misdrijven, alsmede op het overtreden van een noodbevel;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 140 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt het woord «vijf» vervangen door
«zes» en wordt het woord «vierde» vervangen door «vijfde»;
b. Het derde lid komt als volgt te luiden:
3. Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen
met een derde worden verhoogd.
B
In artikel 443 wordt het woord «twee» vervangen door «drie».
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,