25 600 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1998

nr. 52
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 31 augustus 1998

Op 19 februari 1998 hebben de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Biesheuvel en Reitsma enkele vragen gesteld over het functioneren van de Wet premieregime bij marginale arbeid (PMA). In antwoord op de vraag of ook personen met een VUT-uitkering onder de PMA-regeling vallen heeft de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), dat bevoegd is tot het aanwijzen van bijzondere categorieën, vooralsnog geen reden had gezien om deze categorie voor 1997 aan te wijzen en dat het Lisv op dat moment doende was de regeling op dit punt te evalueren.

Inmiddels is deze evaluatie van het «Aanwijzingsbesluit categorieën Wet premieregime bij marginale arbeid sector Agrarische bedrijf» (Staatscourant 89, 1997) over de periode 1 maart 1997 tot en met december 1997 afgerond. De evaluatie heeft zich met name gericht op de personele werkingssfeer en uitvoeringstechnische aspecten van deze regeling. Naar aanleiding van deze evaluatie heeft het Lisv besloten de personele werkingssfeer van de Wet premieregime bij marginale arbeid niet uit te breiden naar personen met een VUT-uitkering.

Zoals aan de Kamer bij de behandeling van de Wet premieregime bij marginale arbeid is toegezegd zal deze wet na twee jaar, dat wil zeggen in 1999 geëvalueerd worden. Na afronding van deze evaluatie zal ik u over de uitkomsten berichten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven