25 608
Voortgangsrapportage wetenschapsbeleid

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 10 april 1998

Hierbij zend ik u het antwoord op de vraag van uw Kamer inzake de mogelijkheden voor Benelux-samenwerking op het gebied van onderzoek en technologie op grond van artikel 130K EG.V, zoals gesteld tijdens het algemeen overleg over de voortgangsrapportage wetenschapsbeleid van 6 november 1997 (Kamerstuk 25 608, nrs. 1 en 2). In dit antwoord wordt tevens ingegaan op de mogelijkheden onder artikel 130L EG.V.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

BIJLAGE

Antwoord op de vraag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, gesteld tijdens het algemeen overleg over de voortgangsrapportage wetenschapsbeleid (Kamerstuk 25 608, nrs. 1 en 2), over de mogelijkheden voor Benelux-samenwerking op het gebied van onderzoek en technologie onder artikel 130K EG.V. In de beantwoording worden ook de mogelijkheden onder artikel 130L EG.V meegenomen.

Theoretisch bezien bieden zowel artikel 130K als artikel 130L EG.V mogelijkheden voor financiële deelname door de Europese Gemeenschap aan samenwerkingsverbanden tussen enkele lidstaten op het gebied van onderzoek en technologie. Tot op heden is van de mogelijkheden die beide artikelen bieden echter nog geen gebruik gemaakt. Wel subsidieert de Commissie duizenden samenwerkingsprojecten tussen instituten en bedrijven uit meerdere lidstaten in het reguliere Kaderprogramma.

Artikel 130K heeft betrekking op een besluit tot het instellen van en deelnemen aan een aanvullend programma, dat genomen wordt tijdens de tenuitvoerlegging van het Kaderprogramma.

Het gaat hier om een communautaire actie.

Artikel 130L betreft de situatie waarin enkele Lidstaten, buiten het Kaderprogramma om, besluiten tot samenwerking op het gebied van onderzoek en technologie en de Gemeenschap besluit om hier aan deel te nemen. Het gaat hier om een multinationale actie.

Bovengenoemde besluiten worden onder het Verdrag van Maastricht door de Raad genomen op basis van artikel 189C EG.V (samenwerkingsprocedure, 2 lezingen) en onder het Verdrag van Amsterdam door de Raad en het Europees Parlement tezamen op basis van het nieuwe artikel 251 (codecisie-procedure, 2 lezingen).

De praktijk op basis van het Vierde Kaderprogramma is dat het volledige budget voor het Kaderprogramma bestemd is voor de tenuitvoerlegging van de specifieke programma's. Gevolg is dat financiële deelname van de Gemeenschap aan aanvullende programma's (130K) en multinationale acties (130L) slechts mogelijk is binnen het bestek van de specifieke programma's. Onder het Vijfde Kaderprogramma zal dit naar verwachting niet anders zijn.

Nederland wil de mogelijkheden van het gebruik van de artikelen 130K en L verkennen. Deze artikelen bieden premies op gestructureerde samenwerking en taakverdeling tussen een kleiner aantal lidstaten. Anderzijds kunnen besluitvorming en beheer omslachtig zijn. Nederland zal de mogelijkheden hiertoe met de andere Benelux-staten bespreken. Dat ook bij hen de politieke wil bestaat om samen te werken op het gebied van onderzoek en technologie blijkt uit een aantal besluiten van het Benelux Comité van Ministers, de laatste daterend van 20 november 1995.

Naar boven