25 600 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1998

nr. 53
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 augustus 1998

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 17 juni 1998 overleg gevoerd met minister Melkert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het proces samenwerking werk en inkomen (SWI) (25 600-XV, nr. 49).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Verburg (CDA) constateerde dat van de samenwerkingsverbanden inmiddels 48 CWI's functioneren. Zij vroeg zich af wat de oorzaak ervan is dat de realisatie daarvan op andere plaatsen minder soepel verloopt. In de rapportage miste zij aandacht voor sectorspecialisten. Deze deskundigheid is voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die vaak zijn ingedeeld in fase 4 van groot belang. Zij vroeg zich dan ook af of gebruik gemaakt zal worden van het aanbod van het NOSW om de aldaar aanwezige specialistische kennis in te zetten voor de trajectbegeleiding van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Mevrouw Verburg informeerde naar de stand van zaken rond de afstemming met de ministeries van Binnenlandse Zaken en VWS betreffende de eenloketfunctie. Bij het Cliënt volg communicatie stelsel (CVCS) speelt de privacybescherming van cliënten een grote rol. De positie van de stichting CVCS dient duidelijk vastgelegd te worden, omdat deze stichting voor alle betrokken partijen een transparante organisatie moet hebben. Zij dient als onderdeel van SWI een overeenkomstig besturingskarakter te krijgen. Mevrouw Verburg sprak daarbij haar voorkeur uit voor een tripartiet besturingskarakter.

De heer Van Middelkoop (GPV) vroeg zich af, gezien de gebeurtenissen van de laatste maanden, of de instanties die bij het SWI-project betrokken zijn aan de brief en de adviesaanvrage aan de SER nog de zekerheid kunnen ontlenen dat de eerder uitgezette beleidslijnen voor het SWI richtinggevend blijven. Het was hem ontgaan dat de aangekondigde ministeriële richtlijn inderdaad op 1 juni is gepubliceerd.

In de brief wordt gesproken over 221 CWI's. Hij vroeg zich af of dit voor de UVI's organisatorische versnippering inhoudt. Hem bereikten verontrustende signalen over de eenloketgedachte. Het zou namelijk niet voldoende zijn, bij het front office gegevens aan te leveren. Men moet toch weer naar de UVI ofwel het back office met nadere gegevens. Kan de minister aangeven wat hiertegen gedaan wordt?

Voorts verzocht hij de minister een indicatie te geven van de mate waarin door de UVI's boven het vastgestelde budget bij de arbeidsvoorziening wordt ingekocht. Deze budgetten schijnen vrij laag te zijn. In welke mate bieden de UVI's bij de gemeenten al dan niet via de arbeidsvoorziening werkzoekenden werk aan voor een WIW-baan?

De opmerkingen in de brief over de bestandsindeling zijn niet erg duidelijk. Natuurlijk moet de bestandsindeling onafhankelijk geschieden, maar wie ziet daarop toe? Als er geen sprake is van onafhankelijkheid zijn daarmee financiële belangen gemoeid. Hij verzocht de minister een onafhankelijk toezicht te garanderen.

Het was de heer Van Middelkoop niet duidelijk hoe binnen SWI de verantwoordelijkheid ligt voor werkzoekenden in fase 4 en wie erop aangesproken kan worden, werk te vinden voor deze categorie. Hij verwees in dat verband naar de motie-Schutte van anderhalf jaar geleden.

Het verbaasde hem dat in de voorgenomen regelgeving geen ministeriële verantwoordelijkheid is opgenomen voor de klachtenregeling. Als in een dergelijke regeling de verschillende fases en de afstand tot de arbeidsmarkt worden gedefinieerd, hetgeen van belang is voor de werkzoekende, waarom wordt er dan niet iets in opgenomen over het klachtrecht?

De heer Rosenmöller (GroenLinks) stelde in de brief over het samenwerkingsproces een zekere mate van tegenstrijdigheid vast. Het proces vertoont voldoende voortgang, hoewel het nog veel krachtsinspanning van partijen zal vergen om voor eind 1998 overal samenwerkingsovereenkomsten te hebben gesloten die voldoen aan de gestelde eisen. Er zijn inmiddels 48 CWI's operationeel, maar gaat het proces wel snel genoeg?

Aan de relatie tussen het SWI-proces en de actualiteit kon hij niet ontkomen. Hij wees op het OSV-traject en de mogelijkheid tot samenwerking tussen gemeenten, UVI's en arbeidsvoorziening. De planning rond het SWI-proces dient gehandhaafd te worden. Hoe verhoudt zich dit alles tot de plannen waarmee werkgevers en werknemers zeer onlangs zijn gekomen in het advies van de Stichting van de arbeid alsook tot het plan-Melkert/De Grave aan de vooravond van de verkiezingen? Een van de conclusies uit het advies van de Stichting van de arbeid is dat SWI, indien de uitvoering van werknemersverzekeringen volledig geprivatiseerd wordt, onder zeer grote druk komt te staan, zo niet opgeblazen wordt. Speelt de overheid slechts een rol bij het beoordelen van de claim? Wordt de marktwerking geïntroduceerd bij de uitvoering van de sociale zekerheid? Hij verwees naar het reïntegratieproces en de administratieve afwikkeling. Kan volgens de minister bij de introductie van marktwerking het SWI-proces behouden worden?

Over de bestandsindeling merkte de heer Rosenmöller op dat in de diverse regio's daarmee zeer verschillend wordt omgegaan. Is de minister ook van mening dat de aanpak te weinig uniform is? De minister wil de vaststelling van de gronden voor de fase-indeling overlaten aan de deskundigheid van de samenwerkende partijen. Versterkt dit niet het proces van de regionale verscheidenheid? In hoeverre worden de cliënten daarbij betrokken?

Zijn de toezeggingen over het Inlichtingenbureau die de minister tijdens het overleg in april over het CVCS heeft gedaan inmiddels uitgevoerd?

Mevrouw Vliegenthart (PvdA) zag het SWI-traject als een belangrijke ontwikkeling van de afgelopen kabinetsperiode, met name werk boven een uitkering, één loket voor de klant en een efficiënte en doelmatige uitvoeringsorganisatie. In de brief wordt verslag gedaan van de randvoorwaarden om het proces succesvol te laten verlopen. Een belangrijk onderdeel is het CVCS. Een aantal pilots is inmiddels gestart. Wanneer kan het CVCS worden ingevoerd? Wordt het dan ook opgelegd aan de betrokken instanties? In dit systeem dient tevens de bestandsindeling te worden opgenomen. Objectivering van de bestandsindeling is voor de cliënt van zeer groot belang. Datzelfde geldt voor een klachtenregeling met betrekking tot de bestandsindeling.

Voorkomen moet worden dat mensen onnodig in fase 4 worden ingedeeld, terwijl zij over voldoende arbeidsmarktkwalificaties beschikken. De ontwikkelingen met de bestandsindeling dienen op macroniveau gevolgd te worden, zodat men beter kan concluderen wat er aan de hand is op de arbeidsmarkt.

Een van de aandachtspunten bij SWI is het voorkómen van instroom in de uitkeringssituatie. Het was mevrouw Vliegenthart echter gebleken dat een van de belangrijke belemmeringen voor de UVI's is dat zij moeten investeren in het voorkómen dat mensen werkloos worden, terwijl zij daar niet voor betaald worden.

In de adviesaanvrage van het kabinet aan de verschillende instanties is als uitgangspunt vastgelegd dat de ingezette beleidslijnen ten aanzien van SWI richtinggevend dienen te zijn. In de inmiddels uitgebrachte adviezen heeft het raakvlak tussen uitvoeringsorganisatie en SWI onvoldoende aandacht gekregen. Dat punt dient in de toekomst nadrukkelijk aan de orde te komen.

De heer Van Hoof (VVD) bevestigde dat de belangrijkste doelstelling van SWI reïntegratie is. Als het echter niet lukt, mensen weer aan het werk te krijgen, moeten zij een uitkering krijgen. De organisatie daarvan is belangrijk, maar mag niet op de voorgrond staan. Als zich tussentijds veranderingen voordoen op andere terreinen, moeten die doorwerken op de uitvoeringsorganisatie. De regievraag is belangrijk, met name met betrekking tot de aansturing enerzijds en de participatie van de drie betrokken partijen anderzijds.

Hij sloot zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Vliegenthart over preventieve activiteiten om werkloosheid te voorkomen. Hij vroeg zich wel af of dit onderdeel thuishoort onder SWI of dat dit in de WW geregeld moet worden.

Een ander aandachtspunt is de transparantie van de arbeidsmarkt en inzicht in vacatures. Dat geldt ook voor het aanbrengen van samenhang in de verschillende indiceringstrajecten voor WIW/Wet REA/WSW. Is het wel zinvol voor de WSW een aparte indicatiecommissie te hanteren? Als eenmaal een meetlat is ontwikkeld, dient deze ook voor de WSW gebruikt te worden.

Met de ministeries van Binnenlandse Zaken en VWS zal overleg gevoerd worden over de eenloketbenadering. De heer Van Hoof benadrukte dat één dossier nog belangrijker is. Om die reden hechtte hij zeer aan het CVCS.

De regionale arbeidsmarkt moet als onderdeel van de uniforme bestandsindeling betrokken worden bij de mogelijkheden en beperkingen van belanghebbenden. Verdiscontering, dat wil zeggen dat de werkzoekende op grotere afstand van de arbeidsmarkt wordt gezet naarmate er meer of minder vacatures zijn, kan toch niet de bedoeling zijn van een dergelijke meting.

De heer Van Hoof was het ermee eens dat gewaarborgd moet worden dat institutionele en financiële belangen geen rol spelen bij individuele beslissingen. Om die reden had hij altijd gepleit voor een onafhankelijke claimbeoordeling.

De heer Bakker (D66) vond het een wonderlijk moment om over SWI te praten, omdat advies is aangevraagd over de OSV en dat advies effect zal hebben op SWI. Over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van het tot stand komen van regionale loketten is iedereen het eens. Daarom dient er helderheid te komen voor alle betrokkenen.

Tegenover de bestandsindeling stond de heer Bakker enigszins ambivalent. De administratieve voordelen zijn groot en de meting is objectiever en beter vergelijkbaar. Is in de fase-indeling ook een zekere dynamiek voorzien? Negatieve kanten zijn er ook, omdat het gevaar bestaat dat mensen worden gereduceerd tot een aantal objectieve kenmerken. Hij pleitte dan ook voor structurele betrokkenheid van het individu bij de procedures rond de bestandsindeling. Daarbij hoort ook een klachtrecht, maar liever nog een beroepsrecht. De regeling daarvan mag niet worden overgelaten aan partijen.

De heer Bakker vroeg tevens aandacht voor de overlap tussen de medische keuringen in het kader van de arbeidsongeschiktheid en de meetlat in het kader van de werkloosheid. Veel mensen hebben een arbeidshandicap. Toch wordt van hen verwacht dat zij voor een deel op de arbeidsmarkt actief zullen zijn. Op welke wijze wordt daarin voorzien?

De ontwikkeling van het CVCS is essentieel. Onvoldoende duidelijk is hoe wordt omgegaan met de privacybescherming. Hoe kan deze zeker worden gesteld?

Om werkloosheid te voorkomen, kunnen contracten overeengekomen worden tussen de UVI's en het LISV. Daarvoor moet geld beschikbaar komen. Als een bedrijf om economische redenen ophoudt te bestaan, kan geen beroep worden gedaan op een financiële bijdrage, maar bij een reorganisatie kan het bedrijf ook een deel van de kosten ter voorkoming van werkloosheid voor zijn rekening nemen. Er moet niet te gemakkelijk een beroep kunnen worden gedaan op publieke fondsen.

