25 600 XII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 1998

nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 mei 1998

In mijn brief van 23 mei 1997 over fietsvoorzieningen (25 000-XII, nr. 46) liet ik u onder andere weten dat de Rijksoverheid kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden zou stellen aan fietsvoorzieningen bij stations. Deze voorwaarden waaraan voorzieningen moeten voldoen om voor financiering door de Rijksoverheid in aanmerking te komen, werden in december 1997 door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgesteld.

De voorwaarden werden opgesteld door een door Verkeer en Waterstaat geleide werkgroep. Naast Verkeer en Waterstaat zelf (onder andere het Masterplan Fiets) waren in die werkgroep NS Railinfrabeheer, Railned, NS Stations en NS Reizigers vertegenwoordigd. Bij het opstellen van de voorwaarden hield de werkgroep zoveel mogelijk rekening met commentaar van belangenorganisaties zoals de Fietsersbond enfb en ROVER.

De tekst van de voorwaarden is onlangs in brochure-vorm verschenen. Ik stuur u de brochure bij deze1. Ze zal verder worden gezonden aan de relevante onderdelen van het NS-concern, gemeenten en belangenorganisaties.

Uit de brochure kan worden opgemaakt dat stationsstallingen op een aantal belangrijke punten zullen worden verbeterd. Zo zal de afstand tussen de geparkeerde fietsen worden vergroot en zogenaamde etagerekken zoveel mogelijk verdwijnen. Als toch gebruik moet worden gemaakt van etagerekken, omdat er onvoldoende ruimte is, dan moeten die rekken zo worden geconstrueerd dat gebruikers hun fiets makkelijk op het bovenrek kunnen plaatsen (bijvoorbeeld met een zogenaamde uitschuifgoot).

Om voor de hand liggende praktische en financiële redenen zou het erg moeilijk worden om de fietsparkeervoorzieningen bij alle Nederlandse stations, waar nodig, in één keer uit te breiden en te verbeteren. Ik heb daarom gekozen voor een twee-stappen-aanpak.

Stap 1 is al gezet. Vanaf eind 1997 past het ministerie bij besluiten over de financiering van een nieuw station en van een grootschalige verbouwing van een station (waarvan de fietsparkeervoorzieningen deel uitmaken) de voorwaarden toe.

Dat betekent overigens niet dat alle stations die de komende tijd zullen worden gebouwd of verbouwd, per se voorzien zullen worden van fietsparkeervoorzieningen die aan de voorwaarden voldoen. Het ministerie heeft namelijk bij bepaalde stations al vóór eind 1997 een definitief besluit genomen over de financiering. Waar mogelijk zullen er echter praktische oplossingen gezocht worden voor deze «tussen-de-wal-en-het-schip-stations». Lukt dat niet dan worden ze in ieder geval meegenomen in stap 2.

Stap 2 wordt in de eerste helft van 1998 gezet. In die periode wordt in opdracht van Verkeer en Waterstaat een onderzoek uitgevoerd naar de fietsparkeervoorzieningen bij alle stations. Het onderzoek moet uitwijzen welke verbeteringen en uitbreidingen er, op basis van de voorwaarden, zouden moeten worden uitgevoerd en welke kosten daarmee gemoeid zijn. Medio 1998 zal ik, op basis van de onderzoeksresultaten, een beslissing nemen over een meerjarenprogramma om die verbeteringen en uitbreidingen te realiseren. Ik zal u daarover uiteraard, zoals beloofd, te zijner tijd informeren.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven