Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25600-XIV nr. 57 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25600-XIV nr. 57 |
Vastgesteld 3 april 1998
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 28 januari 1998 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de Waddenzeeconferentie (LNV-97–682).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Volgens de heer Feenstra (PvdA) sprak de minister terecht over een «kader van beleid en beheer», maar voor de PvdA-fractie zou daarbinnen nog een dubbele integratieslag moeten plaatsvinden: onderlinge afstemming en verdere harmonisatie van het beleid, maar ook nog een gebiedsintegratie, zowel van de begrensde beschermingsgebieden als van hun directe omgeving. Heeft de minister er enig idee van hoe die dubbele integratieslag kan worden bewerkstelligd op weg naar de negende conferentie en hoe de verschillende deelstaten daarbij behulpzaam kunnen zijn? Is hij overigens bereid op schrift aan te geven hoe de diverse bevoegdheden in de buurlanden zijn georganiseerd en wie waartoe bevoegd is? Wat moet er op nationaal niveau, wat kunnen de deelstaten en andere overheden? Overigens miste de heer Feenstra in het trilaterale Waddenzeeplan nog wel een aanduiding van de afzonderlijke acties, een tijdpad en een financieel plaatje.
De PvdA-fractie onderschreef de opmerking in de Stadedeclaratie dat het Waddengebied van een bijzonder ecologisch belang is, dat er ook mensen in leven, werken en recreëren en dat er derhalve condities voor een duurzame economische ontwikkelingen moeten worden behouden. Wat het milieu betreft, spreekt de declaratie over voortgang en in de assessement staat op blz. 7 ook een duidelijke vermindering van de concentratie van fosfaat, stikstof en lood, al worden de in de Europese richtlijn vermelde doelstellingen nog niet gehaald. Opvallend is de gigantische uitstoot rondom de Elbe. Wat wordt daaraan gedaan en wat zou Nederland daaraan kunnen bijdragen?
Wat de natuur betreft heeft de Europese Commissie op 19 december jl. besloten stappen te nemen omdat Nederland de vogelrichtlijn onvoldoende zou respecteren, met name door een overexploitatie van schelpdieren die een ongunstig effect zou hebben op de vogelstand. Heeft de Commissie die stappen al genomen? Zo ja, waarop zijn die gebaseerd?
Zijn haar argumenten deugdelijk en, zo ja, welk antwoord heeft de regering daar dan op?
Ook binnen de landbouw zal in de Waddenregio een slag moeten worden gemaakt in de richting van kwaliteits- en streekgebonden producten. De minister heeft daarover een behartigenswaardige brief naar de Eerste Kamer gestuurd. Het verbaasde de heer Feenstra dan ook te hebben gehoord dat alle aanvragen van het brede samenwerkingsverband stichting Waddengroep in het kader van het project plattelandsvernieuwing als onderdeel van de stimuleringsregeling zijn afgewezen.
Vervolgens ging hij in op het Emsperrwerk. In Stade is ook afgesproken dat als het zwaarwegend maatschappelijke belang is aangetoond en alternatieven ontbreken pas tot uitbreiding van bedrijventerreinen, havens en andere bouwwerken mag worden overgegaan, mits een MER wordt opgesteld, langeretermijneffecten worden voorkomen en rivieroevers en de zoet- en zoutgradiënt hun natuurlijke staat behouden. Hoe treedt de minister die Sperrwerke tegemoet en hoe verhouden die zich tot het Eems-Dollardverdrag, de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn en de Stadeconferentie?
Ten slotte ging de heer Feenstra in op de zogenaamde particular sensitive sea areas. De milieueffecten ten gevolge van de scheepvaart zijn door bron- en ook effectmaatregelen teruggelopen. De effecten van de eerste maatregelen zijn hoopgevend, over de effecten van de tweede was hij teleurgesteld. De minister zegt dat verdere mogelijkheden zullen worden onderzocht, maar dat gebeurt al jaren. Zijn binnenkort concrete voorstellen te verwachten om vooral risicovolle vormen van scheepvaart op grotere afstand van zulke sensitive sea areas te houden?
Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) had begrepen dat er volgens de minister sprake is van een voortvarende aanpak, maar dat staat haaks op de mening van de Waddenvereniging terzake. In een recente ontmoeting van parlementariërs uit Denemarken, de twee Duitse deelstaten en Nederland bleek een algemene wens tot overeenstemming over de beschermingsgraad van het gehele gebied. Het is de bedoeling, ook van het Nederlandse parlement, om uiteindelijk te komen tot een trilateraal managementplan voor het gehele gebied, gebaseerd op dezelfde uitgangspunten en hetzelfde beschermingsniveau. Tijdens die ontmoeting was het haar wel opgevallen dat de drie landen dat beschermingsniveau zeer verschillend interpreteren. Zowel Denemarken als Duitsland en Nederland laten in feite de kust enigszins buiten beschouwing; voor Nederland gaat het om de mossel- en kokkelvisserij en de gasboringen, voor het Duitse gebied gaat het om de vaargeulen, de problematiek van de havens en de daardoor veroorzaakte vervuiling door olie, voor Denemarken gaat het om de jacht op vogels en met name ganzen. Voor het gehele gebied gaat het vervolgens om het toerisme en de druk die dat op het gebied legt. Door deze verschillende belangen is het moeilijk om tot een eensluidende opvatting over het gewenste niveau van bescherming van de Waddenzee te komen. Het is daarom een goede zaak dat is afgesproken dat op weg naar de volgende conferentie – in 2001 in Denemarken– een gezamenlijke parlementaire werkgroep aan het werk gaat om de respectievelijke regeringen van goede ideeën te voorzien voor één geharmoniseerd trilateraal plan. Is de bewindsman overigens bereid daaraan medewerking te verlenen?
Zij memoreerde de stukken die de NGO's voor de conferentie in Stade hebben opgesteld, het ene met de titel «fresh air into de Wadden Sea protection» en het andere met de titel «Naar een trilateraal verdrag in de Waddenzee». Dat laatste is opgesteld door economen en ecologen en geeft aan hoe het gebied beschermd zou kunnen worden en op welk niveau, het eerste geeft een weg aan waarlangs dat zou kunnen worden bereikt. Zij kreeg graag een reactie van de bewindsman op deze stukken.
Als een van de gevaren die de Waddenzee bedreigen, wilde mevrouw Augusteijn niet onvermeld laten het Emsperrwerk.
Het gebied van de Waddenzee staat ook onder druk door economische activiteiten van betekenis. Omdat het een beschermingsgebied is volgens enkele conventies dan wel richtlijnen zou naar haar mening eigenlijk het motto moeten gelden «handen af van de Waddenzee, geen verdere druk op het gebied», zoals ook altijd in het programma van haar partij is gesteld. Als voorbeeld noemde zij de afwijzing van haar partij van ook de proefboringen in het Nederlandse deel van de Waddenzee. Omdat een grote meerderheid in de Eerste Kamer daarmee toch heeft ingestemd, heeft de D66-fractie van de Tweede Kamer in het energiedebat de minister in ieder geval nog gevraagd die proefboringen dan ten minste achterin de rij te plaatsen, opdat hopelijk nieuwe gegevens die overbodig kunnen maken. Jammer genoeg zijn die nieuwe gegevens er nog niet. Daarom heeft D66 maar weer in haar programma opgenomen dat er geen proefboringen in de Waddenzee zouden moeten plaatsvinden.
De kernvraag was volgens mevrouw Augusteijn hoe met drie landen tot een geharmoniseerd verdrag kan worden gekomen ter bescherming van de Waddenzee op een redelijk niveau. Ziet de minister met de resultaten van Stade zo'n verdrag naderbij komen?
Ook mevrouw Vos (GroenLinks) zette de nogal optimistische geluiden van de minister tegenover de nogal kritische toon van de Nederlandse Waddenvereniging en haar zusterverenigingen in Denemarken en Duitsland. Er zijn weliswaar genoeg afspraken gemaakt, maar de concreetheid van de acties en maatregelen is echt niet zo groot. Zij zag graag dat de Kamer over de nadere implementatie werd geïnformeerd en dat er prioriteiten werden gesteld in de acties die zijn afgesproken.
De minister zegt zich te hebben aangesloten bij de ideeën over het integrated coast management, onder meer vanuit de milieuorganisaties naar voren gebracht. Naar de mening van mevrouw Vos was er weliswaar een stapje in die richting gezet, maar op een belangrijk aantal punten is die integratie nog lang niet bereikt. Met de heer Feenstra vond zij het jammer dat het vasteland, de eilanden en vaargeulen niet of heel beperkt in het plan zijn betrokken. Ook de integratie van enerzijds de ecologische en anderzijds de meer sociaal-culturele en sociaal-economische aspecten is nog niet diepgaand uitgewerkt. Bovendien is ook de participatie van de direct betrokken burgers en overheden niet voldoende ingevuld. Is de minister het er niet mee eens dat dit slechts een eerste stap is en dat op een groot aantal punten nog verdergaande integratie noodzakelijk is? Zo ja, wat wil hij daaraan doen?
Mevrouw Vos vond het opvallend dat in de afspraken over het winnen van delfstoffen wordt gesproken over de manier waarop, maar dat die in principe eigenlijk niet ter discussie wordt gesteld. Ook haar fractie is de mening toegedaan dat er in de Waddenzee geen proefboringen mogen plaatsvinden. Bij de evaluatie van de PKB Waddenzee zou hieraan haars inziens wel degelijk aandacht moeten worden besteed.
De fractie van GroenLinks had de minister verleden week nog gevraagd of hij enige opheldering kon verschaffen over de uitspraken van de Europese Commissie en over de schade die schelpdiervisserij aan de natuur zou kunnen toebrengen en wellicht kan hij daarover nu nog iets zeggen.
In delen van het beschermingsgebied blijft jacht mogelijk, ook omdat er een uitruil wordt gepleegd met een verbod op jacht in gebieden elders. Kan de minister daarvoor een motivatie aangeven?
Vervolgens sloot zij zich aan bij de vragen over het Emsperrwerk. Wil de regering bevorderen dat voordat met de bouw wordt begonnen allereerst de gewenste toetsingen hebben plaatsgevonden?
Voor de heer Reitsma (CDA) was een van de belangrijkste vragen welke positieve impulsen de achtste Waddenzeeconferentie heeft gehad. Op grond van zijn ervaring durfde hij te stellen dat er in de laatste toch relatief weinig succes is geboekt. Wil er een grotere harmonisatie worden bereikt in het Waddenbeleid, dan zal er wellicht moeten worden gedacht aan een uitruil van verschillende activiteiten. Derhalve leek het hem van groot belang dat de volgende conferentie in 2001 wat breder wordt voorbereid. Is de minister bereid om halverwege een conceptagenda voor die conferentie voor te leggen?
Ook hem was het gebleken dat er geen zicht is, zeker niet onder de parlementariërs, op de diverse bevoegdheden en wetgeving. Is de minister bereid en in staat om dat op een rijtje te zetten, opdat de Kamer weet waarmee en waarover zij praat en wat daarin gewijzigd zou moeten worden?
Hij had begrepen dat eind 1998 de PKB gewijzigd zou moeten worden, maar dat die termijn inmiddels met een jaar is verlengd. Op zich leek hem dat wel verstandig, maar toch zou hij graag vernemen wat er daarna gaat gebeuren en of de Waddenzeeconferenties uiteindelijk wel of niet zullen leiden tot wijziging van die PKB. Deelt de minister overigens de analyse van mevrouw Augusteijn van de prioriteiten die de verschillende landen hebben?
De heer Reitsma herhaalde de opvatting van zijn fractie dat er in de visserij niet zoveel behoeft te wijzigen, al zijn de geluiden daarover vanuit Duitsland en Denemarken wel anders. Vandaar ook zijn opmerking over «uitruilen». Afgezien daarvan vroeg hij zich af, hoe het nu precies zit met de Europese Commissie die Nederland voor het Europese Hof heeft gedaagd. Wat is daarvan de stand van zaken en hoe speelt de minister daarop in?
De heer Reitsma vroeg zich af, of de activiteiten die voortvloeien uit de commissie-Langman niet in strijd kunnen komen met de huidige voorstellen, het wettelijke kader en de thans vigerende PKB?
De heer Blauw (VVD) had in een bericht van het ANP d.d. 19 december 1997 gelezen dat de Europese Commissie Nederland voor het Europese Hof van Justitie daagt wegens overbevissing van de Waddenzee. Wat is de reactie van de minister hierop?
Uit de brief d.d. 31 oktober jl. leidde de VVD-fractie af dat na drie trilaterale conferenties er een situatie is ontstaan waarin iedereen zeer gemotiveerd is om het internationaal erkende wetland goed aan te pakken. Daarvoor is wel een goed draagvlak nodig in het desbetreffende gebied. Daarom moeten desbetreffende overheden, belangengroeperingen en bewoners er ook bij betrokken worden. Voorts is het in dat kader van belang dat de parameters en de databestanden worden geharmoniseerd. In Nederland is de Waddenzee via de PKB als beschermingsgebied aangewezen, in Duitsland als natuurpark. Het gaat uiteraard niet om dezelfde naam, maar wel dat hetzelfde wordt beoogd.
De heer Blauw vroeg met name de aandacht voor het samenwerkingsgebied buiten het beschermingsgebied, het zogenaamde relatiegebied, waarover in het verleden nogal vreemde discussies zijn gevoerd en waaraan ook heel vreemde eisen zijn gesteld. Wat dit betreft, stond hij nogal kritisch tegenover een uitbreiding van dat beschermingsgebied.
Hij had gelezen dat het drie jaar geleden in Leeuwarden met Guinee-Bissau afgesproken werkprogramma met drie jaar is verlengd. Kan de minister aangeven wat dat programma inhoudt?
Hij veronderstelde het standpunt van de VVD-fractie over de delfstofwinning in het Waddengebied bekend: onder randvoorwaarden mogelijkheden bieden voor exploratie en daarna een discussie over eventuele exploitatie, maar exploratie en exploitatie liggen wel dicht bij elkaar! Ook de VVD-fractie was geïnteresseerd in de stand van zaken van het Emsperrwerk omdat die van grote invloed kan zijn op het beleid rondom de Waddenzee in het algemeen en het Dollardestuarium in het bijzonder.
Voorafgaand aan de Waddenzeeconferentie had de minister uitvoerig met de Waddenvereniging van gedachten gewisseld, ook over de door mevrouw Augusteijn genoemde memoranda die in Stade zijn overgelegd en die hij de komende periode met enthousiasme zal uitwerken. Met de Waddenzee-PKB neemt Nederland een zeer geprononceerde positie in en loopt het in vergelijking met Denemarken en Duitsland voor qua filosofie over het Waddengebied. Het beleid richt zich niet alleen op natuurbescherming, maar is een verweving van ecologie, economie, enz., terwijl bijvoorbeeld de Duitse benadering meer neerkomt op afgesloten natuurparken en geen rekening houdt met relaties met het omliggende gebied. Op de conferentie in Leeuwarden is het gelukt om het zogenaamde samenwerkingsgebied vast te leggen en in Stade is het gelukt om uit te maken wat dat precies inhoudt. Na heel wat jaren kan worden geconstateerd dat zowel Denemarken als Duitsland meer de richting van de Nederlandse filosofie zijn opgegaan, dus niet alleen maar gericht op de natuur, maar ook op economische duurzaamheid van het gebied. Met name met Duitsland is de discussie over de verwevenheid van ecologie en economie nogal ingewikkeld geweest, vooral vanwege de verdeling van de verschillende bevoegdheden. De bewindsman was graag bereid die nog eens op schrift aan de Kamer voor te leggen. Er bestaat overigens nogal wat Duitse weerstand tegen de Nederlandse filosofie omdat men de indruk heeft dat het de Nederlandse PKB aan anderen wil opleggen, hetgeen ten koste zal c.q. kan gaan van de ontwikkeling van de haven van Hamburg. Maar men vergeet dan wel dat wat voor de Waddenzee geldt ook voor Rotterdam heeft gegolden en nog geldt.
In de verdere voortgang, die ook zijns inziens wel wat actiever moet zijn, sloot hij een verdrag niet uit, maar hij vreesde dan wel dat het de komende jaren zal blijven bij moeilijke discussies over formuleringen. Het had zijn voorkeur om te proberen datgene wat in Leeuwarden en Stade is bereikt in praktijk te brengen.
Het integrated coastal zone management is voor Nederland een logisch vervolg van het eigen beleid; het zoveel mogelijk betrekken van betrokken burgers en besturen. In Denemarken en met name in Duitsland wordt daar heel verschillend tegen aangekeken. Het leek de bewindsman daarom van belang om meer Nederlandse elementen in de trilaterale samenwerking te betrekken bij de uitwerking van het Waddenzeeplan en afspraken over de relatie Waddenzee-vasteland, over grensoverschrijdende samenwerking en over de verwevenheid ecologie en economie.
Op de conferentie in Stade die hij vanwege zijn reis naar China jammer genoeg niet heeft kunnen bijwonen, is een groot aantal acties afgesproken. Er wordt nu gewerkt aan een prioriteitstelling en wat hem betreft zouden speerpunten moeten zijn de duurzame ontwikkeling, waterbeheer, eutrofiëring, ecologie en economie en met name de grensoverschrijdende werking ervan, een milieuvriendelijke havenontwikkeling en dynamisch kustbeheer.
Over het Emsperrwerk heeft de Nederlandse regering Duitsland een aide-mémoire voorgelegd. In de beantwoording van schriftelijke vragen van eind verleden jaar heeft de minister van VROM de stand van zaken uitvoerig geschetst. De ontwikkelingen worden uiteraard nauwgezet gevolgd, maar tot op heden is van de Duitse bondsregering noch van de betrokken deelstaatregering van Nedersaksen gemeld dat er wijzigingen in de planning zijn gekomen. De bondsregering is wel om aanvullende informatie gevraagd. Op basis daarvan zal de regering een definitief standpunt bepalen. Naar verwachting zal die informatie in de loop van februari komen en zal de deelstaatregering niet eerder dan in maart een besluit nemen. De bewindsman zegde toe in overleg met zijn collega van VROM nogmaals na te gaan of de planning nog klopt.
De afgelopen jaren hebben de drie Waddenzeelanden geen overeenstemming kunnen bereiken over de precieze afbakening van de particular sensitive sea areas en de in dat kader te nemen maatregelen. In de maanden voor de Stadeconferentie is wel gebleken dat met name Duitsland daar niet erg veel voor voelt omdat daarmee de toegang tot de havens zou kunnen worden bemoeilijkt. Nederland heeft inmiddels wel voldoende maatregelen genomen, zoals het verplicht volgen van de diepwaterroute ten westen en ten noorden van de Waddeneilanden voor bepaalde tankschepen.
De bewindsman kon zich goed vinden in de schets van mevrouw Augusteijn van de discussies in de drie landen en wat daarin speelt. Hij betreurde het dat de voor de conferentie in Stade geplande interparlementaire bijeenkomst niet is doorgegaan, want het zou goed zijn als er zo'n interparlementaire werkgroep zou komen. Zijnerzijds verklaarde hij zich graag bereid aan de totstandkoming ervan mee te werken. In Stade is men al ver gekomen, maar in 2001 zou er wat hem betreft best nog een schepje op mogen. Die werkgroep zou er ook toe leiden dat de verschillende parlementen goed op de hoogte blijven en voorkomen dat ze te laat in het proces worden betrokken. De senior adviser group bereidt de conferentie in 2001 voor. Denemarken is daarin de leidende partij. Als er enig zicht wordt geboden op de conceptagenda zal de regering die ongetwijfeld aan de Kamer voorleggen.