Voor het feitelijk functioneren van de arbeidsvoorziening is de Wet REA belangrijk. Onzekerheid over de toekomst van OSV en SWI mag de voorbereiding daarvan niet belemmeren. Kan inderdaad over twee weken effectief aan de slag worden gegaan?

Als het waar is dat het marktaandeel van de arbeidsvoorziening sterk afneemt zou dat een zorgelijke ontwikkeling zijn. Worden er inderdaad minder vacatures vanuit de marktsector gemeld bij de arbeidsvoorziening? De institutionele vertegenwoordigers blijken niet in staat, de koppeling met de arbeidsmarkt te leggen. De prestatie van de arbeidsvoorziening hangt samen met de vacatures waarover men kan beschikken. Als de belangstelling voor de vacaturevervulling via de arbeidsvoorziening afneemt, is dat buitengewoon slecht voor de kansen van mensen die werk zoeken.

Antwoord van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De minister stelde vast dat veel onderling samenhangende vraagstukken aan de orde zijn gesteld. Dat is begrijpelijk omdat SWI het hart van een proces vormt waarin verschillende lijnen samenkomen.

De zekerheid over de beleidslijnen wordt gevormd door het beleid zoals dat tot op de dag van vandaag door het kabinet is vastgesteld. Als zich daarin zeer radicale veranderingen hadden voorgedaan, had hij zich zeker met de Kamer in verbinding gesteld over de vraag of het wel wijs is vandaag over SWI te spreken. Destijds is de keuze gemaakt, het proces van onderaf op te bouwen. Als gevolg daarvan zijn er nog tal van open vragen die geleidelijk worden ingevuld, ook via andere beleidsterreinen zoals de Organisatiewet sociale verzekeringen. Het SWI-proces vormt in dat geheel een dwarsverband. Daarvoor is drie jaar uitgetrokken. Aan het einde van die drie jaar moet er een landelijk dekkend net zijn met een structuur die zekerheid biedt.

De minister vond het moeilijk, de stand van zaken in te schatten. Naar aanleiding van de vraag of het wel snel genoeg gaat, wees de minister op twee factoren die daarbij een rol spelen. Afgesproken is dat er eind 1998 samenwerkingsovereenkomsten moeten zijn. De ervaring leert dat dit meestal pas in het tweede deel van de afgesproken periode gebeurt. Gezien de vragen die spelen, weten verschillende betrokkenen nog niet welke koers zij zullen kiezen. Dat er reeds goed wordt samengewerkt, leidde hij af uit de wijze waarop het procesmanagement communiceert met betrokkenen in de regio's. De algemene maatregel van bestuur en de ministeriële regeling bieden reeds duidelijk houvast. Van de ministeriële regeling voor de bestandsindeling kan een zekere katalyserende werking uitgaan omdat zij alle partners dwingt, die bestandsindeling ter hand te nemen. Als die samenwerkingsovereenkomsten er zijn, moet worden vastgelegd wat de eindstructuur is.

Over de uitvoering van de sociale verzekeringen heeft het kabinet in april een nadere positie ingenomen. Die positie heeft betrekking op hetgeen in de back-office-activiteiten aan de orde is. De verhouding tussen front office en back office moet nog nader worden uitgewerkt. Daarbij kan de keuze gaan tussen een meer publieke of meer private oriëntatie. Volledige privatisering van de werknemersverzekeringen is hierbij niet aan de orde. Dieper kon de minister op dit onderwerp niet ingaan. Het kabinet heeft zijn standpunt over OSV gepubliceerd. Er zijn adviezen binnengekomen. De SER moet officieel zijn advies nog uitbrengen. Het is nu aan het kabinet, daarop zo spoedig mogelijk te reageren.

Het procesmanagement SWI heeft een project gestart om te bekijken op welke wijze de indicatiestelling SWI, de Wet REA en de WSW op elkaar kunnen worden afgestemd. Eerst moet bekend zijn wat de overeenkomsten, maar ook de pertinente verschillen zijn tussen de onderscheiden trajecten. Het had de voorkeur van de minister dat het NOSW de beschikbare capaciteit eerst gebruikt om de uitvoering van de WSW optimaal te bevorderen. De verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van mensen met specifieke kenmerken ligt in eerste instantie bij de sociale diensten en de uitvoeringsinstellingen en niet bij de CWI's. Nagegaan moet wel worden of er voldoende mogelijkheden zijn, iedereen te bereiken.

Een projectbureau werkt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan het overheidsloket 2000, dat beoogt te komen tot integrale overheidsdienstverlening aan burgers en werkgevers. Bij dit projectbureau is de ontwikkeling van SWI aangemeld. Voorkomen moet worden dat er parallel, maar los van SWI een andere geïntegreerde loketontwikkeling plaatsvindt.

Voor het CVCS geldt 1 januari 1999 als datum waarop vastgesteld moet worden of het systeem voldoet aan de behoefte en de doelstelling. Vanaf die datum kan begonnen worden om het in enkele jaren overal in te voeren. Een aantal pilots is gestart. De regeling waarin het meetinstrument is vastgelegd, is vastgesteld. Zodra de technische kant van het CVCS beproefd is, kan het meetinstrument daarin ondergebracht worden. Met de Registratiekamer is contact opgenomen over de criteria voor de gegevensuitwisseling. Eventuele uitzonderingen op de regel van privacybescherming zullen expliciet moeten worden gemaakt in wet- en regelgeving.

Over de inkooprelatie tussen UVI's en WIW kon de minister nog niets zeggen, omdat daarover nog geen representatieve gegevens bestaan. De UVI's hebben een probleem met de inkoop, omdat hun niet is toegestaan met WW-middelen preventieve activiteiten te ondernemen. Zij kunnen wel beschikken over het inkoopbudget uit de Veegwet. Het voorkómen van werkloosheid is een belangrijk actiepunt. Het dient op korte termijn nader geregeld te worden, maar gezien zijn demissionaire status kon de minister niet zeggen hoe en wanneer dit zal gebeuren.

De ministeriële regeling bevat de instructie op hoofdlijnen voor de toepassing van de bestandsindeling. Via deze ministeriële regeling wordt het toezicht uitgeoefend door het CTSV met op de achtergrond de minister.

Het zat de minister dwars dat hij op de belangrijke vraag naar de verantwoordelijkheid voor de cliënt in fase 4 geen goed antwoord kan geven. Dit betreft met name het moment dat iemand in eerste instantie wordt geïndiceerd voor fase 4. De kwalificerende intake van mensen die geïndiceerd zijn voor fase 2 of 3 vindt wel in het CWI plaats. In het CWI is ook de expertise gebundeld die daarvoor nodig is om tot een beoordeling te komen van de vraag welk traject iemand nodig heeft in fase 2 of 3. Het was hem te mager dat als vastgesteld wordt dat iemand thuishoort in fase 4, een enkele reis UVI of sociale dienst wordt gegeven. Hij zocht naar een mogelijkheid, een soort nadere kwalificatie te doen plaatsvinden in het CWI om vast te stellen wat nodig is voor iemand in fase 4 om toch de verbinding naar de arbeidsmarkt zo goed mogelijk in stand te houden. Daarover wordt nog gesproken tussen arbeidsvoorziening, gemeenten en uitvoeringsinstellingen. Hij zegde toe, in een nieuwe vervolgrapportage expliciet op dit punt terug te komen.

In het samenwerkingsbesluit SWI staat dat er een regeling moet komen om klachten in behandeling te nemen. Dat geldt ook voor klachten over de bestandsindeling. Het punt van de cliëntenparticipatie in de vormgeving van het functioneren van het CWI in meer algemene zin moet nog nader geregeld worden. Het model uit de Algemene bijstandswet biedt aanknopingspunten om iets soortgelijks te regelen voor SWI. Dat moet gebeuren als de eindstructuur van SWI wordt vastgelegd.

De verwijzing van de heer Van Middelkoop naar het samenwerkingsbesluit SWI, waarin staat dat onder meer de wijze moet worden geregeld waarop klachten met betrekking tot de administratieve indeling als bedoeld in artikel 71, namelijk de bestandsindeling, worden behandeld, noemde de minister terecht. Dit punt moet nader worden verduidelijkt. Het slaat terug op de vraag of er een juridisch, formeel beroepsrecht is. Daarvan is destijds gezegd dat dit niet geregeld moet worden, omdat daaromheen veel bureaucratisch gedoe zal ontstaan. Er is wel ruimte geschapen om te klagen in het kader van een in het CWI vast te leggen regeling in de samenwerkingsovereenkomst. Er wordt inmiddels een model ontwikkeld. Als de samenwerkingsovereenkomsten er zijn, moet bekeken worden wat de uitwerking is van deze specifieke opdracht bij de totstandkoming. Daarna kan overwogen worden daarin uniformering aan te brengen. De minister zegde toe de klachtenregeling op deze wijze te zullen bezien. De introductie van de contractgedachte, waarin rechten en plichten aan elkaar gekoppeld zijn, gaat nog een stap verder.

De tekst van de brief aan de Tweede Kamer van 27 april jl. over de indeling in fasen in verhouding tot de situatie op de regionale arbeidsmarkt was ook naar de mening van de minister niet glashelder. De regionale arbeidsmarktsituatie is wel degelijk belangrijk om te weten wat de operationele consequentie is van het eenmaal ingedeeld zijn in een fase. Het uitgangspunt is echter dat iemand wordt ingedeeld in een fase, ongeacht de arbeidsmarktsituatie. Vervolgens doet het er wel toe, afhankelijk van de regio waarin men woont, of er voor het type werk waarnaar men zoekt of waarvoor men gekwalificeerd is, emplooi is. In de tekst is nadrukkelijk verband gelegd met passende arbeid. Op basis van de objectieve bestandsindeling, waarbij wordt uitgegaan van wat iemand kan of niet kan, wordt de vraag beoordeeld, wat gedaan kan worden, gezien de arbeidsmarktsituatie. Hij zegde eveneens toe, de tekst op dit punt te verhelderen.

De minister zegde voorts toe, in de nieuwe vervolgrapportage terug te komen op de relatie met de medische keuring en de mate van gedifferentieerd opereren van het CWI jegens WW-gerechtigden en WAO-gerechtigden. Het is belangrijk, zo goed mogelijk aan te geven hoe in de toekomst die verhouding geregeld zal zijn.

De staatssecretaris heeft over de implementatie van de Wet REA per 1 juli aanstaande informatie gezonden aan zowel de Eerste als Tweede Kamer. De minister had daaraan niets toe te voegen. Hij stelde voor, op de vraag over de arbeidsvoorziening en het marktaandeel terug te komen in het verslag dat hij de Kamer zal doen van het bestuurlijk overleg dat hij deze maand met het CBA op basis van de wet zal hebben. Hij wilde de indruk wegnemen dat een afnemend marktaandeel een problematisch punt is. De meting van het marktaandeel heeft veel te maken met de omvang van de markt en het gebruik maken van kanalen in een situatie waarin geen sprake is van verplichte aanmelding van vacatures. Een van de hoofdfuncties van het CWI moet die van nationale vacaturebank worden. Dit betreft echter een vervolgfase die door het volgende kabinet ongetwijfeld zal worden opgepakt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Wilders (VVD)

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Duijkers (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Hofstra (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Klein Molekamp (VVD), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Van den Akker (CDA), Melkert (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), De Vries (VVD), Oudkerk (PvdA).

Naar boven