25 622
Goedkeuring van de op 19 december 1996 te Brussel tot stand gekomen verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het op 14 juni 1985 te Schengen tot stand gekomen Akkoord betreffende geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van dat Akkoord, en de op 19 december 1996 tot stand gekomen Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, Partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen, en de Republiek IJsland en het koninkrijk Noorwegen, betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 18 november 1997

De vaste commissie voor Justitie1 en de algemene commissie voor Europese Zaken2, belast met het voorbereidend onderzoek naar dit voorstel van wet, hebben de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, achten de commissies de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij achten de toetreding tot cq de samenwerking met «Schengen» van de landen van de Noordse Paspoortunie een belangrijke zaak. Een eindoordeel zullen deze leden pas vellen als zij een antwoord hebben gekregen op de diverse vragen die zij nog hebben bij het gecompliceerde én complicerende karakter van het samenhangende pakket van ter ratificatie voorliggende verdragen. De oorzaak daarvan is gelegen in het willen laten voortbestaan van de samenwerking in de Noordse Paspoortunie door de betreffende landen, gecombineerd met de wens om aan te sluiten bij de Schengenafspraken voor het vrije personenverkeer, nu nog en marge van de EU-verdragen, maar naar verwachting conform het Verdrag van Amsterdam daarin opgenomen, welke in principe slechts openstaan voor lidstaten van de EU.

De leden van de PvdA-fractie hebben in de memorie van toelichting een verhandeling gemist over en vergelijking met de afspraken die destijds in EER-kader zijn gemaakt (over het vrije verkeer van goederen) met de toenmalige EFTA-landen die (nog) niet tot de EG/EU waren toegetreden. Dit achten deze leden van belang omdat zij een direct verband tussen afspraken voor het vrije verkeer van goederen en die van personen uiterst relevant achten. Zou de regering hierop, en op de noodzaak van een institutioneel kader voor een dergelijke samenwerking, alsnog willen ingaan?

De aansluiting van Denemarken, Finland en Zweden achten de leden van de PvdA-fractie aansluiten bij de lijn die in het Schengenkader is uitgezet.

Als Noorwegen en IJsland niet kunnen instemmen met nieuwe Schengenbesluitvorming, waaraan zij formeel niet (direct) mogen deelnemen zolang zij geen lid zijn van de EU, en deze besluiten niet willen overnemen, dan zal de samenwerking worden beëindigd. Waarom wordt hier afgeweken van de EER-constructie? Zullen uitspraken van het EU-Hof inzake het vrije verkeer van personen straks ook door de niet-EU-lidstaten Noorwegen en IJsland worden aanvaard? Welke zekerheden zijn daarvoor gegeven cq vastgelegd?

Wat zullen de consequenties zijn van de integratie van het Schengen-acquis in het EU-verdrag via de formule van de «flexibiliteit», conform het Verdrag van Amsterdam, vragen de leden van de PvdA-fractie. Welke consequenties zal een versterkte positie van het EU-Hof inzake het vrije verkeer van personen hebben, voor de toegang van de beide niet-EU-lidstaten? Welke parallel dient hier getrokken te worden met de EER-constructie?

Hoe ziet de regering de relatie, inhoudelijk én in de tijd, tussen de voortdurende Franse blokkade binnen Schengen tegen het opheffen van grenscontrole op het personenverkeer, de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam welke het Schengenacquis onder het Verdrag en dus onder de instellingen brengt, en de ratificatie van de nu voorliggende verdragen?

Welke oplossingen en regelingen zijn nu beschikbaar voor de problematiek van de gescheiden personencontrole, en de problematiek inzake de controle op handbagage op de luchthavens in de verschillende landen? Kan daarbij ook ingegaan worden op de bijzondere positie van de Faeröer en Groenland binnen het land Denemarken?

Wat wordt in de memorie van toelichting precies verstaan en bedoeld met de term «compenserende maatregelen», vragen de leden van de PvdA-fractie.

Welke Schengen-documenten zijn ter inzage bijgevoegd en waar zijn die ter inzage?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel inzake de toetreding van Denemarken, Finland en Zweden tot Schengen, alsmede de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen met IJsland en Noorwegen. Deze leden onderschrijven de in de memorie van toelichting onderstreepte notie, dat de samenwerking in Schengen-kader erop gericht is om, vooruitlopend op maatregelen in het kader van de Europese Unie, niet langer personencontroles uit te voeren aan de binnengrenzen. De leden van de CDA-fractie onderstrepen in verband hiermee het belang van een adequate personencontrole aan de buitengrenzen. Krachtens het Schengen-verdrag is het niet toegestaan structurele grenscontroles toe te passen aan de binnengrenzen. Dit verdrag, gericht op het openstellen van de landsgrenzen, bepaalt dat controle aan de buitengrenzen van Schengen moet geschieden. Het falen van die controle in andere verdragslanden heeft derhalve ook gevolgen voor Nederland. De leden van de CDA-fractie achten weliswaar het vrije verkeer van personen en goederen een groot goed, dat geldt naar de mening van deze leden nadrukkelijk niet voor een vrij verkeer van criminelen, verdovende middelen, wapens en gestolen voertuigen en voor grootschalige illegale immigratie. Deze leden menen derhalve dat bij een uitbreiding van het Schengengebied ten behoeve van het garanderen van de binnenlandse veiligheid en ten behoeve van het handhaven van ons toelatingsbeleid zorg moet worden gedragen voor een adequate controle van de buitengrenzen. De leden van de CDA-fractie zouden in dit verband graag een reactie van de regering vernemen op de uitspraken van de politiek leider van een der regeringsfracties dat zo nodig overgegaan moet worden tot het wederom invoeren van de binnengrenscontrole vanwege de te grote instroom van asielzoekers. Ware het, zo willen de leden van de CDA-fractie graag vernemen, niet te verkiezen, lidstaten aan te spreken op hun verplichtingen die zij op grond van het Schengenverdrag hebben na te komen, zowel op het gebied van de behandeling van asielverzoeken, als op het gebied van de buitengrenscontrole. En ware het niet te verkiezen om kandidaat-lidstaten, waarvan bij voorbaat vaststaat dat zij niet voldoen aan hun verplichtingen, zowel op het gebied van de afhandeling van asielverzoeken als op het gebied van de buitengrenscontrole, niet toe te laten treden tot Schengen in plaats van na met hun toetreding te hebben ingestemd te pleiten voor het wederom invoeren van de binnengrenscontrole, zo vragen deze leden.

Kan de regering voorts een beoordeling geven van de buitengrenscontrole van de nieuwe toetreders als wel van de twee landen waarmee een afschaffing van de personencontrole wordt beoogd, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel kunnen de leden van de CDA-fractie begrip opbrengen voor de wens van de vijf Scandinavische landen om de Noordse paspoortunie te verenigen met de toetreding van de EU-lidstaten; Denemarken, Finland en Zweden tot de Schengen-verdragen. In dat verband hebben zij er eveneens begrip voor dat tegelijkertijd met de onderhandelingen inzake de toetreding van de Scandinavische EU-landen tot Schengen onderhandelingen zijn gevoerd inzake een akkoord met de twee overige Scandinavische landen IJsland en Noorwegen ter afschaffing van de personencontrole aan de gemeenschappelijke grenzen.

Wel menen deze leden dat een nadere toelichting gewenst is op de uitspraak in de memorie van toelichting dat het samenwerkingsverdrag met IJsland en Noorwegen er nimmer toe kan leiden dat de voortgang in de Schengen-samenwerking of verdere afspraken over de realisering van het vrije verkeer binnen de Europese Unie kunnen worden tegengehouden, ook niet in het geval Schengen opgaat in de Europese Unie. Met name wensen de leden van de CDA-fractie een uitvoerige toelichting op de consequenties van het samenwerkingsverdrag op de door deze leden gewenste positie van het Hof. Deze leden verwijzen in dit verband ook naar uitspraken van Mw. Brundtland dat tijdens de onderhandelingen over het samenwerkingsverdrag nimmer is gesproken over een mogelijke positie van het Hof bij Schengen in relatie tot niet-EU-leden. De leden van de CDA-fractie menen dat het bij een principiële zaak als de bevoegdheden van het Hof in relatie tot Schengen, zeker nu Schengen bij het Verdrag van Amsterdam is geïncorporeerd in het EU verdrag, noodzakelijk is om te weten hoe niet EU-lidstaten tegenover bevoegdheden van het Hof staan. Deze leden menen dat de algemene uitspraak in de memorie van toelichting dat het samenwerkingsverdrag geen belemmering vormt voor de doelstellingen van de Nederlandse regering op het institutionele vlak, onvoldoende is. Graag vernemen zij derhalve een uitvoeriger argumentatie en toelichting van de regering ter zake. Ook zouden de leden van de CDA-fractie willen vernemen waarom, ondanks herhaaldelijk verzoek van de Kamer, nimmer gesproken is met Noorwegen en IJsland over mogelijke bevoegdheden van het Hof.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel waarin de toetreding van Denemarken en de Scandinavische landen tot de Overeenkomst van Schengen wordt bekrachtigd.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen. Zij betreffen in hoofdzaak de controle van de buitengrenzen en de specifieke positie van enerzijds Noorwegen en anderzijds Groenland en de Faeröer eilanden.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.

De uitbreiding van Schengen met nieuwe EU-lidstaten is wat deze leden betreft toe te juichen. Het lidmaatschap van de EU en Schengen betekent dat Nederland tekent voor en streeft naar een zo groot mogelijke ruimte van vrij verkeer van personen binnen de EU. De toetreding van de drie landen waar onderhavig wetsvoorstel toe leidt ligt echter nogal gecompliceerd, aangezien het tevens een overeenkomst met Noorwegen en IJsland omvat. In het algemeen is uitbreiding van het Schengengebied wenselijk, mits de toetredende landen aan de voorwaarden kunnen voldoen. Wat de leden van de D66-fractie betreft geldt daarbij ook dat de toetreding niet de uiteindelijke doelstelling van de Schengenovereenkomst in gevaar mag brengen, namelijk integratie van het Schengenacquis in de EU. Wat dit laatste betreft is de toetreding van de Noordse landen en de constructie om de uitvoeringsovereenkomst ook van toepassing te doen zijn voor Noorwegen en Finland niet onomstreden te noemen. Reeds in eerdere overleggen met de regering hebben deze leden zorgen geuit over mogelijke toekomstige ontwikkelingen bij het aangaan van het samenwerkingsverdrag met Noorwegen en Finland. Deze leden hebben uitdrukkelijk gevraagd wat de positie van de Noordse landen is bij integratie van Schengen in het Verdrag van Amsterdam. De regering heeft uitgelegd dat verplichtingen in materiële zin ten aanzien van Noorwegen en IJsland in het Protocol ter integratie van Schengen worden overgenomen. Alleen in formele en procedurele zin moeten praktische zaken met beide landen worden besproken. Volgens de regering hebben de deelnemende landen nog twee jaar de tijd om uit te werken hoe, met behoud van de politieke intentie en de inhoudelijke vorm van de samenwerking, praktisch en procedureel verder te werk gegaan dient te worden. De leden van de fractie van D66 vinden het toch van belang om in het kader van onderhavig wetsvoorstel reeds enig inzicht te hebben in de positie van de Noordse landen bij integratie van Schengen in het Verdrag van Amsterdam.

De leden van de VVD-fractie stellen dat alle nieuwe toetreders een buitengrens via het luchtverkeer en via de zee hebben. Noorwegen en Finland hebben daarenboven ook nog over land een buitengrens met Rusland. Door de toetreding van eerdergenoemde landen neemt niet alleen de vrije ruimte binnen het gebied van de Europese Unie en zelfs daar buiten toe, maar worden de kwetsbare buitengrenzen ook aanzienlijk verlengd. De leden van de VVD-fractie zouden in dat opzicht dan ook gaarne van de regering vernemen welke specifieke maatregelen de betrokken landen hebben genomen om te voldoen aan de eisen van een adequate buitengrenscontrole. Tevens vragen zij op welke wijze is vastgesteld dat de nieuwe toetreders tot de Schengenovereenkomst voldoen aan art. 9 lid 3. In dat kader zouden zij gaarne meer inzicht willen hebben in de aantallen illegale grensoverschrijdingen in de betrokken staten en het aantal aangemelde en geaccepteerde asielzoekers. Ook zouden deze leden meer inzicht willen hebben in de aantallen uitgewezen asielzoekers en het ter zake door de nieuwe toetreders gevoerde asielbeleid. De leden van de VVD-fractie stellen een dergelijk overzicht over de jaren 1995, 1996 en de eerste helft 1997 per nieuwe toetreder op prijs. In dat verband zouden de leden van de VVD-fractie ook gaarne willen vernemen met welke landen de nieuwe toetreders terugname-overeenkomsten hebben afgesloten.

ARTIKELSGEWIJS VERSLAG

I Toetredingsprotocollen en toetredingsverdragen met Denemarken, Finland en Zweden

De leden van de PvdA-fractie vragen of uit de memorie van toelichting mag worden opgemaakt dat de Faeröer en Groenland, gebieden binnen Denemarken met een beperkte autonomie, die «thans» deel uitmaken van de Noordse Paspoortunie, dat straks na de inwerkingtreding van de voorliggende verdragen, niet meer zullen doen? Zo niet, welke consequenties en precedentwerking zou hun status buiten Schengen, maar wel in de Noordse Paspoortunie dan kunnen hebben, vragen deze leden.

Welke partijen hebben de gemeenschappelijke verklaring ondertekend betreffende de uitlevering van personen, en welke verplichtingen vloeien hieruit voort?

Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk op grond van hetgeen in de memorie van toelichting vermeld staat op welke wijze enerzijds de verdragen niet van toepassing kunnen zijn op de Faeröer en Groenland terwijl tegelijkertijd wel wordt afgezien van personencontrole bij reizigersverkeer van en naar deze gebieden. Enerzijds is deze leden niet duidelijk hoe op deze wijze een adequate buitengrenscontrole kan worden verzekerd en er geen veiligheidslacune zal ontstaan, anderzijds menen deze leden dat rechten en plichten hand in hand dienen te gaan. Naar de mening van deze leden is het onwenselijk indien de betreffende gebieden niet kunnen worden aangesproken op de verdragsverplichtingen terwijl er anderzijds wel in het kader van de Noordse paspoortunie in feite gebruik gemaakt kan worden van een vrij verkeer van personen. Deze leden menen dat meer duidelijk moet zijn over de regeling die men in de toekomst wil treffen, voordat er tot goedkeuring wordt besloten. De leden van de CDA-fractie herinneren in dit kader aan enige minder gelukkige ervaringen met het reeds op voorhand akkoord gaan met toetreding met daaraan gekoppeld een uitstel van de inwerkingtreding op basis van een apart besluit van het Uitvoerend Comité op basis van nog vast te stellen regelingen. Indien reeds nu vaststaat dat er compenserende maatregelen moeten worden getroffen om de veiligheidslacune te compenseren, dan dient de inhoud van deze maatregelen naar de mening van deze leden ook reeds nu vast te staan.

De positie van de Faeröer en Groenland baart de leden van de VVD-fractie zorgen. Ofschoon de Faeröer en Groenland buiten Schengen vallen is er geen controle tussen het verkeer van eerder genoemde gebiedsdelen en Denemarken. Nu de landen van de Noordse Paspoort Unie toetreden tot Schengen zou men na aankomst in Groenland zonder enige verdere controle naar bijvoorbeeld Italië kunnen reizen. Deelt de regering deze zorgen en op welke wijze wordt de buitengrenscontrole van Groenland en de Faeröer versterkt? Deelt de regering de mening van de leden van de VVD-fractie dat ook de autoriteiten op Groenland en Faeroër aangesloten zouden moeten worden op het Schengen Informatiesysteem (SIS)? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de besluitvorming ter zake in het Uitvoerend Comité?

De leden van de D66-fractie stellen dat voor wat betreft Denemarken in artikel 5, eerste lid, van het toetredingsverdrag en in artikel 4 van het toetredingsprotocol bepaald is dat de toetredingsverdragen niet van toepassing zijn op de Faeröer en Groenland.

Om veiligheidslacunes ten gevolge van het ontbreken van grenscontroles te voorkomen is een gemeenschappelijke verklaring opgenomen, die inhoudt dat het toetredingsverdrag pas in werking wordt gesteld, nadat het Uitvoerend Comité zal hebben vastgesteld dat de regelingen welke het noodzakelijk acht voor de verwezenlijking van een doelmatige controle en bewaking van de buitengrenzen van de Faröer en Groenland, alsmede de compenserende maatregelen, met inbegrip van het SIS, toepassing zullen hebben gevonden en effectief zijn. Verwacht de regering nog moeilijkheden op dit punt? In hoeverre zijn de regelingen en maatregelen reeds ontworpen? Het komt de D66-fractie toch enigszins merkwaardig voor dat in onderhavig wetsvoorstel, inhoudende de goedkeuring van de toetreding van Denemarken, nog geen uitwerking bestaat van de regelingen die van kracht zijn bij effectuering van de toetreding.

II Het samenwerkingsverdrag

De leden van de PvdA-fractie vragen welke aanvullende samenwerking de Noordse Paspoortunie de 5 lidstaten nog heeft te bieden na inwerkingtreding van de voorliggende verdragen over integratie van die samenwerking in het Schengenkader.

Welke consequenties heeft de optie voor Noorwegen en IJsland om de samenwerkingsovereenkomst op te zeggen voor zowel het voortbestaan van de Noordse Paspoortunie als voor de grenscontrole tussen Noorwegen enerzijds en Zweden en Finland anderzijds, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Zijn over de gelijktijdige inwerkingstelling van alle toetredingsverdragen en van het samenwerkingsverdrag afspraken gemaakt, zo ja hoe, op welk niveau, van welke inhoud en hoe vastgelegd?

De leden van de CDA-fractie willen een nadere toelichting verkrijgen op de in artikel 6 van het samenwerkingsverdrag voorziene werkingssfeer van het verdrag. Zal de beperking van de werkingssfeer tot het vrije verkeer van personen en het uitsluiten van goederen verkeer niet leiden tot enorme uitvoeringsproblemen, met name op luchthavens als Schiphol. Zal een en ander, zo willen de leden van de CDA-fractie vernemen, niet leiden tot nog meer aanpassingen op Schiphol dan reeds nu het geval is. Zal er op grond van de werkingssfeer van het samenwerkingsverdrag, naast de reeds bestaande EU/niet-EU en Schengen/niet-Schengen, nu ook nog een aparte afhandeling op Schiphol bestaat voor de twee Scandinavische landen, waarbij wel sprake is van een vrij personenverkeer, maar niet van een vrij goederenverkeer?

De positie van Noorwegen en Ijsland als niet-EU landen is een bijzondere binnen de groep van Schengenlanden. Nu Schengen, na ratificatie van het Verdrag van Amsterdam, opgaat in de Europese Unie willen de leden van de VVD-fractie gaarne vernemen als aanvulling op het gestelde in artikel 3 van het Samenwerkingsverdrag op welke wijze Noorwegen en IJsland bij de besluitvorming worden betrokken. Als zij op ad hoc basis deel gaan uitmaken van de JBZ-Raad vragen de leden van de VVD-fractie zich af, gezien het intergouvernementele karakter van de JBZ-Raad, welke positie Noorwegen en Ijsland in de besluitvorming innemen. Op welke onderdelen van de overeenkomst hebben zij geen of andere rechten dan de overige leden? Tevens vragen deze leden in hoeverre de landen van de Noordse Paspoortunie verplicht zijn, bij eventuele wijzigingen in hun overeenkomst, de Schengenlanden dan wel in het vervolg de EU-lidstaten te raadplegen. In hoeverre wijken de afspraken die de landen van de Noordse Paspoortunie onderling hebben gemaakt, af van de afspraken binnen Schengenverband?

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of door de uitzonderingspositie die Noorwegen en IJsland is toebedeeld het er in de praktijk toe kan leiden dat deze positie voor betrokken landen meer oplevert dan de reguliere positie. Immers, men kan nu altijd het verdrag opzeggen als men met een wijziging niet eens is. Dit dreigement alleen al kan de andere lidstaten er van weerhouden een dergelijk besluit te nemen. De leden van de VVD fractie zouden graag de visie van de regering ten aanzien van dat punt vernemen.

De leden van de D66-fractie stellen dat Noorwegen en IJsland elk voor zich het samenwerkingsverdrag kunnen opzeggen. De Schengen-landen kunnen dit slechts gezamenlijk doen, omdat dit niet alleen gevolgen zou hebben voor de relatie met Noorwegen en IJsland, maar voor het hele Schengen-gebied. Heeft opzegging door Noorwegen of IJsland niet (indirect) dezelfde gevolgen voor het Schengengebied, gezien het feit dat zij deel uitmaken van de Paspoortunie en dit dientengevolge ook de Noordse Schengen-lidstaten direct raakt? Kan de regering uitleggen wat de consequenties zullen zijn van eenzijdige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst van Noorwegen of IJsland?

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

V. A. M. van der Burg

De voorzitter van de algemene commissie voor EU-zaken,

Ter Veer

De griffier voor dit verslag,

Floor


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA) Van den Berg (SGP) Van Blerck-Woerdman (VVD) Marijnissen (SP) Bremmer (CDA) Doelman-Pel (CDA) Vacature PvdA, Feenstra (PvdA) Bijleveld-Schouten (CDA) Rehwinkel (PvdA) Vliegenthart (PvdA) Apostolou (PvdA) R. A. Meijer (Groep Nijpels) Sipkes (GroenLinks) Biesheuvel (CDA) Rijpstra (VVD) Middel (PvdA) Passtoors (VVD) Van Boxtel (D66) Van der Heijden (CDA) Roethof (D66) Leerkes (U55+) Van den Doel (VVD) Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), Soutendijk-Van Appeldoorn (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Van Rooy (CDA), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks (HDRK), Gabor (CDA), Voûte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), vacature PvdA en Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Vacature PvdA, Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), Hillen (CDA), Koekkoek (CDA), De Graaf (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), R. A. Meijer (Groep Nijpels), G. de Jong (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (U55+), Hoekema (D66), Adelmund (PvdA) en Lilipaly (PvdA).

Naar boven