B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 12 augustus
1997 en het nader rapport d.d. 15 september 1997, aangeboden aan de Koningin
door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van
State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 4 augustus 1997, no. 97.003701, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van
State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van
toelichting, houdende regels omtrent de waarborg van platina, gouden en zilveren
werken (Waarborgwet 1986).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 augustus
1997, nr. 97.003701, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 12 augustus 1997, nr. W10.97.0494, bied ik U hierbij
aan.
1. Het bijzondere karakter van de hersteloperatie welke erop is gericht
regelgeving alsnog te notificeren overeenkomstig richtlijn nr. 83/189/EEG
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een
informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG
L 109) (hierna: de richtlijn) is voor de Raad van State reden als uitgangspunt
de advisering te beperken tot die aspecten van het voorstel van wet die verband
houden met deze operatie, tenzij de inhoud van het voorstel van wet tot verdergaande
toetsing aanleiding geeft.
1. Van de opmerking van de Raad van State, dat hij als uitgangspunt zijn
advisering beperkt tot die aspecten van het wetsvoorstel die verband houden
met de Securitel-operatie, tenzij de inhoud van het voorstel tot verdergaande
toetsing aanleiding geeft, heb ik nota genomen.
2. Teneinde de noodzaak van notificatie te kunnen beoordelen, verdient
het aanbeveling in de memorie van toelichting aan te geven welke bepalingen
in het voorstel van wet als technisch voorschrift in de zin van artikel 1,
onder 9, van de richtlijn moeten worden aangemerkt. Het college geeft in overweging
zulks zo mogelijk ook in dit geval te doen.
2. De memorie van toelichting is overeenkomstig het advies aangevuld.
3. In de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat het voorstel van
wet is aangemeld bij de Europese Commissie ingevolge artikel 8, eerste lid, van de richtlijn. Kennelijk worden enkele artikelen beschouwd als technische
voorschriften in de zin van de richtlijn. Het is de bedoeling van de notificatieprocedure
dat de Commissie en de overige lidstaten kunnen nagaan of de normen en voorschriften
zullen leiden tot kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke
werking, welke ingevolge artikel 30 van het EG-Verdrag verboden zijn.
Het is in dat kader wenselijk dat in de memorie van toelichting reeds
een beschouwing wordt gegeven omtrent de verenigbaarheid van de ontwerp-regeling
met de artikelen 30 en 36 van het EG-Verdrag alsmede de jurisprudentie daarover.
Vermelding van de rechtvaardigingsgronden in de toelichting is van belang
om de kans te verkleinen dat de Commissie of één van de andere
lidstaten bezwaar maakt, hetgeen tot verlenging van de standstill-periode
leidt. De Raad beveelt aan om de toelichting aldus aan te vullen.
3. Ook op dit punt is het advies van de raad gevolgd en is de memorie
van toelichting aangevuld.
4. Nu de reacties van de Europese Commissie, van de lidstaten en van (de
leden van) de Wereldhandelsorganisatie nog niet beschikbaar waren op het moment
van het uitbrengen van dit advies, gaat de Raad ervan uit dat het voorstel
van wet nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel
van de Europese Commissie, van de lidstaten dan wel van (de leden van) de
Wereldhandelsorganisatie aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige
aard, en dat het oordeel of de oordelen aan hem zal of zullen worden toegezonden.
4. Het is een goede praktijk dat ontwerp-regelingen nogmaals voor advies
aan de Raad van State worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese
Commissie, van de lidstaten, dan wel van (leden van) de wereldhandelsorganisatie
aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard. Deze praktijk
zal ook in de Securitel-operatie gevolgd worden. In dat kader zal ik er tevens
voor zorgen dat het oordeel of de oordelen aan de raad zal of zullen worden
toegezonden.
5. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de
bij het advies behorende bijlage.
5. De twee redactionele kanttekeningen zijn niet overgenomen. Aan de eerste
kanttekening betreffende opneming van de oorspronkelijke considerans is geen
gevolg gegeven omdat de huidige considerans de overweging bevat die de aanleiding
vormt voor het wetsvoorstel. De tweede kanttekening betreffende het ingevolge
aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving achterwege laten van
de verwijzing naar het staatsblad in de artikelen 66 en 67 is evenmin opgevolgd.
In dit bijzondere geval is sprake van een verwijzing naar de thans geldende
Waarborgwet 1986 in een voorstel dat moet leiden tot een wet, eveneens Waarborgwet
1986 genaamd. Om verwarring te voorkomen is vermelding van het staatsbladnummer
noodzakelijk.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 12 augustus 1997,
no. W10.97.0494, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging
geeft.
– De voorgestelde considerans met uitsluitend een verwijzing naar
de richtlijn vervangen door de oorspronkelijke considerans.
– In de artikelen 66 en 67, gelet op aanwijzing 86 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving, «(Stb. 1987, 39)» achterwege laten.