25 616
Beleidsvoornemen politie 1998

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 juni 1998

1. Inleiding

Zoals toegezegd informeren wij u hierbij over de ontwikkelingen bij het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP). Voorts berichten wij u over de stand van zaken rond de vernieuwing van het politieonderwijs.

2. De ontwikkelingen bij het LSOP

2.1 Directie en bestuur

Met ingang van 1 januari 1998 is de heer P. D. IJzerman, korpschef van de politieregio Twente, benoemd als algemeen directeur van het LSOP. De nieuwe directeur, die het vertrouwen geniet van de bestuursraad LSOP en van de regionale politiekorpsen, zal het vorig jaar in gang gezette saneringstraject afronden en gaan werken aan de opbouw van een professionele opleidings- en kennisorganisatie.

Inmiddels is ook de al enige tijd vacante functie van voorzitter van de bestuursraad LSOP vervuld. Met ingang van 20 februari 1998 is de heer prof. drs. M. H. Meijerink, voorzitter van de vereniging van universiteiten (VSNU), in deze functie benoemd.

Ten aanzien van de bestuursraad willen wij het volgende onder uw aandacht brengen. Anticiperend op de evaluatie van de LSOP-wet willen wij de bestuursraad in de praktijk al zoveel mogelijk laten functioneren als een Raad van Toezicht. De huidige leden van de bestuursraad stemmen in met dit voornemen. Zij hebben in de vergadering van de bestuursraad van 29 april jl. besloten hun bestuurslidmaatschap te beëindigen om daartoe ruimte te geven. De leden van de bestuursraad gaan er daarbij terecht van uit, dat de drie beraden en het politieveld nauw betrokken blijven bij de ontwikkelingen van het LSOP. Gedacht wordt aan de instelling van een Onderwijsadviesraad LSOP die de directie van het LSOP adviseert over strategische aangelegenheden en waarin ondermeer de drie beraden en het College van Procureurs-Generaal vertegenwoordigd zijn. Met de drie beraden en het College wordt hierover op korte termijn overleg gevoerd.

2.2 Bedrijfsvoering

De afgelopen periode is belangrijke vooruitgang geboekt in de bedrijfsvoering van het LSOP. De herstructurering van de financiële administratie en het verminderen van de exploitatiekosten waren daarbij centrale thema's.

Vanaf medio vorig jaar wordt de administratie van het LSOP per kwartaal afgesloten en door externe accountants gecontroleerd. Volgens de laatste prognoses komt het financieel resultaat over 1997 nagenoeg overeen met de (sluitende) begroting. Het eindresultaat zal worden vastgesteld aan de hand van de uiterlijk in juni a.s. bij de departementen in te dienen jaarrekening.

Het LSOP verwacht over 1997 een goedkeurende accountantsverklaring te verkrijgen.

Een en ander betekent dat ten aanzien van de financiële bedrijfsvoering belangrijke winst is geboekt. Zodra de beleids- en beheerscyclus in het lopende begrotingsjaar volledig is geïmplementeerd, zal er voldoende transparantie zijn bereikt om de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.

De vooruitzichten voor de resultaatontwikkeling in 1998 worden mede bepaald door de besluitvorming over de aanpassing van het financieringsstelsel. In onze brief van 25 augustus 1997 (TK 25 016, nr. 28) kondigden wij een onderzoek aan dat adviesbureau Moret Ernst & Young in onze opdracht heeft uitgevoerd naar de noodzaak om het huidige stelsel, in afwachting van de invoering van een nieuw stelsel waarin het LSOP wordt bekostigd op basis van integrale kostprijzen, tussentijds aan te passen. Het onderzoek is inmiddels afgerond. Wij verwachten het overleg met het LSOP over de uitkomsten van het onderzoek binnenkort te kunnen afronden.

Het programma ter versterking van de financiële functie is nu zover gevorderd dat per 1 april 1998 een integrale productadministratie is ingevoerd.

2.3 Locatiestructuur

Naast het traject ter versterking van het financieel beheer streeft het LSOP, ter vergroting van efficiency en effectiviteit, naar verdere concentratie van de opleidingslocaties.

In onze brief van 22 november 1996 (TK 25 016, nr. 5) hebben wij u al geïnformeerd over de voorgenomen sluiting van de locaties Baexem, Harlingen en Hilversum. Als gevolg van de sluiting van Baexem is het Politie Instituut Openbare Orde en Veiligheid geconcentreerd in Hoogerheide. Het Landelijk Selectie Centrum Politie is per 1 februari 1998 gehuisvest op de locatie LSOP Apeldoorn, waar ook de staf en de ondersteunende diensten zijn ondergebracht.

Wij hebben met het LSOP verdergaande concentratie voorgestaan, omdat deze past binnen het project Toekomstig onderwijs voor de politie en het LSOP ons de garantie heeft gegeven dat ook in de toekomst kan worden voldaan aan de vraag naar opleidingen vanuit de korpsen.

Wij hebben in onze afweging met de volgende ontwikkelingen rekening gehouden:

– een betere afstemming van het politieonderwijs op het regulier onderwijs;

– het verzorgen van opleidingen op locatie bij de regiokorpsen;

– het investeren in teleleren en computerondersteund onderwijs;

– een toename van het aantal cursisten, door de te verwachten groei van de politiesterkte en een verhoogde uitstroom gedurende de komende jaren;

– meer vraag naar voortgezette opleidingen door de voortschrijdende professionalisering van de politie.

Omdat de locatiestructuur moet volgen uit de visie op het toekomstig politie-onderwijs zijn definitieve uitspraken daarover afhankelijk van de verdere besluitvorming over dit onderwijs. Wij verwijzen u hiervoor naar de volgende paragraaf.

3. Het toekomstig onderwijs voor de politie

3.1. Inleiding

Zoals vermeld in eerdere brieven hebben wij het project Toekomstig onderwijs voor de politie (TOP) gestart, met als doel het verbeteren van de kwaliteit van het politieonderwijs en het beter afstemmen van de opleidingen op de ontwikkelingen in de politieorganisatie en de beroepsuitoefening in de praktijk.

Daartoe hebben wij afgelopen najaar aan het bureau Kessels en Smit The Learning Company de opdracht gegeven om, op basis van eerder door de departementen uitgewerkte voorstellen, scenario's voor het toekomstig politieonderwijs op te stellen. Deze scenario's leveren de bouwstenen voor een vernieuwde structuur voor het politieonderwijs en geven daarmee richting aan nieuw te starten activiteiten ter verbetering van dat onderwijs.

Bijgevoegd ontvangt u ter informatie het eindrapport van Kessels en Smit1.

Ter uitwerking van de opdracht is een grote hoeveelheid documentatie omtrent de ontwikkelingen in het politieveld en over het politieonderwijs opgesteld en verzameld. Voorts zijn diverse conferenties georganiseerd met vertegenwoordigers van de politie, het LSOP, het openbaar ministerie, de ministeries van Binnenlandse Zaken, van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het reguliere onderwijs.

3.2 Het resultaat: rapport TOP

Door middel van de conferenties is onder andere in kaart gebracht welke ontwikkelingen van invloed zijn op het functioneren van de politie. Vervolgens zijn competenties geformuleerd die als gevolg van die ontwikkelingen van politiemedewerkers worden gevraagd. Deze competenties, die bepalend zijn voor het profiel van de politiemedewerker in de toekomst, zijn in verkennende zin weergegeven in hoofdstuk 4 van het rapport.

Voorts zijn eisen vastgesteld ten aanzien van de leeromgeving waarin zij deze competenties kunnen verwerven. De in het rapport vermelde eisen, die de randvoorwaarden voor een nadere vormgeving en invulling van het toekomstig politieonderwijs vormen, onderschrijven wij.

3.2.1. Uitgangspunten

Wij vatten deze uitgangspunten kort samen:

– Het politieonderwijs wordt vormgegeven volgens een heldere, flexibele kwalificatiestructuur. Deze structuur is overeenkomstig met die van het beroepsonderwijs, waarbij een onderscheid is aangebracht van het niveau van beroepsuitoefening.

– Het politieonderwijs dient aan te sluiten op de ontwikkelingen die worden gesignaleerd in het veld. Competenties zullen herhaaldelijk tegen het licht worden gehouden met het oog op mogelijke noodzakelijk actualisering van de opleidingen.

– Er is sprake van een variatie in leervormen. Korpsen zullen daarbij meer vrijheid hebben om zelf te bepalen hoe ze hun medewerkers opleiden, bij voorbeeld waar het gaat om de regiospecifieke inhoud en de invulling van praktijkperioden.

– Het onderwijs dient zodanig te worden ingericht dat de mogelijkheid bestaat om op verschillende niveau's in te stromen. Eenmaal binnen de opleidingstructuur moet de mogelijkheid bestaan om door te stromen.

– De veranderende samenleving vraagt van toekomstige werknemers een continu, loopbaanlang leerproces, dat ondersteund dient te worden door een breed scala van opleidingsmogelijkheden. Dit zal ook gelden voor de politiemedewerkers.

– Er is sprake van toetsing op vakbekwaamheid. Een toekomstig opleidingssysteem moet de zekerheid bieden dat politiemedewerkers goed voorbereid aan hun taak beginnen. Om na te gaan in welke mate de opleidingen hieraan voldoen moeten betrouwbare toetsen worden ontwikkeld die de bekwaamheid van opgeleide politiefunctionarissen in de praktijk vaststellen.

– Het politieonderwijs moet worden voorzien van een systeem van kwaliteitszorg om te garanderen dat de toekomstige invulling wordt geëvalueerd en continue wordt verbeterd.

3.2.2. Scenario's

Als resultaat van de conferenties zijn in het rapport drie hoofdrichtingen – scenario's – geformuleerd. Deze scenario's zijn opgebouwd uit bouwstenen, die weer te combineren zijn tot een nieuw scenario. De beschreven scenario's zijn te typeren als een verbeterde branche-opleiding (Politie Expertise Centrum), regulier onderwijs als basis voor politie-onderwijs en het politieonderwijs volgens de structuur van bedrijfsopleidingen. We schetsen, onder verwijzing naar het rapport voor een meer gedetailleerde beschrijving, deze scenario's in kort bestek.

1. Het Politie Expertise Centrum kan gezien worden als een verbeterde branche-opleiding, met verbindingen naar het reguliere onderwijs. Als uitgangspunt geldt dat het politieberoep specifiek is en het onderwijs daarom een eigen plaats heeft, maar met een kwalificatiestructuur die goed vergelijkbaar is met het reguliere onderwijs. Certificaten hebben civiel effect en vergroten in- en uitstroommogelijkheden en employability. Het Expertisecentrum verzorgt opleidingen en is belangrijke drager en verspreider van kernwaarden en cultuur.

2. In het scenario Regulier beroepsonderwijs geldt het uitgangspunt dat het politieberoep wel specifiek is, maar dat competenties gedeeltelijk te verwerven zijn in het reguliere onderwijs. Dat bevordert een open politiecultuur en vermaatschappelijking van de politie. Er bestaat een variëteit aan breed kwalificerende reguliere vooropleidingen, gekoppeld aan specifieke politie-opleidingen.

3. Tenslotte is het mogelijk de opleidingsbevoegdheid bij een aantal daartoe aangewezen regiokorpsen neer te leggen. Elk regiokorps ontwikkelt een strategisch beleidsplan en jaarplannen. Deze vormen het uitgangspunt voor een regio-opleidingsplan, waarin staat beschreven welke medewerkers voor welke werkgebieden nodig zijn. Wanneer een korps over opleidingsbevoegdheid beschikt, dan kan het de medewerkers zelf opleiden. Het gezamenlijke politiewerkveld definieert de inhoud van primaire opleidingen en de vervolgtrajecten in de onderscheiden vakgebieden.

Om vanuit de gepresenteerde scenario's tot een afgewogen keuze met betrekking tot de vormgeving van het toekomstig politieonderwijs te komen, zijn het LSOP, de beraden van korpsbeheerders, korpschefs en hoofdofficieren van Justitie geconsulteerd. Bijgevoegd treft u de gezamenlijke reactie van de drie beraden aan. Met de politievakorganisaties heeft onlangs consultatie plaatsgevonden. Ook hun reactie treft u bijgaand aan.1

3.3. Het vervolgtraject

Wij hebben het als een belangrijk voordeel ervaren dat de belanghebbenden bij het (toekomstig) politieonderwijs nadrukkelijk in het ontwikkelingstraject zijn betrokken. Wij stellen ons voor deze aanpak in het vervolg van dit traject voort te zetten.

De volgende stap willen wij eerst bespreken in het kabinet. De keuzes die moeten worden gemaakt met de daarbijbehorende mogelijk verstrekkende gevolgen vragen hierom. Overigens dient hier te worden opgemerkt dat bij een keuze voor een «nieuw» onderwijssysteem er altijd sprake zal zijn van een overgangsperiode waarbij de twee systemen zo mogelijk naast elkaar zulen bestaan.

Zodra het kabinet over de vormgeving van het toekomstige politieonderwijs een standpunt heeft ingenomen, wordt u daarover geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven