nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 1998
Tijdens de behandeling van de Machtigingswet Waarborgfonds Zorgsector,
d.d. 5 november jongstleden heb ik op vragen van met name de heer Weekers
(VVD) toegezegd nadere informatie te verschaffen over het rentevoordeel
dat instellingen moeten kunnen behalen, ook in de overgangsperiode waarin
nog geen systeem van volledige normering van rentekosten beschikbaar is.
Naar aanleiding hiervan bericht ik u als volgt.
Onderdeel van de waarborgfondsconstructie is dat de huidige systematiek
die geldt voor de wijze waarop rentekosten in de instellingsbudgetten worden
verdisconteerd, wordt aangepast. Voor de kosten van korte rente is al wel
normering van toepassing; voor de kosten van lange rente is evenwel nog sprake
van nacalculatie zij het dat de instellingen zich hierbij moeten houden aan
een bepaald protocol. Dit betekent dat de normering nog niet volledig is.
Wanneer de normering volledig is wordt het voor de zorginstelling financieel
lonend om de laagst mogelijke rentekosten te realiseren. Door middel van borging
bij het waarborgfonds kan een rentevoordeel worden bereikt.
Oogmerk is derhalve het volledig normeren van de rentekosten. In technische
zin is dit een lastige aangelegenheid.
In 1997 is door NVZ/GGZN een eerste voorstel voor lange termijnnormering
ingediend bij het Cotg. Mede op advies van KPMG werd evenwel besloten dit
voorstel niet te volgen. Jongstleden augustus hebben NVZ/GGZN een (nieuw)
aantal modellen voor de lange termijnnormering aan het Cotg voorgelegd. Deze
modellen worden momenteel in technisch overleg in WTG-verband besproken.
Gezien het complexe karakter valt evenwel niet te verwachten dat snel
een werkbaar systeem van lange termijnnormering c.q. volledige normering beschikbaar
zal zijn.
Het voorgaande noopt tot een overgangsregeling die zeker stelt dat toch
rentevoordeel behaald kan worden gedurende de periode dat nog geen systeem
van lange termijnnormering c.q. volledige normering beschikbaar is.
In de overgangsregeling die door NVZ/GGZN ook aan het Cotg is voorgelegd
wordt aangesloten bij de bestaande protocollering voor de kosten van lange
rente, in die zin dat naast de bestaande bepalingen opgenomen wordt dat offertes
aangevraagd dienen te worden voor geborgde leningen. Het afsluiten van geborgde
leningen moet daarbij leiden tot vergoeding (in het budget) van rentekosten
op basis van de offerte met de laagste rente vermeerderd met een opslag, waarbij
gedacht wordt aan een marge van 0,6%. Deze marge vormt dan het rentevoor-
deel voor de instellingen (zie ook bijgevoegd afschrift van een brief van
de NZf aan het Cotg).1
In een dergelijke overgangsregeling kan ik mij zeer wel vinden, ervan
uitgaande dat er vóór medio 1999 een werkbaar systeem van volledige
normering van rentekosten op tafel ligt.
Onderkend kan worden dat (ook) de overgangsregeling aanpassing van de
WTG-beleidsregels vergt. Dit is primair een zaak van het Cotg. Voorshands
ga ik uit van de loyale medewerking van het Cotg waardoor, zoals ik al op
5 november bij de plenaire behandeling heb aangegeven, het geven van
een aanwijzing ex WTG achterwege kan blijven.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers