25 635
Invoering WEB

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 26 november 1998

Hierbij bied ik u het inspectierapport «De kwaliteitszorgverslagen 1998» en «de Analyse kwaliteitszorgverslagen 1998» van de Bve Raad aan1 , vergezeld van mijn beleidsreactie op de bevindingen van de inspectie en de Bve Raad.

1. VOORAF: aansluitend beeld 1998 op het beeld 1997

Het inspectierapport geeft een landelijk beeld van de staat en de ontwikkeling van de kwaliteitszorg bij 102 instellingen in de BVE-sector, waaronder 41 bekostigde en 61 niet bekostigde instellingen, gebaseerd op de kwaliteitszorgverslagen die deze instellingen in 1998 hebben ingediend. Het kwaliteitszorgverslag is een verplichting ex artikel 1.3.6., tweede lid, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Ook in 1997 heeft de inspectie een rapport uitgebracht over de kwaliteitszorgverslagen 1997 van 24 bekostigde instellingen. Dat rapport is, vergezeld van een beleidsreactie en enige achtergrondinformatie over het kwaliteitszorgbeleid onder de WEB, aan u aangeboden (d.d. 8-12-1997).

Er bestaat nu een beeld van de staat van de kwaliteitszorg van alle instellingen (zowel van de bekostigde als de niet-bekostigde) op basis van hun eerste kwaliteitszorgverslag. De instellingen mochten zich in dit eerste kwaliteitszorgverslag beperken tot voornamelijk de beschrijving van de opzet van het kwaliteitszorgstelsel; de beschrijving en verantwoording van de werking van het kwaliteitszorgstelsel op een aantal onderdelen was in deze eerste cyclus facultatief. De inspectie heeft de kwaliteitszorg beoordeeld op het punt van een adequate beschrijving van het stelsel en op de mate waarin het stelsel werkt. Bij de beoordeling heeft de inspectie het feitelijk beeld (op elk van de vijf standaarden die de inspectie heeft gehanteerd) afgezet tegen het ideaal-beeld.

Hoewel het rapport 1998 betrekking heeft op andere instellingen en meersoortige instellingen evenals een later tijdstip wordt tevens enige vergelijking gemaakt met het beeld-1997.

Ook de Bve Raad heeft een (landelijke) analyse uitgevoerd van de kwaliteitszorgverslagen 1998. Hierin wordt een – overzichtelijke, gekwantificeerde – specificatie gegeven van het beeld van uitsluitend de bekostigde instellingen; maar het bevat geen volledig beeld (namelijk van 32 van de 41 instellingen). In deze rapportage wordt een vergelijking gemaakt met het beeld-1997 (dat betrof 21 van de 24 bekostigde instellingen).

2. BELEIDSREACTIE

De voorliggende beleidsreactie komt in grote lijnen overeen met de vorige, bovengenoemde beleidsreactie.

2.1. Weging van de situatie: bemoedigende start

Het overall-beeld dat uit het inspectierapport 1998 over de beoordeelde 102 instellingen naar voren komt, is in grote lijnen gelijkluidend aan het beeld in 1997 over de 24 instellingen: de ontwikkeling van de kwaliteitszorg bij de instellingen bevindt zich in een beginstadium. Dit is ook de conclusie van de Bve Raad ten aanzien van de bekostigde instellingen. De meeste bekostigde instellingen zijn nog bezig met het op gang brengen en uitwerken van hun organisatorische inrichting en, in het verlengde daarvan, de inrichting van hun kwaliteitzorgstelsel, aldus de inspectie. Veel door de instellingen beschreven elementen bevinden zich nog in de plan- of inrichtingssfeer en zijn nog niet operationeel.

De huidige staat van de kwaliteitszorg hoeft geen verbazing te wekken, gezien het feit dat de meeste bekostigde instellingen eerst recentelijk gevormd zijn en voor een breed geheel aan implementatievraagstukken staan, en bovendien de wettelijke verplichting tot het ontwikkelen en onderhouden van een kwaliteitszorgstelsel van recente datum is. De inspectie heeft er in het voorgaande rapport-1997 op gewezen dat het zeker 7 tot 10 jaar vergt om een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem op te zetten. Instellingen hebben derhalve nog een lange weg te gaan.

Het is verheugend te constateren dat de inspectie concludeert dat er – in vergelijking met de 24 instellingen in 1997 – door de instellingen in 1998 enkele stappen meer in de goede richting zijn gezet en enige progressie is waar te nemen in de ontwikkeling van de kwaliteitszorgverslagen en de kwaliteitszorgstelsels. De «lichting 1998» komt iets beter naar voren dan de «lichting 1997». De inspectie constateert onder meer relatieve vooruitgang op de volgende onderdelen:

* meer bewustzijn van het belang van een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem evenals van het belang van managementinformatiesystemen,

* meer beschrijving van de kwaliteitszorgterreinen kwalificering en toegankelijkheid,

* meer aandacht voor de examinering in de kwaliteitszorgverslagen,

* meer aanwezige voorwaarden of aanzetten voor zelfcorrigerend vermogen.

De inspectie wijst erop dat waarschijnlijk een positieve invloed is uitgegaan van de toenemende duidelijkheid, die in de betreffende periode rond allerlei WEB-mechanismen is ontstaan. Mogelijk is ook, zoals de inspectie opmerkt, de andere samenstelling van de groep instellingen van invloed daarop.

In het licht van het bovenstaande beoordeel ik – evenals de situatie van de kwaliteitszorg van de 24 instellingen in 1997 – de huidige situatie van de 102 instellingen in 1998 als bemoedigend.

In het inspectierapport 1998 komt – in tegenstellingen tot het rapport 1997 – ook het beeld van de niet-bekostigde instellingen aan de orde. De inspectie constateert dat de grotere niet-bekostigde instellingen in den regel al wat langer bezig zijn en onderdelen niet alleen in opbouw maar ook operationeel hebben. De kwaliteitszorg van deze instellingen bevindt zicht op een relatief hoger peil dan de bekostigde instellingen. Daarentegen zijn bij kleine niet-bekostigde instellingen relatief minder expliciete activiteiten waarneembaar. Het betreft hier veelal «kleinbedrijven» waarvoor de bestaande systemen van kwaliteitszorg vaak niet goed zijn toegesneden. De formele eisen van de regeling en het toetsingskader van de inspectie zijn van dien aard dat het moeilijker is de kwaliteitszorg en het zelfcorrigerend vermogen van deze instellingen op waarde te schatten.

Het rapport van de Bve Raad geeft een gespecificeerd beeld van (een deel van) de bekostigde instellingen. De Bve Raad concludeert dat de meeste instellingen voldoen aan de kern van de verplichtingen van de regeling; vergelijking van de (landelijke) scores 1998 met de scores 1997 toont kleine verschillen.

2.2. Aanpak voor het vervolg: mijlpalen voor 1999

Het voorgaande laat onverlet dat er nog hard gewerkt zal moeten worden door de instellingen om te kunnen voldoen aan de condities die zijn geformuleerd voor de kwaliteitszorgverslagen in 1999.

In de beleidsreactie op de rapportages kwaliteitszorgverslagen 1997 van de inspectie en de Bve Raad zijn deze condities aangegeven, te weten:

1) een expliciet commitment van de Colleges van Bestuur van de instellingen aan de verdere invoering van het kwaliteitszorgstelsel;

2) de formulering van de inhoudelijke beleidsprioriteiten voor kwaliteitszorg die een duidelijke relatie met de missie van de instelling hebben;

3) een snelle ontwikkeling van het managementinformatiesysteem;

4) een goede centrale en decentrale organisatie1 van het kwaliteitszorgstelsel in de instelling;

5) operationalisering van de deelgebieden uit de kwaliteitszorgterreinen.

