nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 oktober 1997
Op 7 juli 1997 heeft de VROM-raad mij advies uitgebracht over de maatschappelijke
en publieke ontwikkelingen en trends die het wenselijk maken om delen van
het milieubeleid opnieuw te bekijken. Daarbij heeft de VROM-raad bezien of
het gewenst is om speciale aandachtsgebieden of prioriteiten te benoemen in
het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3), dat thans onder de verantwoordelijkheid
van de ministers van EZ, V&W, LNV en VROM voorbereid wordt en waarvan
de minister voor OS kenbaar heeft gemaakt als medeondertekenaar te willen
optreden.
De adviezen van de VROM-raad zijn en worden bij de verdere voorbereiding
van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3) betrokken. Ik wil gaarne voldoen
aan het verzoek van de VROM-raad om na publicatie van het NMP3 over het NMP3
als geheel een advies te vragen.
Ik heb geconstateerd dat de VROM-raad mijn vraag niet beantwoord heeft
op welke wijze de Nota Milieu en Economie in het NMP3 moet doorwerken. Gezien
de voortgang in de voorbereiding van het NMP3 en de met enkele weken vertraagde
publicatie van de Nota Milieu en Economie heeft de Raad hieraan geen gevolg
kunnen geven. Ik heb hier begrip voor, omdat anders het advies voor de VROM-raad
niet goed en volledig bij de voorbereiding van het NMP3 betrokken had kunnen
worden. Ik deel de indruk dat het advies van de VROM-raad in belangrijke mate
met de Nota Milieu en Economie spoort. Doel van de Nota Milieu en Economie
was het geven van inzicht dat absolute ontkoppeling tussen economische groei
en milieudruk gerealiseerd kan worden en het bieden van perspectieven daarvoor.
Efficiënter gebruik van grondstoffen voor productieprocessen en een zo
duurzaam mogelijke winning ervan onder aanwending van langs duurzame weg verkregen
energie is daarvoor een voorwaarde.
Uit de recent verschenen Milieubalans en de Milieuverkenningen 4 blijkt
dat deze absolute ontkoppeling m.n. voor de uitstoot van CO2 nog
niet gerealiseerd is. Met het formuleren van een –10% reductie voor
Nederland in EU-verband voor de stoffen die bijdragen aan het
broeikaseffect, dat het klimaat op wereldniveau bedreigt, en de –3%
doelstelling voor CO2 voor 2000, wil het kabinet duidelijk maken
dat de ontkoppeling ook op dit vlak gestalte dient te krijgen. Dit najaar
zal het kabinet in een brief aan de Tweede Kamer aangeven hoe dit voor ons
land te realiseren is.
Op het terrein van verkeer en vervoer dreigt na 2000 herkoppeling (NOx, geluid). In het NMP3 zal aan deze dreigende herkoppeling bijzondere
aandacht worden besteed. Prijsprikkels zullen hierbij een belangrijk element
zijn; kosten als gevolg van belasting van het milieu kunnen op deze wijze
zichtbaar gemaakt worden en gedrag van consument en producent beïnvloeden.
Op deze wijze kunnen ook op duurzaamheid gerichte technologische innovaties
worden uitgelokt.
Ook zal in het NMP3 ingegaan worden op de andere vraagstukken die de Raad
in zijn advies aansnijdt, namelijk op economische groei en het gebruik van
de sleutelvoorwaarden biodiversiteit, energie en daarmede de aanwending van
natuurlijke hulpbronnen en het ruimtegebruik.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
M. de Boer