Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25608 nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25608 nr. 14 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 22 juni 1998
Met deze brief bied ik u het Kabinetsstandpunt aan dat is opgesteld naar aanleiding van de evaluatie van het Platform Wetenschap en Ethiek.
Het Platform Wetenschap en Ethiek werd in april 1994 ingesteld door de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschap met ondersteuning van de Ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur; Economische Zaken; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Justitie; Ontwikkelingssamenwerking; en Defensie.
Dit besluit vloeide voort uit de bespreking in de Tweede Kamer van de notitie «Kader voor discussies over ethische aspecten van onderzoek», die ik u in 1991 heb aangeboden.
Het model voor dit nationale platform voor de agendering en organisatie van maatschappelijke debat over ethische aspecten van onderzoek was op mijn verzoek ontwikkeld door het Rathenau Instituut, de Gezondheidsraad, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de Commissie van Overleg Sectorraden (COS). Dit model had de vorm van een experiment, zodat het Platform werd ingesteld voor drie jaar. Het werd ondergebracht bij het Rathenau Instituut.
De experimentele periode werd met een jaar verlengd, zodat de evaluatie in 1997 heeft plaatsgevonden. De Kerngroep stelde daartoe een «zelfevaluatie»-rapport op, getiteld «Platform Wetenschap en Ethiek; evaluatie 1994–1997», dat het bestuur van het Rathenau Instituut (RI) mij samen met zijn standpunt heeft voorgelegd. Dit standpunt houdt in dat het bestuur debatsactiviteiten over normatieve vragen rond wetenschap en technologie in Nederland noodzakelijk acht. Het bestuur wil daarom de functie van het Platform Wetenschap en Ethiek opnemen in het werkprogramma van het instituut mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals een scherpere taakstelling, het beleggen van publieksvoorlichting bij daarin gespecialiseerde organisaties en een verhoging van het reguliere budget.
Ik heb het zelfevaluatierapport op 28 januari 1998 aan de Tweede Kamer gestuurd. Ook heb ik dat rapport met het standpunt van het RI-bestuur voorgelegd aan de overige organisaties die in het Platform participeren (Gezondheidsraad, KNAW en COS) en aan de betrokken departementen. Daarbij heb ik aangegeven dat ik in principe voortzetting van een nationale «platform-functie» voor maatschappelijke discussie over ethische aspecten van onderzoek nodig acht en integratie binnen het Rathenau Instituut een goede keuze vind.
Zowel de organisaties die in het Platform participeren als de betrokken departementen ondersteunen dit uitgangspunt. Mede op hun verzoek heb ik met het Rathenau Instituut een scherpere taakstelling van deze «platform-functie» afgesproken. Die houdt het volgende in:
1. De platform-functie voor wetenschap en ethiek binnen het Rathenau Instituut omvat het stimuleren en vormgeven van maatschappelijke discussie over vragen op het grensvlak van wetenschap en ethiek. Daartoe signaleert en agendeert het Rathenau Instituut normatieve vraagstukken rond wetenschap en technologie, organiseert het discussies tussen relevante groeperingen, en rapporteert het over de uitkomsten.
2. Bij de oriëntatie op nieuwe ontwikkelingen in dit veld en de agendering van onderwerpen, stelt het Rathenau Instituut zich op als aanspreekpunt voor zoveel mogelijk betrokken maatschappelijke organisaties, waaronder ook het bedrijfsleven en de wetenschap. Een oriëntatie op de vragen die leven onder een breed publiek, maakt onderdeel uit van deze agenderende functie.
3. De discussies en debatsactiviteiten bieden plaats aan zoveel mogelijk betrokken maatschappelijke groeperingen en ook aan zoveel mogelijk relevante inzichten. Afhankelijk van de onderwerpen en het stadium van de discussies daarover, wordt er naar gestreefd de mogelijkheden tot publieksparticipatie te bevorderen.
4. Waar, als onderdeel van de discussie, specifieke voorlichting op het terrein van wetenschap en ethiek noodzakelijk blijkt, kan het Rathenau Instituut in samenwerking met professionele organisaties op dat vlak, zoals de stichting Wetenschap en Techniek Nederland (WeTeN), activiteiten bevorderen.
5. De uitkomsten van en rapportage over de debatten worden, waar nodig en mogelijk, dienstbaar gemaakt aan de verdere voortgang van «het maatschappelijk debat» over deze en vergelijkbare kwesties om op die manier zoveel mogelijk lijn en continuïteit daarin aan te brengen. Die rapportage kan onder meer omvatten: een analyse van de ethische vraagpunten van een wetenschappelijke of technologische ontwikkeling, een inventarisatie van standpunten, suggesties om de discussie verder te voeren, adviezen en aanbevelingen voor regelgeving. De rapportage kan verschillende vormen krijgen: breed gericht (zoals de «Berichten aan het parlement» die het Platform Wetenschap en Ethiek al hanteerde) of gericht op specifieke doelgroepen, schriftelijk, audiovisueel of in de vorm van een CD-ROM.
6. Het Rathenau Instituut levert ook een bijdrage aan de ontwikkeling van inzichten en kennis over de vraag hoe het maatschappelijk debat en de doorwerking van de uitkomsten daarvan, in algemene zin kan worden bevorderd.
7. Het Rathenau Instituut zorgt ervoor dat de organisaties die samenwerken in het platform-nieuwe-stijl een goede inbreng kunnen hebben.
Vormgeving van de activiteiten
De taken van het platform-nieuwe-stijl binnen het Rathenau Instituut krijgen vorm in de volgende activiteiten:
1. Het Rathenau Instituut stelt een «beraadsgroep» in, met daarin leden uit de organisaties die al in het Platform Wetenschap en Ethiek participeerden (Gezondheidsraad, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Commissie van Overleg Sectorraden), vertegenwoordigers uit kringen van wetenschapsvoorlichting en leden afkomstig uit belangrijke maatschappelijk partijen, waaronder het bedrijfsleven en de wetenschappelijke wereld. De beraadsgroep adviseert het bestuur van het Rathenau Instituut. Daarnaast kan het platform ook in bredere kringen vragen om suggesties voor onderwerpen.
2. Op basis van de adviezen worden keuzes gemaakt voor activiteiten op langere termijn. Rapportage over en algemene beschouwing van de opbrengst van deze activiteiten geven een globaal beeld van de urgentie en achtergronden van relevante maatschappelijke vragen op dit gebied (zie ook 6 en 7).
3. De onderbrenging van het platform-nieuwe-stijl bij het Rathenau Instituut brengt met zich mee dat in samenspraak met de beraadsgroep ook verbinding met programma's van het Rathenau Instituut wordt gezocht. De uiteindelijke keuze en de activiteiten vinden plaats onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het Rathenau Instituut.
4. De bevordering van maatschappelijke discussie over normatieve vragen krijgt vorm binnen de discussiebijeenkomsten en debatten die het Rathenau Instituut organiseert, waarbij zoveel mogelijk betrokken maatschappelijke groeperingen worden geïnvolveerd. Afhankelijk van het onderwerp en het stadium van de discussies daarover, wordt ook deelname vanuit een breed publiek bevorderd. In samenwerking met voorlichtende instanties zullen daaraan zo nodig voorlichtingsactiviteiten worden gekoppeld.
5. Steeds wordt ongeveer éénmaal per jaar een onderwerp geagendeerd, dat gedurende één tot twee jaar wordt behandeld. Daarnaast zal men ook inspelen op actuele ontwikkelingen, door kleinere activiteiten te ondernemen al of niet in verbinding met de overige programma's van het Rathenau Instituut en/of de organisaties die in het platform-nieuwe-stijl deelnemen.
6. Debatsactiviteiten en studies worden afgesloten met een rapportage die zo goed mogelijk de stand van zaken van een onderwerp tot uiting brengt. Die rapportage is bedoeld om de uitkomsten van een activiteit «terug te leggen» bij de groeperingen die het onderwerp in kwestie aankaartten of er direct bij betrokken zijn. Daarnaast richt de rapportage zich ook tot beleidsmakers en parlement. Er zullen ook initiatieven worden ontplooid om de uitkomsten via voorlichtende instanties een bredere publieke verspreiding te geven.
7. Het Rathenau Instituut verzorgt een jaarlijkse rapportage over de voortgang van de verschillende activiteiten: oriëntatie en agendering en debatsactiviteiten.
8. In aansluiting op de onder 6 genoemde vormen van rapportage, zal het platform tweejaarlijks een algemeen overzicht samenstellen van kwesties en overwegingen die bij de activiteiten genoemd onder 1, 2 en 3 naar voren zijn gekomen. Dit overzicht heeft als doelstelling een algemeen beeld te geven van de discussies die in de tweejarige periode deel uitmaakten van het debat over normatieve vragen rond ontwikkelingen in wetenschap en technologie.
9. De ministeries die het voormalige Platform Wetenschap en Ethiek ondersteunden spelen een belangrijke rol bij de opzet van nieuwe platform- en debatsactiviteiten, inhoudelijk, organisatorisch en financieel. Het Rathenau Instituut zal de betreffende ministeries op de hoogte houden van de activiteiten. Daartoe wordt éénmaal per jaar een bijeenkomst georganiseerd waarbij aan vertegenwoordigers van de ministeries over de voortgang wordt gerapporteerd en waar ook ruimte is voor wederzijdse suggesties over onderwerpen en vormgeving van het debat. De leden van de beraadsgroep worden voor deze bijeenkomst uitgenodigd.
Het bestuur van het Rathenau Instituut heeft aangegeven dat voor de «platform-functie» binnen het instituut extra budget nodig is, zowel basisfinanciering als ook budget voor grote debatten. Gezien het belang van de «platform-functie» zal ik het budget van het Rathenau Instituut verhogen met een geoormerkt bedrag, gebruik makend van de middelen voor het onderzoek- en wetenschapsbeleid (art. 23.04). Voor 1998 zal dat zijn f 400 000,–; voor de jaren 1999 e.v. een bedrag van minimaal f 400 000,– per jaar. Ik acht het van belang dat het Rathenau Instituut voor specifieke debatten samen met de bij een onderwerp betrokken departementen en organisaties tot een gezamenlijk voorstel met bijbehorende gezamenlijke financiering komt.
Het Rathenau Instituut zal later dit jaar worden geëvalueerd, conform het instellingsbesluit. Ik acht het niet zinvol dat de integratie van de platform-functie binnen het Rathenau Instituut meteen al onderwerp van deze evaluatie is. Ik zal de integratie van de platform-functie in het instituut in het instellingsbesluit opnemen, nadat de besluitvorming over de evaluatie van het instituut heeft plaatsgevonden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25608-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.