Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25610 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25610 nr. 3 |
Vastgesteld 25 augustus 1998
De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken1 en voor Financiën2 hebben op 17 juni 1998 overleg gevoerd met staatssecretaris Van de Vondervoort van Binnenlandse Zaken over:
– de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken d.d. 20 mei 1998 inzake de stand van zaken m.b.t. het periodieke onderhoud van het Gemeentefonds (25 600 C & D, 25 011, 25 613, 25 610, nr. 25;
– meicirculaires Gemeentefonds en Provinciefonds;
– brief over de motie OZB/substraatteelt.
Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) betreurde het dat in de op zichzelf lovenswaardige rapportage over het periodieke onderhoud van het Gemeentefonds niet op alle vragen antwoord is gegeven. Al een aantal keren zijn vragen gesteld over de Invorderingswet, de kwijtschelding, de hoogte van de drempel voor de kwijtschelding als er andere terugbetalingsverplichtingen zijn enz.
Zij steunde het voorstel van de staatssecretaris, overigens in lijn met eerder beleid, om niet over te gaan tot aanpassing van de normering voor de OZB, op grond van de Wet waardering onroerende zaken, voor een verdeling over de gemeenten. Uit een rekenexercitie over een verlaging van f 15,39 naar f 14 blijkt dat een verschuiving zou plaatsvinden van grote gemeenten naar kleine gemeenten. Het belangrijkste argument is echter dat de waardering op grond van de Wet WOZ in 256 gemeentes nog niet heeft plaatsgevonden. De rekenexercitie is eigenlijk niet van waarde, omdat daarvoor alle wetsfictiegemeenten op basis van een echte waardering meegenomen hadden moeten zijn. Er zijn nog een groot aantal wetsfictiegemeenten. Zij vroeg of de wetsfictiegemeenten zijn gestopt met waardebepalingen na de invoering van de Financiële-verhoudingswet en of het nu de bedoeling is dat zij pas na 1 januari 1999 die waardering doen plaatsvinden. Geconstateerd worden een grote stijging van de waarde van onroerend goed, een verschil in lastendruk tussen woningen en bedrijven en verschillen in stijging van de waarde van onroerend goed in afzonderlijke gemeenten. Zij zou zich kunnen voorstellen, dat besloten wordt het moment waarop alle onroerend goed gewaardeerd moet zijn, nu 2001, te vervroegen. Zij was het eens met de staatssecretaris, dat er geen aanleiding is bij de waardebepaling van een onroerend goed voor de OZB rekening te houden met de omstandigheid dat sprake is van erfpacht. Voor haar partij is de artikel 12-problematiek en de verrekening daarvan voor het Gemeentefonds nog geen uitgemaakte zaak.
Mevrouw Noorman was gelukkig met de bevriezing van de bijstandspeildatum op 1992 in afwachting van de invulling van het toeslagensysteem in de Algemene bijstandswet. De gemeenten die nu een goed uitstroombeleid voeren, merken dat nu ook in de portemonnee.
Door de verlaging van het volume van het beroep op de Algemene bijstandswet en op sociale verzekeringen heeft het Rijk een meevaller. Het is uitermate zuur dat de gemeenten op rekeningbasis een tegenvaller hebben van 450 mln. De accressystematiek, de normering voor het Gemeentefonds, heeft kennelijk tegendraadse effecten. Zo kan het niet doorgaan. Mevrouw Noorman vroeg om een toelichting op de overboeking van het bedrag die het Rijk in eerste instantie in het behoedzaamheidsfonds heeft gestort. Zij kon niet vinden waaruit blijkt dat de gemeenten voor het behoedzaamheidsfonds voor 1998 alvast een bodempje hebben van 250 mln.
Een aantal gemeenten hebben een zeer artistiek gebruik gemaakt van de 100-guldenmaatregel, de «Zalmsnip». Mevrouw Noorman pleitte ervoor om de wettelijke regeling die op 2 februari is aangenomen strikt uit te voeren, opdat eenieder die er recht op heeft het geld ook krijgt.
De regering is van mening dat bij een schuldsaneringsregeling de fiscus niet behoeft achter te blijven bij een kwijtschelding. Mevrouw Noorman wees erop dat de achterstelling van de fiscus in de Wet schuldsanering is neergelegd. Ten slotte wachtte zij af hoe men over de regeling voor de substraatteelt denkt.
De heer Remkes (VVD) was blij met het vervroegen van de junicirculaire tot een meicirculaire, zodat de gemeenten eerder weten waarop zij hun begroting kunnen baseren. Hij was niet overtuigd door de redenering dat met het oog op de stabiliteit het rekentarief voor de OZB niet behoeft te worden aangepast. Hij had met veel belangstelling de brief van de VNG gelezen. Hij erkende dat enige nuancering nodig is, met het oog op nog lopende processen. Hij sloot zich aan bij de gedachte om het moment waarop de waardering van het onroerend goed moet hebben plaatsgevonden te vervroegen. Misschien behoeven de gemeenten dan niet per 1 januari 1999 nog met allerlei nieuwe omstandigheden geconfronteerd te worden. Er zou een aparte notitie toegezegd zijn die niet verschenen is.
De toevoeging van een categorie «vluchtelingen» zou deels per 1 januari 1997 kunnen ingaan, omdat dat deel niet leidt tot wijziging in de algemene uitkering. Het was de heer Remkes niet duidelijk hoe dat zit. Het tweede deel vindt al plaats per 1 januari 1998 en heeft wel herverdeeleffecten. Hij vroeg of de terugwerkende kracht dan terecht is.
De heer Remkes vroeg vervolgens waarom het kabinet bij de verdeling van de WVG-gelden is afgeweken van het Cebeon-advies. Er zal 100% compensatie gegeven worden voor het wegvallen van de milieuleges, maar de waterschappen kunnen formeel nog milieuleges heffen op grond van de WVO. Zou daarmee niet hetzelfde moeten worden gedaan als met de provinciale en gemeentelijke milieuleges?
Het interesseerde de heer Remkes zeer of Rotterdam regelmatig in individuele gevallen zal beoordelen of de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen terecht plaatsvindt. Hij deelde de twijfel die de heer Van den Berg eerder al uitte, of de Rotterdamse praktijk, hoewel de staatssecretaris die beleidsmatig acceptabel vindt, toch niet aanpassing van de regelgeving nodig maakt.
De heer Remkes prees het uitgaan van een voortschrijdend gemiddelde om negatieve effecten op de bereidheid van gemeenten om een uitstroombeleid uit de bijstand te voeren te voorkomen.
De heer Remkes was van mening dat sommige elementen van het periodiek onderhoud, zoals het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen over de uitkering voor wegen en vaarten, de operatie Zuid-Limburg en de operatie industriegemeenten, wel erg veel tijd kosten. Hij ging ervan uit, dat in het periodiek onderhoudsrapport 1999 nader wordt ingegaan op de onderwijshuisvesting in kleine kernen. Hij informeerde naar het kabinetsstandpunt over de cumulatie van herverdelingseffecten en naar de gecombineerde uitvoering van de moties-Remkes/Hoekema. Hij was nog steeds overtuigd, dat een vrijstellingregeling voor de substraatteelt redelijk is met het oog op de ontwikkeling van de techniek. Zo nodig moet artikel 220 Gemeentewet worden gewijzigd.
Veel gemeentebesturen voeren de regeling voor de Zalmsnip voortreffelijk uit, maar andere maken er een potje van. De heer Remkes zou graag in het najaar een overzicht verkrijgen van de uitvoering van de regeling. Het is buitengewoon slecht als gemeenten niet in de geest van de wet handelen.
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) beschouwde de VNG in de zaak van het rekentarief OZB niet als de spreekbuis voor alle gemeenten. Zij pleitte ervoor de verschillen tussen de Nederlandse gemeenten te respecteren en de VNG niet als de enige gesprekspartner te zien. De VNG zat in de discussie over de Financiële-verhoudingswet in een enorme spagaat. De achterban van de VNG was in twee kampen verdeeld, waarvan het ene moest inleveren en het andere erop vooruitging. De fractie van het CDA voelde destijds niet voor een al te absolute vaststelling van het rekentarief, omdat dat voor vier of vijf jaar moeilijk is. Er ontstaan dan ook problemen met de herverdeeleffecten. Zij was het eens met de staatssecretaris, dat de ontwikkelingen in verschillende gemeenten ongelijk zijn. Het was voor haar de vraag of tot 2001 gewacht moet worden voordat er iets aan wordt gedaan. Enkele grote gemeenten hebben erop gewezen dat men nog in een overgangsperiode verkeert. Wordt er nu aangepast, dan wordt een overgangsregeling verandert.
Mevrouw Van der Hoeven dacht altijd, dat uitbreiding van de OZB-capaciteit bij nieuwbouw een soort communicerend vat was met de uitkering uit het Gemeentefonds. Den Haag wil echter een groot gebied met nieuwe woningen aan zijn grondgebied toevoegen omdat dit financieel voordeel zou opleveren. Zij vreesde dat op dit punt nogal wat misverstanden bestaan. De waardestijging van woningen kan inhouden, dat eigenaren-bewoners na de herwaardering aanzienlijk meer OZB moeten gaan betalen. Vooral voor ouderen kan dit een zware last zijn.
Het geld voor de Zalmsnip had naar het oordeel van mevrouw Van der Hoeven gewoon in het Gemeentefonds gestort moeten worden. Een wet die eenmaal is aangenomen moet echter worden uitgevoerd. Het geld moet ten goede komen aan de mensen waarvoor het bestemd is. Er vindt een evaluatie plaats in het kader van de monitor lokale lasten, hetgeen tot nadere voorstellen kan leiden. Zij verzocht de staatssecretaris, daarbij na te gaan of de stelling van Bordewijk in Binnenlands Bestuur, dat de Zalmsnip een belastingvrije voet mogelijk maakt zonder wetswijziging, juist is. Hoe verhoudt dat zich tot het landelijke inkomensbeleid? In feite wordt in Rotterdam een belastingvrije voet ingebouwd, want er wordt kwijtschelding gegeven op basis van een eenmalige inkomenstoets, maar daarna niet meer. De staatssecretaris meent overigens, dat de inkomenspositie regelmatig getoetst moet worden. Mevrouw Van der Hoeven vreesde, dat er grote rechtsongelijkheid ontstaat tussen burgers in eenzelfde situatie in bijvoorbeeld Rotterdam en in andere gemeenten.
Mevrouw Van der Hoeven vroeg vervolgens, of de toezegging van staatssecretaris Vermeend dat wordt nagegaan of een aanpassing van de uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ noodzakelijk was, vooral in verband met mogelijke belangenverstrengeling, is uitgevoerd.
Met betrekking tot een regeling voor de substraatteelt worden plussen en minnen op een rijtje gezet, maar er is nog altijd niets gebeurd. Mevrouw Van der Hoeven vroeg wanneer afspraken tussen BiZa, Financiën en VNG zouden kunnen worden geëffectueerd.
Ook mevrouw Van der Hoeven meende dat veel punten in het periodiek onderhoud wel erg veel tijd kosten. Zij noemde de jonge monumenten, Zuid-Limburg en de industriegemeenten. Zij was blij dat het opstellen van een meicirculaire in plaats van een junicirculaire de commissie de gelegenheid geeft, voor het reces met de regering van gedachten te wisselen. Zij hield problemen met de afwikkeling van de artikel 12-afspraken met Den Haag.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) herinnerde zich nog hoe de gemeenten altijd te hoop liepen omdat de junicirculaire zo laat verscheen. Zij complimenteerde de staatssecretaris met de vervroeging. Zij had geen moeite met de suggestie van de staatssecretaris om het periodiek onderhoudsrapport in september te behandelen, als dat maar op een degelijke manier gebeurt. Misschien is oktober nog beter.
