nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 juni 1998
Gelet op de demissionaire status van het kabinet heeft er geen regulier
Voorjaarsoverleg met de Stichting van de Arbeid plaatsgevonden. In plaats
daarvan is op 8 juni jl. door de Minister van OC&W en ondergetekende een
voortgangsgesprek gevoerd met de beide voorzitters van de Stichting van de
Arbeid. Afgesproken is dat er een breder overleg zal worden gevoerd, zo snel
mogelijk nadat het nieuwe kabinet zich in uw Kamer heeft gepresenteerd. Dit
zou een vervroegd Najaarsoverleg kunnen zijn.
In het gesprek op 8 juni jl. zijn in de eerste plaats de cao-ontwikkelingen
aan de orde geweest, mede op basis van de op 29 mei jl. aan uw Kamer toegezonden
rapportage van de Arbeidsinspectie. De opwaartse trend in de contractloonontwikkeling
is zorgelijk, maar niet alarmerend. Daarnaast gebeurt er het nodige in de
incidentele sfeer, waarbij verwacht mag worden dat een gedeelte hiervan structureel
zal zijn c.q. worden. Op het gebied van employability zijn de afspraken in
kwalitatief opzicht nog mager. Zoals voor ieder (nieuw) cao-thema kost uitwerking
tijd, maar het is cruciaal dat de invulling van employability bovenaan de
cao-agenda staat. Concrete employability-afspraken kunnen dan een belangrijk
alternatief vormen voor (te forse) structurele loonsverhogingen. Het lijkt
van belang – met name ook richting cao-partijen – nadrukkelijker
de relaties in beeld te brengen tussen (onder meer) employability, arbeid
en zorg, loopbaanonderbreking, flexibiliteit en zekerheid. Op deze wijze kan
in het Najaarsoverleg zo concreet mogelijk een brede cao-agenda geduid worden.
In het Najaarsoverleg 1997 is de Tripartite Werkgroep Inschakeling ingesteld.
Het afgelopen halfjaar heeft de werkgroep zich in de eerste plaats gericht
op een effectieve implementatie van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw).
Dit heeft onder meer geleid tot meer duidelijkheid over de gemeentelijke uitvoering
van de Wiw en tot nadere afspraken tussen sociale partners en gemeenten over
de (minimale) hoogte van de loonkostensubsidie inzake Wiw-werkervaringsplaatsen.
Ten tweede is onder tripartite verantwoordelijkheid een projectorganisatie
opgestart ter stimulering van het begeleid werken van arbeidsgehandicapten.
Afgesproken is dat de tripartite werkgroep zich beraadt op de relevante aspecten
van het onderwerp «sluitende aanpak» dat uit de Top van Luxemburg
voortvloeit (iedereen moet een traject aangeboden krijgen vóórdat
men 1 jaar werkloos is en jongeren voordat men een half jaar werkloos is)
ten behoeve van agendering in het Najaarsoverleg.
In het Najaarsoverleg 1997 heeft het kabinet zijn zorgen geuit over de
beschikbaarheid van voldoende beroepspraktijkvormingsplaatsen. Nader overleg
tussen de Stichting van de Arbeid enerzijds en de ministers van OC&W respectievelijk
SZW anderzijds heeft geleid tot overeenstemming over de hoofdlijnen van een
aanpak, met als doel het secundair beroepsonderwijs en daarbinnen in het bijzonder
het concept van werkend leren te versterken. Versterking van werkend leren
levert een bijdrage aan het doel – zoals onder meer in het Nationaal
Actieprogramma «Een Leven Lang Leren» geformuleerd – dat
zo mogelijk iedereen tenminste het niveau van een startkwalificatie dient
te bereiken. Geconstateerd is dat er allereerst op tal van punten nadere analyse
noodzakelijk is. De overheid neemt hierin het voortouw. Op basis van de analyseresultaten
zullen overheid en sociale partners gezamenlijk bezien op welke wijze belemmeringen
weggenomen kunnen worden.
Het hoofdlijnenakkoord «Werkend leren is kansen creëren»
is bijgevoegd.1
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert