nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 april 1998
In antwoord op de vragen van mevrouw Augusteijn (D66) en mevrouw Van Ardenne-van
der Hoeven (CDA)1 over de cijfers van het
CPB betreffende een tekort bij de aankoop van gronden ter realisering van
het Structuurschema Groene Ruimte, bericht ik u het volgende.
Het CPB is door het kabinet betrokken bij de discussie over de toekomstige
ruimtelijke-economische structuur van ons land (ICES). In dat kader heeft
het planbureau pakketten van mogelijke investeringen doorgerekend. Daarbij
constateert het CPB, dat mede door een verdergaande opeenstapeling van ruimteclaims,
een grondprijsstijging valt te verwachten. Uitgaande van de EHS-doelstellingen,
is door het CPB voor de periode tot 2010 een indicatie gegeven van het tekort
aan grondverwervingsmiddelen voor de EHS, dat mogelijk zou kunnen oplopen
tot 1,5 miljard.
Het CPB doet tevens enige suggesties in de sfeer van flankerend beleid
om de grondprijsstijging zoveel mogelijk te beperken. Genoemd worden onder
meer een eenduidige aanwijzing van toekomstig ruimtegebruik, verruiming van
het aankoopgebied voor ruilgronden tot heel Nederland en onteigeningsmogelijkheden
voor gemeenten.
Het door het CPB geconstateerde tekort is reeds aan de orde gesteld in
ICES-verband en zal naar voren worden gebracht bij de kabinetsformatie.
In de ICES-brief van het kabinet aan de Tweede Kamer is een financieel
tekort geconstateerd van 800–1500 miljoen tot 2010.
Verder ben ik voornemens na te gaan in welke mate flankerend beleid kan
bijdragen aan het tegengaan van prijsopdrijving.
Mogelijke «alternatieven» voor aankopen voor natuur, zoals
meer particulier natuurbeheer en publiek-private samenwerking, kunnen naar verwachting ook in financiële zin slechts beperkt bijdragen aan
een verlichting van het problematiek.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen