nr. 13
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 16 januari 1998
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 64 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:
Artikel 64a
Artikel X van de wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele
belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (Stb. 732) komt te luiden:
ARTIKEL X
1. Ten aanzien van ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen
als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 en van lichamen als bedoeld in het zevende lid, tweede volzin, onderdeel
j, van dat artikel, die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend activiteiten verrichten
als bedoeld in het derde lid, tweede volzin, van dat artikel, bedraagt de
vennootschapsbelasting over de jaren 1998 tot en met 2006, in afwijking in
zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, het in
het tweede lid aangegeven gedeelte van de op de voet van het laatstgenoemde
artikel berekende belasting.
2. Het in het eerste lid bedoelde gedeelte bedraagt:
over boekjaren die eindigen in of met 1998 of 1999: nihil;
over het boekjaar dat eindigt in of met 2000: 10 percent;
over het boekjaar dat eindigt in of met 2001: 20 percent;
over boekjaren die eindigen in of met 2002 of 2003: 40 percent;
over boekjaren die eindigen in of met 2004 of 2005: 60 percent;
over het boekjaar dat eindigt in of met 2006: 80 percent.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing voorzover de
op de voet van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 berekende
belasting betrekking heeft op winst die een in het eerste lid bedoelde belastingplichtige
heeft behaald met of bij de overdracht van een onderneming, of een zelfstandig
onderdeel daarvan.
B
Aan artikel 70 wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:
3. Artikel 64a treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 1998.
Toelichting
Ingevolge de wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten
c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (Stb. 732) zijn in het kader van de
liberalisering van de energiesector overheidsenergiebedrijven met ingang van
1 januari 1998 integraal belastingplichtig geworden voor de vennootschapsbelasting.
Met het oog evenwel op de mogelijke knelpunten die zouden kunnen optreden
indien deze energiebedrijven al direct volledig in de belastingheffing zouden
worden betrokken, terwijl de energiemarkt geleidelijk wordt geliberaliseerd,
is daarbij de mogelijkheid geschapen deze vennootschapsbelastingplicht gefaseerd
in te voeren. Artikel X van de genoemde wet bepaalt daartoe dat bij algemene
maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor overheidsenergiebedrijven
die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend «energie-activiteiten»
verrichten gedurende een beperkt aantal jaren de verschuldigde vennootschapsbelasting
een gedeelte bedraagt van de op de voet van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 berekende belasting. Thans wordt voor de fasering echter gekozen voor
een invulling bij wet in plaats van bij een algemene maatregel van bestuur.
Hiermee wordt de gewenste betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de fasering
gewaarborgd.
In het eerste en tweede lid van het nieuwe artikel X wordt bepaald dat
de belasting over de in de eerste negen boekjaren behaalde winst na invoering
per 1 januari 1998 van de belastingplicht een gedeelte zal bedragen van de
belasting die normaliter verschuldigd zou zijn over de behaalde winst. Dit
gedeelte, dat in het tweede lid is aangegeven, loopt in stappen op van nihil
in de jaren 1998 en 1999 tot 80 percent (van de op de voet van artikel 22
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 berekende belasting) in het jaar
2006. Met ingang van het jaar 2007 zal de volledige belasting worden geheven.
Met deze opklimmende reeks wordt aangesloten bij de verwachte voortgang van
de liberalisering van de energiemarkt. Deze markt wordt in de periode tot
2007 geleidelijk geliberaliseerd door het regelen van vrijheid van leverancierskeuze
voor afnemers. Het belang van gelijke mededingingsvoorwaarden voor ondernemingen
en van een goede uitvoerbaarheid en controleerbaarheid heeft daarbij geleid
tot de keuze voor een belastingplicht voor alle bedrijfsfuncties van energiebedrijven.
In het derde lid van het nieuwe artikel X is bepaald dat de fasering niet
geldt voorzover de belastingplichtige winst behaalt met of bij de overdracht
van zijn energiebedrijf of een zelfstandig onderdeel daarvan. Hiermee wordt
tot uitdrukking gebracht dat de faseringsmaatregel bedoeld is voor de exploitatiewinsten
die met het energiebedrijf worden behaald. De behaalde overdrachtswinst, waaronder
die ter zake van overgedragen goodwill, zal derhalve op normale wijze in de
belastingheffing worden betrokken.
In onderdeel B, dat artikel 70 van het wetsvoorstel aanvult, wordt bepaald
dat de maatregel in werking treedt bij koninklijk besluit en dan terugwerkt
tot en met 1 januari 1998. Deze bepaling is nodig omdat de voorgestelde fasering
in het kader van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag moet worden aangemeld
bij de Europese Commissie, met gevolg dat de fasering eerst in werking kan
treden als de desbetreffende procedure is afgerond.
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers