nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse
Antillen, de Staten van Aruba
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van rijkswet tot
aanpassing van de Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent
de regeling van de schadeloosstelling van en andere fianciële voorzieningen
voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel
13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, in verband met de privatisering
van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
18 september 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Rijkswet
van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de regeling van de schadeloosstelling
van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State
van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut
voor het Koninkrijk, te wijzigen in verband met de privatisering van het Algemeen
burgerlijk pensioenfonds;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de regeling
van de schadeloosstelling van en andere financiële voorzieningen voor
het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel
13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
De Wet van 11 september 1964, Stb. 387, houdende vaststelling van een
nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State
en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene
Rekenkamer, en de Wet privatisering ABP zijn niet van toepassing op het Nederlands-Antilliaanse,
onderscheidenlijk Arubaanse lid.
ARTIKEL II
Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst en werkt terug tot 1 januari
1996.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken,