25 600 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1998

25 600 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1998

nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

1 Inleiding

Bij de behandeling van het Structuurschema Groene Ruimte in de Tweede Kamer in 1993 kondigden de bewindslieden van LNV en VROM aan te streven naar het vernieuwen (saneren) van bestaande beleids- en gebiedscategorieën in het landelijk gebied. Deze toezegging is herhaald in bestuurlijk overleg met het Interprovinciaal Overleg (IPO) over plattelandsvernieuwing in 1996. In de Memorie van Toelichting bij de VROM-begroting voor 1998 en in het NMP3 heeft het huidige kabinet een brief over dit onderwerp toegezegd. Met deze brief wordt een tussenbalans gegeven van de stand van zaken.

Het Rijk geeft het beleid voor het landelijk gebied, behalve via generiek beleid, onder meer gestalte via rijksgebiedscategorieën met bijbehorend instrumentarium. Mede door de maatschappelijk gelegitimeerde beleidsambities van het Rijk, is dit in de laatste decennia uitgegroeid tot een complex stelsel. Vooral voor mede-overheden en andere betrokkenen in het landelijk gebied is een soms moeilijk werkbare situatie ontstaan, met onduidelijkheid over te bereiken doelen en moeizame afstemming van daarbij in te zetten instrumenten en (financiële) middelen. Dit bemoeilijkt in een aantal gevallen de doorwerking van rijksbeleid, en daarmee het bereiken van de rijksdoelstellingen.

Wij streven naar een belangrijke vereenvoudiging van het stelsel van beleidscategorieën en financiële regelingen voor het landelijk gebied. Dit met behoud van de ministeriële verantwoordelijkheid voor het beleid. Op korte termijn kan al via het afsluiten van gebiedscontracten (bestuursconvenanten) verduidelijking van beleidsdoelstellingen en gecombineerde inzet van bestaande subsidiemogelijkheden worden bereikt. Op langere termijn streven wij naar het saneren, bundelen, beter afstemmen en flexibiliseren van categorieën en regelingen. Op die wijze zal dit voornemen binnen bestaande budgettaire kaders worden geconcretiseerd. Dit zal gebeuren in overleg met overige departementen en met de andere overheden.

2 Gebiedscontracten

Wij zullen vaker dan tot nu toe gebruikelijk met overheden en maatschappelijke organisaties meerjarige gebiedscontracten afsluiten, gebaseerd op een gemeenschappelijke gebiedsvisie. Gebiedscontracten kunnen op korte termijn worden afgesloten, zonder bestaande regelingen aan te passen. Wij zullen daartoe zelf het initiatief nemen, of aansluiten bij initiatieven uit de gebieden. Het streven is om op korte termijn met zodanig nieuwe gebiedscontracten ervaring op te doen in tenminste drie gebieden.

Gebiedscontracten kunnen er op korte termijn toe bijdragen dat in een specifiek gebied de problemen van cumulatie en gebrek aan integratie in de praktijk verminderen. Vanuit rijksnota's en beleid van andere overheden liggen er voor een gebied verschillende doelen vast. Deze zullen met alle betrokken partijen worden uitgewerkt in één gebiedsvisie voor de ontwikkeling van een gebied, met op elkaar afgestemde doelen. De gebiedscontracten zullen uitgaan van de bestaande juridische en bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling.

In een gebiedscontract kunnen zaken worden vastgelegd zoals de gebiedsvisie met uitwerking van voor het gebied geldende doelstellingen, meerjarenafspraken over maatregelen en de inzet van het instrumentarium, inclusief financiële middelen en de bijdrage van betrokken partijen waaronder de rijksoverheid aan de realisering van de doelstellingen. Ook over de organisatie van de uitvoering en het eventueel instellen van één gebiedsloket kunnen afspraken worden gemaakt. Voor dit pakket moet een draagvlak bestaan bij de betrokkenen.

Afspraken over een adequaat monitoring- en evaluatiesysteem zijn belangrijk om de ministeriële verantwoordelijkheid voor realisatie van het rijksbeleid en inzet van rijksmiddelen waar te maken en om daarover verantwoording te kunnen afleggen aan de Tweede Kamer.

Het afsluiten van gebiedscontracten sluit aan bij de ervaringen die zijn opgedaan in ROM-, milieubeschermings- en WCL-gebieden. In vervolg op de evaluatie van het ROM-gebiedenbeleid zal als een belangrijke vernieuwing worden nagestreefd dat in de gebiedscontracten maatregelen en projecten ook meer doelgericht en in meetbare maatstaven zullen worden geformuleerd. Daarbij kunnen in een gebiedscontract afspraken worden gemaakt over de inzet van een breed scala aan instrumenten en middelen en kan deze werkwijze worden verbreed naar andere gebieden. Het initiatief hiervoor kan vooral ook van andere partijen dan het Rijk komen. Dit houdt overigens niet in dat in het gehele land gebiedscontracten zullen worden afgesloten. De contracten moeten voor de betrokken partijen een meerwaarde hebben, en moeten voor alle partijen (ook qua personele inzet) uitvoerbaar zijn.

In het gebiedscontract kunnen afspraken worden gemaakt over inzet van rijksmiddelen uit verschillende stromen. Hiermee wordt de afstemming tussen verschillende financiële regelingen een verantwoordelijkheid van het Rijk. Mede op grond van deze ervaringen zal het beleid en instrumentarium in komende beleidstrajecten worden aangepast.

3 Saneren, bundelen, beter afstemmen en flexibiliseren

Bij het afsluiten van gebiedscontracten gaan wij ervan uit dat dit op voorhand ook binnen de bestaande regelgeving kan gebeuren. Herziening van bestaande regelingen en gebiedscategorieën kan namelijk alleen in de loop van de tijd plaatsvinden, bij evaluatie of herziening van bestaande categorieën, of bij besluitvorming over nieuw beleid. Wij zullen in die trajecten meer samenhang aanbrengen in rijksgebiedscategorieën en waar mogelijk het aantal rijksgebiedscategorieën verminderen. Daarnaast zal het Rijk waar mogelijk gebiedscategorieën globaal aanduiden (via zoekgebieden) of criteria aangeven, op basis waarvan andere overheden gebieden concreet kunnen begrenzen.

Hierdoor wordt de afstemming op andere gebiedscategorieën eenvoudiger. Daar waar de doelen en benodigde vereisten voor uitvoering veel overeenstemming laten zien, zullen wij inzetten op het bundelen van huidige categorieën en instrumenten. Ook zullen wij zorgen voor een betere procedurele afstemming tussen verschillende regelingen. Daarbij kan gedacht worden aan eisen aan en moment van indiening van aanvragen, monitoring, verslaglegging en (financiële) verantwoording.

4 Beleidstrajecten

De hierboven beschreven uitgangspunten zullen worden gehanteerd in beleidstrajecten waarvan de belangrijkste in de bijlage worden genoemd. Ter illustratie wordt hieronder aangegeven hoe in enkele nu reeds lopende trajecten wordt omgegaan met bovenstaande uitgangspunten.

In het kader van de voorbereiding van een Reconstructiewet concentratiegebieden wordt gedacht aan door breed samengestelde reconstructiecommissies op te stellen reconstructieplannen, waarin een integraal ontwikkelingsperspectief wordt geschetst, met afspraken over inzet van instrumenten en middelen van de betrokken partijen.

In het NMP-3 is het voornemen uitgesproken om te komen tot een samenhangende financieringssystematiek voor het geïntegreerd gebiedsgericht beleid. Het gaat hierbij in eerste instantie om de financiële regeling die vanaf het jaar 2000 de Bijdrageregeling Gebiedsgericht Milieubeleid zal opvolgen. In het NMP3 is aangegeven dat het kabinet nagaat of hiervoor een interdepartementale regeling kan worden gemaakt, waarin de begrotingsruimte van de meest betrokken departementen gezamenlijk wordt ingezet. Dit zal voor het landelijk gebied in eerste instantie worden uitgewerkt in kwetsbare gebieden.

Een optie daarbij is om via instrumenten als meerjarige gebiedscontracten een bijdrage te leveren aan een efficiënt, effectief en consistent stelsel. In ieder geval wordt de procedurele afstemming bevorderd tussen het vervolg van de BGM-regeling en de eventuele herziening van de WCL-regeling na 2000. Het Groenfonds biedt mogelijkheden voor gezamenlijk financiering door Rijk en Provincies. Ook eventuele andere mogelijkheden zullen worden onderzocht.

In het kader van het LNV-programma beheer wordt een bundeling van het beheersinstrumentarium gerealiseerd. Momenteel worden circa tien regelingen samengevoegd tot één regeling voor gebieden met functie natuur en één regeling voor gebieden met functie landbouw. Voor de uitvoering van de regeling wordt de vorming van één loket nagestreefd.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

BIJLAGE

De belangrijkste beleidstrajecten waarin de uitgangspunten uit deze brief in ieder geval zullen worden ingebracht zijn:

• evaluatie en mogelijke herziening Structuurschema Groene Ruimte, inclusief de bijbehorende gebiedscategorieën en regelingen. Dit betreft bijvoorbeeld de WCL-regeling. De evaluatie is voorzien voor 1998;

• evaluatie en mogelijke herziening Natuurbeleidsplan, Bosbeleidsplan en Nota Landschap.

De evaluatie vindt plaats in 1998;

• als uitwerking van het gebiedenbeleid in het NMP3 zal de huidige Bijdrageregeling gebiedsgericht milieubeleid (BGM), inzetbaar voor ROM-gebieden en milieubeschermingsgebieden, worden herzien. Deze regeling loopt af in 1999. Vanaf 2000 zal een vervolgregeling van kracht worden;

• Reconstructiewet concentratiegebieden, de Rijksuitgangspuntennota bij deze wet, en de in dit kader voorziene partiële herziening van de Planologische Kernbeslissing VINEX en SGR. Deze worden alle in 1998 voorbereid;

• de voorbereiding van de 5 Nota Ruimtelijke Ordening. Uiterlijk eind 1999 wordt een nieuwe nota uitgebracht;

• Groene Hart. Momenteel wordt een integrale regeling Kwaliteitsimpuls Groene Hart voorbereid.

In 1998 wordt een ontwikkelingsprogramma Groene Hart opgesteld.

Naar boven