Deze condities zijn door de inspectie in haar rapportage-1997 geformuleerd en over de hantering ervan zijn bestuurlijke afspraken gemaakt in de EB-kamer met betrokken partijen. Het betreft de elementen, die als reëel haalbare doelen voor instellingen worden beschouwd voor de eerstvolgende cyclus van kwaliteitszorgverslagen (indiening 1 mei 1999).

In het inspectierapport 1999 zal duidelijk worden in welke mate de gerealiseerde situatie 1999 voldoet aan de overeengekomen streefsituatie 1999 (zoals weergegeven in bovenstaande condities).

Met bovengenoemde aanpak wordt de feitelijke situatie dus niet alleen – zoals bij de beoordeling in 1997 en 1998 – vergeleken met de meest ideale eindsituatie, maar tevens met de streefsituatie die uitgaande van een «normaal» ontwikkelingsproces op dat moment te verwachten is. Zo'n benadering biedt ook betere mogelijkheden om instellingen die wat betreft hun kwaliteitszorgstelsel al te negatief afwijken van de verwachtingen voor dat moment, op die situatie aan te spreken.

Met het oog op de aanbevelingen van de Bve Raad tot nadere specificatie van het toetsingskader van de inspectie zal ik de inspectie verzoeken bij de nadere uitwerking van het toetsingskader de Bve Raad evenals Paepon te raadplegen.

De inspectie zal in december een conferentie organiseren met de 102 instellingen die dit jaar een kwaliteitszorgverslag hebben ingediend. (In december 1997 heeft de inspectie een conferentie georganiseerd voor de 24 instellingen die in 1997 een kwaliteitszorgverslag hebben ingediend.)

Vervolgstappen:

– De instellingen werken het kwaliteitszorgstelsel verder uit en leveren vóór 1 mei 1999 het kwaliteitszorgversag 1999 in.

– De inspectie beoordeelt de kwaliteitszorg(verslagen) van de instellingen aan de hand van de boven omschreven vijf verwachtingen.

Vóór 1 augustus 1999 levert de inspectie een instellingsrapportage met een gemotiveerd oordeel aan elke instelling.

Indien een instelling in negatieve zin duidelijk afwijkt van de genoemde vijf verwachtingen zal de inspectie met de betreffende instelling afspraken maken over een verbetertraject.

– De inspectie levert vóór 1 november 1999 de landelijke rapportage 1999 met een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en de conclusies van de inspectie. Ik heb het voornemen de inspectie te vragen in haar rapport ook bevindingen per instelling beknopt weer te geven. Dat voornemen zal ik in de EB-Kamer van 3 december met de instellingen bespreken

– Het inspectierapport wordt vergezeld van een beleidsreactie eind 1999 aan de Kamer aangeboden. In de beleidsreactie zullen op basis van onder meer het inspectierapport 1999 de verwachtingen voor 2001 worden geformuleerd (in dat jaar leveren de instellingen voor de derde maal hun kwaliteitszorgverslag).

2.3. Kwaliteitszorgverslagen exameninstellingen

Op 1 mei 1999 zullen ook de exameninstellingen een kwaliteitszorgverslag indienen op grond van de Regeling inrichting kwaliteitszorgverslag Exameninstellingen. Dit betreft hun eerste kwaliteitszorgverslag. De bevindingen van de inspectie zullen worden opgenomen in het inspectierapport Kwaliteitszorgverslagen exameninstellingen 1999.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Bijzondere aandacht acht ik onder andere nodig voor de in het inspectierapport 1998 gesignaleerde lacune dat instellingen nog onvoldoende duidelijk maken of er sprake is van een dekking van alle opleidingen in het kwaliteitzorgstelsel; in het verslag moet duidelijk worden aangegeven welke opleidingen er zijn en in welke clusters die zijn ondergebracht.

Naar boven