25 600 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1998

nr. 64
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 september 1998

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 24 juni 1998 overleg gevoerd met minister De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brief van de minister van VROM, d.d. 22 juni 1998 inzake radioactief schroot (VROM-98–504).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks) wees erop dat in een artikel in Vrij Nederland naar voren is gebracht dat vooral bij de kleine bedrijven in de Rotterdamse haven radioactief schroot terechtkomt. De beleidslijn die de minister in haar brief van 22 juni 1998 uiteenzet, is duidelijk: het bedrijfsleven is zelf verantwoordelijk voor de stoffen die worden ingenomen en moet zelf de risico's dragen. In de praktijk blijkt echter dat deze bedrijven daar onder meer om financiële redenen niet mee uit de voeten kunnen. Dit is een onaanvaardbare ontwikkeling die tot het ontduiken van regelgeving en tot groot gevaar voor de volksgezondheid kan leiden. De overheid geeft weliswaar goede voorlichting en maakt duidelijk dat de bedrijven besmet materiaal moeten weigeren, maar vaak zijn de bedrijven er niet van op de hoogte dat het ingenomen materiaal verontreinigd is. Om problemen te voorkomen moet worden nagedacht over maatregelen die ertoe leiden dat de kleine bedrijven op een juiste manier kunnen omgaan met verontreinigd materiaal, en wel zonder dat zij daaraan failliet gaan.

Voorts vroeg de heer Van der Steenhoven zich af hoe het mogelijk is dat de NAM radioactief materiaal op oneigenlijke wijze reinigt en zich niet houdt aan de daarvoor opgestelde richtlijnen. Het antwoord dat het ministerie hierop heeft gegeven, vond hij onvoldoende omdat in het artikel in Vrij Nederland wordt gesteld dat op zee geen radioactief materiaal mag worden schoongemaakt. Hij verzocht de minister hierop nogmaals in te gaan. Tot slot merkte hij op dat het handig is dat VROM ervan op de hoogte is indien grote internationale bedrijven via kleine verwerkers hun afval kwijtraken. In plaats van in voorkomende gevallen tot een schikking over te gaan, zouden de feiten op tafel moeten worden gelegd, zodat daarvan een bepaalde werking uitgaat.

De heer Van den Akker (CDA) was van mening dat het hierbij om een oud probleem gaat dat een krachtige aanpak verdient. Hij verzocht de minister aan te geven hoeveel bedrijven radioactief schroot hebben en hoeveel van hen over een vergunning of een bedrijfsmilieuplan beschikken. Hij benadrukte dat schroot niet alleen via handelaren wordt overgedragen. Transacties vinden vaak alleen op papier plaats, waardoor het probleem ondoorzichtig wordt. Hij verzocht de minister aan te geven hoe de controle en handhaving bij verontreinigd schroot is geregeld en iets te zeggen over de praktijk op dit gebied in het buitenland. Verder pleitte hij voor het hanteren van een draaiboek bij voorkomende incidenten. Hoe staat de minister overigens tegenover het doen van metingen in de havens door de overheid zelf?

Voorkomen moet worden dat bedrijven problemen met besmet schroot niet meer melden. De heer Van den Akker was er dan ook voor dat een regeling wordt getroffen voor onvrijwillig ontvangen radioactief schroot. In de sector zelf wordt al gesproken over een soort risicofonds of over een centraal depot waar materiaal gereinigd kan worden. Het leek hem een illusie te menen dat onvrijwillig ontvangen materiaal in alle gevallen aan de afzender kan worden geretourneerd. Een verbod op radioactief besmet schroot en het strafbaar stellen van het aanbieden van radioactief schroot leken hem effectiever. Wellicht kan de minister dit eens in Europees verband aan de orde stellen of hierop multinationals aanspreken.

De heer Klein Molekamp (VVD) zette een vraagteken achter een verbod op radioactief schroot. Uit de brief van de minister had hij begrepen dat de aanwezigheid van kunstmatige radioactieve bronnen bijna bij de handel hoort. Hij vond het van groot belang dat de vervuiling door radioactieve bronnen zoveel mogelijk wordt tegengegaan en beheersbaar blijft en, vooral, dat vervuild schroot niet illegaal verdwijnt. Hij verzocht de minister aan te geven op welke wijze in andere wereldhavens met dit probleem wordt omgegaan. Hoe reëel is de suggestie van de Metaalrecyclingfederatie (MRF), op Europees niveau naar een oplossing te zoeken? Heeft dit onderwerp al eens op de Europese agenda gestaan en zo ja, wat is daarvan de uitslag, en zo nee, is er dan geen reden om het aan de komende agenda toe te voegen?

Rusland wordt genoemd als een belangrijke bron van radioactief schroot. De heer Klein Molekamp verzocht de minister aan te geven of de aanvoer vanuit Rusland sinds de val van de muur is toegenomen en wat in de landen van herkomst aan het voorkomen van dit probleem wordt gedaan. Hij was het met de minister eens dat de primaire verantwoordelijkheid in dezen bij de bedrijven hoort te liggen. Hij vroeg haar of de overheid enig inzicht heeft in de verandering van inkoopvoorwaarden en het afdekken van eigen risico's door de Nederlandse handelsbedrijven. Is er binnen het bedrijfsleven draagvlak voor het vormen van een fonds?

In een brochure van de MRF wordt erop gewezen dat in de wet wordt uitgegaan van metingen in Becquerels, terwijl de gangbare apparatuur Sieverts weergeeft. Een lineaire vertaling van het een naar het ander zou vrij moeilijk zijn. Hij vroeg zich daarom af, of de minister voornemens is de wet aan te passen. Ook wilde hij graag weten of het gesignaleerde probleem gezondheidsmarges overschrijdt en hoe zich dit verhoudt tot de Arbo-wetgeving hierop zal worden aangepast.

De heer Poppe (SP) kreeg uit de brief van de minister van 22 juni 1998 de indruk dat de minister er zich toch wel erg gemakkelijk van afmaakt. De inspectie milieuhygiëne heeft weliswaar een aantal richtlijnen opgesteld, en zal deze ook aanscherpen, maar desondanks blijven problemen voorkomen. De minister is van mening dat dit onder de verantwoordelijkheid valt van de bedrijven zelf, maar de heer Poppe kon zich voorstellen dat een bedrijf dat een zwakke marktpositie heeft en concurrerend moet werken, moeite heeft met het terugsturen van verontreinigd materiaal naar goede klanten. Aangezien het probleem niet ontstaat bij de ontvanger van besmet materiaal, maar bij de ontdoener ervan of bij de importeur, was hij van mening dat deze laatsten verantwoordelijk gesteld moeten worden. Dan wordt het probleem immers niet aan het eind van de pijpleiding, maar bij de bron aangepakt. Nu gaat het verontreinigd materiaal van hand tot hand en komen allerlei mensen met dit materiaal in aanraking voordat het is aangekomen bij de uiteindelijke ontvanger, terwijl dan pas maatregelen worden genomen. Hij pleitte dan ook voor wetgeving of een AMvB waardoor iedere ontdoener of importeur van besmet materiaal verantwoordelijk gesteld kan worden. Hij vroeg de minister of zij bereid was hierover na te denken.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) had het gevoel dat de problemen met radioactief schroot toenemen. De omvang ervan is op dit moment moeilijk te overzien. Het lijkt zelfs dat vrijwel alle schroot iets van radioactiviteit in zich draagt. De kosten van het schoonmaken zijn hoog en een afzender uit het buitenland is vaak niet te achterhalen. Het leek haar dat zeker gevaar bestaat voor het illegaal wegwerken van dit schroot. De voorlopige richtlijn die de minister heeft opgesteld, bevat een aantal maatregelen waarin mevrouw Scheltema zich kon vinden. Volgens haar waren deze echter niet voldoende omdat ze weinig vat hebben op de toeleveranciers elders in de wereld.

De minister volgt het uitgangspunt dat de overheid regels stelt en voor handhaving zorgdraagt en dat het bedrijfsleven de risico's en de kosten draagt, maar mevrouw Scheltema meende dat juist daar de schoen wringt, omdat de vele kleinere bedrijven dat soort risico's niet aankunnen. Een ander probleem is dat bedrijven die onvrijwillig radioactief schroot ontvangen, vaak niet in het bezit zijn van de volgens de Kernenergiewet verplichte vergunning voor het voorhanden hebben van radioactief schroot. Volgens haar waren de door de minister genomen maatregelen – richtlijn, voorlichting, brochure en internationale conferenties – onvoldoende voor het oplossen van dit probleem. Zij verzocht de minister de omvang van het probleem in kaart te brengen.

De MRF beraadt zich thans op het oprichten van een fonds. Mevrouw Scheltema vroeg zich af of de minister hierbij niet de taak heeft de mensen uit de branche eens bij elkaar te brengen. Is een Europese aanpak niet eerder gewenst? En waarom worden poortdetectoren niet wettelijk verplicht gesteld? Tot slot pleitte zij ervoor meer controle uit te oefenen op het reinigen van afval op zee.

De heer Feenstra (PvdA) vond de situatie in de Rotterdamse haven, maar ook de internationale voorbeelden schrijnend. Het is van belang dat daar echt wat aan wordt gedaan. Controle van het materiaal voor de poort vond hij erg wenselijk, maar hij vreesde wel dat het probleem voor een deel door onachtzaamheid of door onwetendheid wordt veroorzaakt. Hoe effectief is dan een controle en hoe wordt dan vermeden dat het bedoelde schroot illegaal verdwijnt?

De heer Feenstra sloot zich aan bij de gemaakte opmerkingen over de richtlijn en vroeg of deze inderdaad na 1 juli 1998 doorloopt. Hij was het met de minister eens dat ook bij schroothandel sprake is van een commerciële activiteit en van een zeker bedrijfsrisico, maar hij wees erop dat er wel een juiste verhouding moet zijn. Als een bedrijf dat het goed wil doen dreigt failliet te gaan, is de verhouding niet juist. Het oprichten van een fonds sprak hem dan ook aan. Hieraan zou de sector zelf het nodige kunnen doen, maar ook de overheid zou een zetje in de rug kunnen geven.

Antwoord van de regering

De minister benadrukte dat problemen met radioactief schroot goed worden onderkend. Door de branche zelf worden veel activiteiten ondernomen en er wordt goed samengewerkt met de overheid. De inspectie milieuhygiëne, de arbeidsinspectie en het staatstoezicht op de mijnen onderhouden een intensief contact met de branche. Dit contact is tevens in het belang van de bedrijven omdat zij, door te voldoen aan de Kernenergiewet, werknemers en het milieu kunnen beschermen en grote financiële claims kunnen vermijden.

De vier grootste schroothandelaren in Nederland en Hoogovens als eindverwerker hebben alle poortdetectoren. De laatste jaren schaffen ook heel veel kleinere bedrijven poortdetectoren aan. De minister was het met de heer Van der Steenhoven eens, dat vooral de kleinste bedrijven de risicogroep vormen. Zij deelde verder mee dat in de inspectierichtlijn, die overigens doorloopt na 1 juli 1998, een en ander wordt aangegeven omtrent meldingen, nader onderzoek en het retourzenden van mogelijk besmette partijen. De branche heeft hierover een brochure uitgegeven en bij alle betrokkenen wordt hierop de aandacht gevestigd. De overheid brengt de naleving van de regelgeving voortdurend in beeld en oriënteert zich daarbij op drie groepen: de primaire ontdoeners, de hergebruikers en de inzamelaars.