Mevrouw Scheltema waarschuwde tegen een te snelle aanpassing van het rekentarief OZB, al besefte zij heel goed dat thans scheefgroei plaatsvindt. Zij zou het op prijs stellen indien de waardering overal eerder zou zijn voltooid, maar zij wist niet of dat een realistische wens is. Zij constateerde bovendien, dat bij een nieuwe aanpassing van het rekentarief vooral rijke gemeenten er fors op vooruit zouden gaan, al zijn die er eerder fors op achteruitgegaan. De effecten van de aanpassing mogen niet te eenzijdig zijn. Misschien moeten meer elementen bij een aanpassing worden betrokken. Zij vroeg zich af of iets speciaals gedaan kan worden voor gemeenten die in de tussentijd notoir in de problemen komen. Aangezien de herverdeeleffecten van de herwaardering onregelmatig zullen zijn, vroeg zij zich af of niet op een of andere manier een correctie daarvan zou kunnen plaatsvinden. Zij gaf uiteindelijk de voorkeur aan de benadering door de staatssecretaris in plaats van die van de VNG.
De bedoeling van de Zalmsnip was, de gestegen belastingdruk te compenseren. Er moet nu weer gewacht worden op de monitor lokale lasten voordat duidelijk wordt hoe het geld precies terechtkomt.
Sommige gemeenten verlenen vrijstelling van de OZB voor substraatteelt, maar bij de vaststelling van de uitkering uit het Gemeentefonds wordt daarmee geen rekening gehouden. Mevrouw Scheltema nam aan, dat hier sinds Kerstmis toch wel over gedacht is. Zij zag het voorstel om het rentetarief voor Den Haag te verlagen ter verbetering van de artikel 12-problematiek als niet meer dan een doekje voor het bloeden. Zij constateerde dat het probleem voor een deel wordt doorgeschoven naar het volgende kabinet. Er is een procedureel begin gemaakt met de oplossing van de financiële problemen van Zaltbommel. De gemeentelijke herindeling mag er niet door worden verstoord.
Mevrouw Scheltema vermoedde dat de staatssecretaris met de term bevroren gemiddelde iets anders bedoelde dan de Raad voor de gemeentefinanciën destijds met de term voortschrijdend gemiddelde. Zij vroeg wat het verschil is en wat de effecten zijn voor gemeenten die een grote uitstroom uit de bijstand realiseren.
De heer Van den Berg (SGP) pleitte voor overleg met gemeenten en waterschappen over de kostenstijgingen bij de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken. Hij wilde de vermindering van de lokale lasten, in het kader van de Zalmsnip, in een breder perspectief zien dan alleen de gemeentelijke lasten. De waterschapslasten maken een steeds groeiend deel van de lokale lasten uit, volgens de laatste monitor 26%. Als consequentie van de Vierde nota waterhuishouding zullen die lasten alleen maar stijgen. Hij zou het merkwaardig vinden als de waterschappen verplicht worden milieuheffingen, voortkomend uit de WVO, op te leggen en de gemeenten juist vergelijkbare heffingen niet meer mogen opleggen. Hier wreekt zich dat bij het bekijken van de lokale lasten vaak niet naar de waterschappen wordt gekeken, omdat die onder Verkeer en Waterstaat vallen. Niet alle departementen zijn zich bewust van het belang van de waterschappen.
De heer Van den Berg vond dat er best wat te zeggen valt voor het Rotterdamse kwijtscheldingsbeleid, maar het is een soort categorale kwijtschelding, die volgens hem naar de letter van artikel 255 van de Gemeentewet niet mogelijk is. Fiscale wetgeving, heffingen, invorderingen, moeten altijd formeel worden uitgelegd en niet te gemakkelijk worden uitgelegd. Als de Rotterdamse handelwijze acceptabel is, moet zij dan niet tot aanpassing van de regelgeving leiden?
De heer Van den Berg was verbaasd over het verzoek van de VNG om het rekentarief OZB per 1 januari 1999 aan te passen, omdat de VNG anders altijd waarschuwt tegen te onverhoedse maatregelen. Het verzoek wordt in elk geval niet door alle gemeenten gedeeld. Hij was blij met de mededeling, dat de kwaliteit van de financiële besluitvorming door de gemeenten wordt bekeken, maar hij dacht dat dit al lang gebeurde. Hij vreesde dat het preventief toezicht wat te gemakkelijk is vervangen door repressief toezicht.
De heer Van den Berg herinnerde zich levendig de politieke discussies in de Kamer over de besteding van de Zalmsnip door de gemeenten. Het verbaasde hem dat de motie over de substraatteelt nog steeds niet is uitgevoerd.
Het antwoord van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
De staatssecretaris verklaarde de lange duur van het werk aan sommige elementen uit het POR uit de moeizame wijze waarop gegevens voor het maken van beleid soms beschikbaar komen. Zolang bijvoorbeeld niet duidelijk is wat een jong monument is, kan geen volgende stap worden gezet. De functie van het POR was volgens haar, dat beleidsmatig kan worden gereageerd op ontwikkelingen die zich voordoen, in een redelijk tempo, zowel voor degenen die voordelige als voor degenen die nadelige consequenties van het beleid ondervinden. Zij hoopte dat het opdoen van ervaring met het instrument van het POR ertoe leidt, dat in de toekomst sneller kan worden gereageerd. Dat soms traag wordt gewerkt komt zeker niet voort uit onwil van de regering om aan wensen van de Kamer tegemoet te komen.
De staatssecretaris erkende dat zij de indruk heeft gewekt, dat de relatie tussen de artikel 12-problematiek en het Gemeentefonds nu goed was geregeld. Inmiddels is er de wens van de Kamer om in de komende periode te kijken of een andere afwikkeling van de consequenties van artikel 12 mogelijk is, maar zij hield zich niet bezig met de formatie, dus zij kon geen nader antwoord geven. De zaak is politiek dus niet afgedaan, maar technisch, in antwoorden op alle brieven die zij had gekregen, wel.
De staatssecretaris legde uit, dat bevriezing van het gemiddelde in de bijstand een vastzetten op één bepaald moment inhoudt, terwijl een voortschrijdend gemiddelde inhoudt, dat over een aantal jaren telkens wordt gemiddeld, zodat per jaar een meerjarig gemiddelde wordt gehanteerd. Met een voortschrijdend gemiddelde zouden schoksgewijze herverdelingseffecten kunnen worden voorkomen, maar de bredere discussie over Algemene bijstandswet, toeslagenbudget enz. zou erdoor worden geblokkeerd. Daarover zal ook nog niet per 1 januari 1999 beslist kunnen worden. Zij wilde nu geen forse verandering doorvoeren als wellicht op korte termijn nog eens een forse aanpassing nodig is.
Er is veel berichtgeving geweest over uitvoeringen van de 100-guldenmaatregel die niet conform de wens van de Kamer waren, maar niet over de vele gemeenten die keurig wel zo hebben gewerkt. De staatssecretaris had de gemeente Voorschoten een schorsing en vernietiging van het raadsbesluit aangekondigd. Materieel geeft Voorschoten nu uitvoering aan haar wensen. In Voorschoten werd bewust een groep uitgesloten waarvoor de Zalmsnip juist bedoeld was. Over Arnhem heeft zij thans geen nieuwe informatie. Over de uitvoering van de 100-guldenmaatregel wordt bericht in de Nota lokale lasten, die naar verwachting in september verschijnt. De gemeenten voeren de maatregel in de tijd gespreid uit, dus het duurt nog even voordat alle informatie beschikbaar kan zijn. De regering kan verkeerd bestede bedragen niet terugvorderen. Hooguit kan een wettelijke regeling voor de toekomst worden veranderd. De maatregel is maar voor twee jaar aan de orde.
De staatssecretaris had op de best mogelijke manier uitvoering gegeven aan de wens, met terugwerkende kracht vanaf 1997 met de aanwezigheid van vluchtelingen rekening te houden bij de uitkeringen uit het Gemeentefonds. Bij het vaststellen van het bedrag per eenheid voor 1997 voor de maatstaf minderheden is al rekening gehouden met de categorie vluchtelingen; het leidt dus niet tot nieuwe herverdeeleffecten. In 1998 verandert er voor deze maatstaf niets. Er is dus geen sprake van een tweede deel, waarnaar de heer Remkes had gevraagd. De staatssecretaris verheelde niet dat intern is gediscussieerd over het Cebeon-advies over de uitvoering van de WVG. De staatssecretaris verheelde niet dat intern een tijd is gediscussieerd over het Cebeon-advies over de uitvoering van de WVG. Het advies biedt een deugdelijke basis voor de toekomst, maar de uitvoering van de WVG is sterk in beweging en wijkt op het moment vaak nog sterk af van het advies. De politieke afspraak is gemaakt dat naar realisatie van het Cebeon-advies wordt gestreefd, rekening houdend met de ontwikkeling in de praktijk. Er is als het ware een tussenstap gezet. Komt op korte termijn meer geld voor de uitvoering van de WVG beschikbaar, dan zou al meer uitvoering kunnen worden gegeven aan het advies. Na de derde evaluatie van de WVG zal het zicht op de feitelijke ontwikkelingen beter zijn.
Na een wetswijziging is het mogelijk de milieuleges van de waterschappen op dezelfde manier aan te pakken als die van de gemeenten en de provincies. Een complicerende factor is dat de waterschappen met een omslagregeling werken. Er zou een forse breuk plaatsvinden in de financieringssystematiek. Voor de waterschappen is dit reden tot grote terughoudendheid. Het onderwerp zou in de toekomst opnieuw op de agenda kunnen komen. Het is nooit de bedoeling geweest om de waterschappen de zwarte piet toe te spelen. Gelet op de structuur van de waterschappen zou het denkbaar zijn, de milieukosten om te rekenen in de algemene tarieven, hetgeen dan weer een algemene stijging van de waterschapslasten ten gevolge zou hebben, ook al zou die niet dramatisch zijn. Het aandeel van de waterschappen in de lokale lasten kan substantieel genoemd worden. De ontwikkeling van de milieulasten zou ertoe leiden dat dit aandeel, zoals de staatssecretaris het eufemistisch uitdrukte, zeker niet vermindert. Zij verklaarde zich bereid, in het overleg met IPO, VNG en Unie van waterschappen dit probleem aan de orde te stellen, maar kon niet toezeggen dat daarover in september in de Nota lokale lasten al kan worden gerapporteerd.
De staatssecretaris oordeelde dat het kwijtscheldingsbeleid van Rotterdam conform de letter van de wet adequaat is. De wet schrijft niet voor op welke wijze individuele toetsing moet plaatsvinden. Haar overweging was, dat voldoende zorg wordt gedragen voor regelmatige toetsing. Gemeenten die het voorbeeld van Rotterdam zouden willen volgen, moeten regelmatig de individuele toets uitvoeren. Een keer in de vijf jaar is onvoldoende. Ook als de aanvraag om kwijtschelding maar eenmaal is gedaan, is het voldoende en in overeenstemming met de wet als er regelmatig wordt getoetst. Zij zag tot nu toe geen aanleiding om de wet preciezer te maken, maar zou dat kunnen overwegen als dit beleid steeds tot nieuwe discussies leidt. Zij had het artikel van Bordewijk niet gelezen, maar omdat gemeentelijke heffingen nominaal zijn en niet relatief, zijn bij wijzigingen de effecten voor de laagste inkomens altijd groter. In die zin zou enigszins een effect als een belastingvrije voet kunnen ontstaan. Juist vanwege het effect voor de laagste inkomens was dan ook besloten tot een toevoeging aan het Gemeentefonds en de 100-guldenmaatregel.
De staatssecretaris wilde er geen misverstand over laten bestaan, dat een aantal fracties wensen met betrekking tot de vrijstelling van de substraatteelt hebben geuit die verder gingen dan haar toezeggingen reikten. Zij verwachtte in het najaar nadere informatie voor een beleidsbeslissing te hebben. Het reguliere bestuurlijke overleg in oktober zou tot overeenstemming tussen de betrokken bestuurlijke partners moeten leiden. Een vrijwillige vrijstelling van OZB door de gemeenteraad is geen factor in de grondslagberekening voor het Gemeentefonds.
De staatssecretaris had juist vandaag een brief over de situatie rond de artikel 12-procedure voor Zaltbommel naar de Eerste Kamer doen uitgaan. De bedoeling is dat de inspecteurs hun onderzoek in juli afronden. Het is dan mogelijk om voor de vermoedelijke datum van de herindeling een beslissing te nemen over de aanvraag. In juli zou dan nadere informatie beschikbaar zijn, zodat de behandeling van het wetsvoorstel in september kan worden afgerond.
Het advies van de waarderingskamer over de kostenverrekening met betrekking tot de Wet WOZ is juist binnen. Het moet in de komende tijd worden beoordeeld. Er wordt gewerkt aan instructies om de mogelijkheden van belangenverstrengeling tot een minimum te beperken.
De staatssecretaris had de indruk, dat een aantal gemeenten de wens hebben, wat bij de totstandkoming van de Financiële-verhoudingswet niet is gelukt alsnog mogelijk te maken, namelijk een kleiner herverdeeleffect en voorts, dat deels wordt geredeneerd in strijd met feiten en omstandigheden. Op zichzelf is het juist, dat het rekentarief is afgestemd op de situatie in 1992, maar bij de aanneming van de wet is expliciet vastgesteld, dat voor het bepalen van de belastingcapaciteit van de gemeenten zou worden gerekend met de WOZ-waarde 1995. Een fors aantal gemeenten zouden dan wetsfictiegemeenten zijn. De waarderingskamer is om een advies gevraagd om de wetsfictiegemeenten materieel gelijk te schakelen met de gemeenten die de waardering in 1995 klaar hadden. Dat is de basis geweest voor de besluitvorming in 1997. De staatssecretaris meende volledig in overeenstemming met de besluitvorming rond de Financiële-verhoudingswet gehandeld te hebben. Vanaf dat moment is op vele plekken in Nederland sprake van een forse stijging van de waarde van onroerend goed, maar dat is voor de Financiële-verhoudingswet niet relevant, want de WOZ-waarde 1995 is voor vier jaar vastgezet. Dat is vanaf het begin van de Financiële-verhoudingswet niet gewijzigd. De wet heeft geen financiële consequenties die niet waren beoogd. Groei van de belastingcapaciteit kan consequenties hebben, maar op basis van de WOZ-waarde 1995.
Bij de rekenexercitie die aan de Kamer is voorgelegd, is uitgegaan van een tussentijdse aanpassing van het rekentarief, zonder wijziging van de WOZ-waarde. Dat levert een correctie op de besluitvorming van de Financiële-verhoudingswet 1997 op, op een wijze die naar de stellige overtuiging van de staatssecretaris niet door de Kamer was bedoeld. Na de toekomstige herwaardering zal vermoedelijk blijken, dat de WOZ-waarde substantieel hoger is geworden. Het leek haar het meest in de rede te liggen, bij een groter volume uit te gaan van een lager tarief, zodat het verrekendeel gelijk blijft. Dat zal ongetwijfeld ook herverdeeleffecten hebben, die misschien de voordelen van de Financiële-verhoudingswet 1997 deels teniet doen. Dat is echter reëel, omdat het voortkomt uit de stijging van het vermogen van de betrokken gemeente om een groter deel van haar financiering via de eigen inkomsten te verwerven. Bij stijgende WOZ-waarden zou over verlaging van het tarief kunnen worden gesproken, maar pas als die een reëel effect hebben op de uitkeringen uit het Gemeentefonds.