Wat de jacht betreft is in Esbjerg de afspraak gemaakt om de jacht op in de Waddenzee migrerende vogelsoorten te verbieden, maar dat heeft met name in Denemarken tot groot verzet geleid – daar is van oudsher sprake van jachtrechten op open water – en het uitsluitend verbieden daarvan bood onvoldoende perspectief op een adequate bescherming van de verschillende soorten vogels, want de essentiële rust- en voedselgebieden op het vasteland waren daarmee dus niet gevrijwaard van jacht. Als compromis is afgesproken in Denemarken dat in jachtbeperkte delen van het samenwerkingsgebied van de Waddenzee (buitendijkse gebieden) onder voorwaarden is toegestaan en dat de jacht op het vasteland wordt gesloten. Dat behoeft overigens niet te betekenen dat het Nederlandse model zal moeten worden gewijzigd.
Voorts memoreerde de bewindsman dat de evaluatie van de PKB dit jaar zal beginnen. De wijze waarop dat zal plaatsvinden is nog niet ingevuld, maar hij achtte het vanzelfsprekend dat alle belangrijke elementen worden geëvalueerd. De verantwoordelijke minister daarvoor is de minister van VROM, maar uiteraard zal ook het ministerie van LNV daarbij nauw worden betrokken.
In het kader van de stimuleringsregeling is bepaald dat plannen worden beoordeeld door de beoordelingscommissie. Voorzover hij wist, waren de plannen die er lagen naar de mening van die commissie nog onvoldoende uitgewerkt op het punt van samenwerking, de uitstraling, de financiering en het communicatietraject. Hopelijk zal men op basis van dat oordeel in de volgende tender met verbeterde plannen komen.
De Europese Commissie is inderdaad de mening toegedaan dat Nederland de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn voor de Waddenzee onvoldoende naleeft. Zij wijst daarbij op onder andere de niet-duurzame benutting van het ecosysteem, onvoldoende voedselreservering, permanente gebiedssluiting en beoordeling van de effecten van de visserij op de natuur. De bewindsman wilde thans niet al te diep op die verschillende aspecten ingaan, maar wel opmerken dat hij de klacht van de Commissie zeer serieus neemt. Overigens bestaat er geen verschil van inzicht in het doel van de bescherming, wel over de weg waarlangs en de middelen waarmee dat doel kan worden bereikt. In een eerste reactie in de pers had hij al gezegd dat deze kwestie nader zal worden gekoppeld aan de evaluatie van de structuurnota Zee- en kustvisserij op basis waarvan zeer verstrekkende besluiten tot bescherming zijn genomen. De resultaten van die evaluatie zullen binnenkort beschikbaar komen. Aan de hand daarvan wil hij het overleg met de Commissie voeren.
In de richting van de heer Reitsma merkte de bewindsman nog op dat, voorzover hij wist, er geen spanning bestaat tussen de activiteiten die voortvloeien uit de commissie-Langman en de huidige voorstellen, het wettelijke kader en de thans vigerende PKB. Zijns inziens kan een goede en evenwichtige ontwikkeling van het Waddenzeegebied die Nederland voorstaat de noordelijke economie alleen maar ten goede komen.
Ten slotte wees hij de heer Blauw erop dat het programma met Guinee-Bissau slaat op trekvogels en de bedoeling heeft om mensen uit Guinee-Bissau te laten profiteren van de huidige samenwerking op dit gebied tussen de drie Waddenzeelanden.
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD) en Meijer (CDA).
Plv. leden: De Haan (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Heeringa (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), Verspaget (PvdA), M. M. van der Burg (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Van Walsem (D66), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van Zijl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD) en Beinema (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25600-XIV-57.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.