De primaire ontdoeners zijn bedrijven die zelf installaties hebben die in de loop der jaren besmet kunnen raken. De minister benadrukte dat het hierbij niet per se om nucleair afval van grote installaties uit het oosten gaat, maar om natuurlijke straling. Bij de primaire ontdoeners, zoals de NAM, wordt systematisch controle uitgevoerd door de rijksoverheid. Zaken die op zee plaatsvinden, moeten worden gecontroleerd door het staatstoezicht op de mijnen. Hierover wordt voortdurend overleg gepleegd, onder andere met de NOGEPA. De minister ging ervan uit dat de NAM een grote verantwoordelijkheid voelt voor de gang van zaken. De affaire die in Vrij Nederland is gepubliceerd, is voor de NAM reden om zich nog eens nadrukkelijk te buigen over de daadwerkelijke situatie en het imagoverlies dat zij hierdoor kunnen lijden. De minister zei de NAM hierop aan te spreken en dat de controle intensief moet blijven. De NAM heeft de opdracht gegeven de metingen altijd te laten verrichten door de KEMA. Is er sprake van radioactief afval, dan zal dat aan land moeten worden gebracht.

De hergebruikers zijn voornamelijk fabrikanten van containerbakken. Ook daarbij is het noodzakelijk dat voortdurend gemeten wordt op radioactiviteit. Bij hen heeft de inspectie de laatste jaren vaker missers geconstateerd, waarop een aantal processen-verbaal zijn uitgeschreven. De inzamelaars zijn verenigd in de MRF. Zij hebben zich gebonden aan de inspectierichtlijn.

De minister erkende dat de schroothandel een sterk internationaal karakter heeft. Dat betekent dat het noodzakelijk is, de zaken internationaal af te dichten. De inspectie milieuhygiëne heeft het initiatief genomen tot de oprichting van IMPEL, een Europees netwerk van milieuinspecties. Op een congres in Maastricht in juni heeft IMPEL besproken in hoeverre het mogelijk is, op korte termijn maatregelen te nemen. De import van schroot uit verouderde fabrieksinstallaties in Oost-Europa heeft daarbij alle aandacht. De minister zegde toe de leden over deze conferentie nog schriftelijk te informeren.

Zij was het met de heer Poppe eens, dat de pijlen vooral gericht moeten worden op de ontdoener van schroot. Als de overheid de ontdoener wil aanpakken, moet zij er ook voor zorgen dat de ontdoener met het probleem blijft zitten. Zolang de ontdoener nog in staat is om besmet schroot bij de kleine bedrijfjes achter te laten, blijft een lek bestaan. De relatief kleine handelaar is echter niet altijd in staat om te zien welk materiaal hij binnenkrijgt. De minister meende dan ook dat ook kleine bedrijven moeten worden verplicht detectieapparatuur te hebben. Een poort is voor deze bedrijven niet te betalen, maar zij vond het alleszins rechtvaardig om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om handapparatuur verplicht te stellen. Hierbij moet nog worden bekeken of een onderscheid gemaakt dient te worden tussen verschillende soorten schroot. Ook dient nog gediscussieerd te worden over de te hanteren normen en een opleiding op dit gebied.

De minister reageerde buitengewoon voorzichtig op het voorstel van de heer Van der Steenhoven de overheid een financiële verantwoordelijkheid te geven voor het ontdoen van door bedrijven onvrijwillig ontvangen radioactief schroot. De gevolgen hiervan zijn volgens de minister niet gewenst en daarom moet de verantwoordelijkheid daarvoor blijven liggen bij de sector zelf.

Over de omvang van het probleem zei de minister de Kamer schriftelijk te informeren. Zij was van mening dat de bedrijven niet alle beschikken over een bedrijfsmilieuplan. Hieraan zal nog moeten worden gewerkt. Tegenover de heer Van den Akker merkte zij op dat er reeds een exportverbod is op radioactief besmet materiaal. Zij zegde toe hierop en op de nog niet beantwoorde vragen schriftelijk in te gaan.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Te Veldhuis

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Van Gijzel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Essers (VVD), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Meijer (CDA), Van Wijmen (CDA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA) en Van der Staaij (SGP).

Plv. leden: Van Beek (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Van Zuijlen (PvdA), Van Zijl (PvdA), Valk (PvdA), Geluk (VVD), De Wit (SP), Koenders (PvdA), Duijkers (PvdA), Niederer (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Biesheuvel (CDA), Eisses-Timmerman (CDA), Bos (PvdA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Leers (CDA), Belinfante (PvdA) en Van Boxtel (D66).

Naar boven