De nieuwe peildatum voor de WOZ-waarde is 1999 en gaat in 2001 in. De staatssecretaris achtte het onhaalbaar om die ingangsdatum te vervroegen, gelet op al hetgeen er voor de gemeenten komt kijken bij die herwaardering. Zij vreesde voor complicaties, slordige waarderingen en meer bezwaarschriften dan nodig. De waardestijgingen van onroerend goed zijn niet op een regelmatige manier over het land verdeeld. Dat zal consequenties hebben voor de OZB-capaciteit van de verschillende gemeenten, maar niet op hun bestedingsmogelijkheden. Bovendien zijn in 2001 de wetsfictiegevallen verdwenen. Alle waarderingen zijn dan reëel. Of bepaalde huiseigenaren na de herwaardering in financiële problemen kunnen komen, kon zij niet goed overzien. Desnoods zou zij de Kamer erover berichten.
Net als van de heer Van den Berg had verbazing zich meester gemaakt van de staatssecretaris toen zij de brief van de VNG las. Juist de VNG heeft de redeneringen over de relatie tussen OZB-capaciteit en Gemeentefonds opgezet. De brief van de VNG staat haaks op de standpunten die de VNG tot nu toe innam, met nauwelijks een serieuze argumentatie.
De staatssecretaris kon niet overzien hoever de gemeenten thans zijn met hun waarderingen, maar zij wist wel dat een groot aantal met de voorbereiding van de volgende taxatieronde bezig is. Zij beschikte niet over aanwijzingen dat wetsfictiegemeenten van dit moment de waardering in 1999 niet zouden kunnen of willen uitvoeren. Zij wilde wel nagaan of de waarderingskamer aanleiding ziet om een signaal aan de gemeenten te geven. Haars inziens konden de gemeenten met alle instructies en voorschriften die zij nu hebben de komende herwaarderingsronde zodanig uitvoeren, dat niet alle problemen van de vorige ronde weer ontstaan. Zij had begrip voor de wensen om snel over alle informatie te beschikken, maar bleef bij haar opvatting dat het voor de gemeenten ondoenlijk is om de waardering nu te versnellen.
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) had er begrip voor dat de staatssecretaris geen nieuwe toezeggingen over vrijstelling voor de substraatteelt wilde doen, omdat de staatssecretaris niet weet wat haar opvolger gaat doen. Indien de insteek van de volgende staatssecretaris niet overeenstemt met de bedoeling van de indieners van de motie, dan zullen die indieners overwegen om met een initiatief te komen.
Mevrouw Van der Hoeven was het wat het rekentarief OZB betreft volkomen eens met de staatssecretaris.
De erfpacht is kennelijk in de economische waardering van onroerende zaken meegenomen. Mevrouw Van der Hoeven zag graag in het eerstvolgende POR op welke manier dat is gebeurd, want dat was haar tot nu toe uit de daadwerkelijke waarderingen niet gebleken.
De staatssecretaris zegde toe de Kamer nader te informeren over de wijze waarop de erfpacht in de waardering wordt verwerkt, al wist zij niet of dat in het POR zal gebeuren.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), De Cloe (PvdA), Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Kamp (VVD), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Gortzak (PvdA), Belinfante (PvdA), Buijs (CDA), Rietkerk (CDA), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP) en Balemans (VVD).
Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Wagenaar (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Atsma (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Kortram (PvdA), Bussemaker (PvdA), De Milliano (CDA), Eurlings (CDA), Albayrak (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP) en Essers (VVD).
Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Melkert (PvdA), Hillen (CDA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Remak (VVD) en Wijn (CDA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), Van der Knaap (CDA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GroenLinks), Van Dok-van Weele (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Van Zijl (PvdA), Smits (PvdA) en Crone (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25610-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.