nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 juli 1998
Op 23 oktober 1997 heeft de Raad voor het Landelijk Gebied (RLG) aan het
kabinet het advies aangeboden «Nieuw land ontwikkelen: zinnig of onbezonnen?».
Het advies handelt over de zinnigheid van nieuw land-oplossingen voor mainports,
woningbouw, landbouw, natuur of recreatie. Hierbij doe ik u, mede namens de
collega-bewindslieden van VROM, Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken,
mijn reactie op dit advies toekomen.
In zijn advies stelt de Raad zich terughoudend op ten opzichte van nieuw
land-opties voor grote ruimtelijke ontwikkelingsvraagstukken, zoals de mainports
Schiphol en Rotterdam/ Maasvlakte. In het komende kabinet zal nadere besluitvorming
over de verdere ontwikkeling van deze mainports plaatsvinden. Het is in dat
kader nuttig dat de RLG ons met uitgangspunten en standpunten confronteert,
die het verdienen bij dit besluitvormingsproces in ogenschouw te worden genomen.
Het pleidooi dat de RLG doet om bij investeringen in de economische structuur
rekening te houden met de bestaande waarden en functies van het landelijk
gebied en bij realisering van dergelijke investeringen zorg te dragen voor
een zo goed mogelijke inbedding in het landelijk gebied, beschouw ik als een
ondersteuning van het terzake in de afgelopen periode ingezette kabinetsbeleid.
Het kabinet heeft zich immers voor de opgave gesteld om duurzame economische
groei en werkgelegenheid te bevorderen, hand in hand met een zorgvuldig beheer
van ruimte, natuur, biodiversiteit en vermindering van milieubelastende emissies.
Kortom, overeenkomstig hetgeen de RLG bepleit, moeten investeringen ter versterking
van de ruimtelijkeconomische structuur van ons land gepaard gaan met investeringen
in de ruimtelijke kwaliteit.
Ik kan mij ook vinden in het standpunt van de RLG, dat bij grootschalige
ruimtelijke ingrepen een zorgvuldige nut en noodzaak discussie gevoerd moet
worden, waarbij zeker niet voorbij mag worden gegaan aan de belangrijke
waarden en functies die de in het geding zijnde gebieden thans hebben. Zo
mogelijk moet gekozen worden voor minder ingrijpende alternatieven.
Indien uit de nut en noodzaak discussie aangaande de ruimtelijke ontwikkeling
van de mainports Schiphol en Rotterdam/Maasvlakte zou blijken dat het kiezen
voor nieuw landontwikkeling te verkiezen is, dient de verdere uitwerking ervan
zoveel mogelijk via een integrale aanpak gestalte te krijgen, waarbij gezocht
wordt naar een nieuwe balans tussen economie en ecologie in de betreffende
gebieden en waarbij zowel geïnvesteerd wordt in de ruimtelijke economische
ontwikkeling als in de ruimtelijke kwaliteit. Een koppeling die overigens
bij het uitwerken van ruimtelijke oplossingen op het oude land evenzeer inhoud
moet krijgen.
Het door de RLG gepresenteerde «geen-spijt-beleid», –
met als kenmerken gefaseerde besluitvorming en realisering, met inbouw van
afbreek- en terugkeer-opties – mag niet leiden tot puur conserveren
en ontkennen van ruimtelijke dynamiek. Nederland kan en mag in ruimtelijke
economische zin niet op slot. Ik ben het eens met die signalen van belangrijke
maatschappelijke groeperingen in ons land die erop wijzen dat besluitvorming
juist te lang duurt en te versnipperd is.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen