25 600 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 1998

nr. 72
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 26 augustus 1998

Met het oog op het algemeen overleg dat de vaste commissie van Justitie op 2 september a.s. heeft gepland over het rapport van de Commissie-Leemhuis d.d. 21 januari 1998 en het standpunt dat het vorige kabinet daarover heeft ingenomen (kamerstukken II 1997/98, 25 600 VI, nr. 45) acht ik het wenselijk u thans nader in te lichten over ontwikkelingen die sedertdien hebben plaatsgevonden.

Het rapport «Rechtspraak bij de tijd» van de Commissie-Leemhuis strekt ertoe de rechtspraak te moderniseren. Daarin zijn twee perspectieven te onderscheiden: enerzijds verbetering van de randvoorwaarden en de structuur van de rechterlijke organisatie en anderzijds vergroting van de toegankelijkheid van rechtspraak voor de burger (bijv. door een gestroomlijnd procesrecht, evenwichtig nevenlokatiebeleid en alternatieve geschillenbeslechting).

1. In het regeerakkoord is inmiddels voorzien in concrete voorstellen tot modernisering van de rechtspraak. In steekwoorden: met als leidraad het rapport van de Commissie-Leemhuis zal een systeem van integraal management bij de gerechten worden ingevoerd en een wetsvoorstel ingediend om tot een bestuur van elk der gerechten te komen. De kantongerechten zullen bestuurlijk worden ondergebracht bij de rechtbanken en in de lijn van het genoemde rapport zal een Raad voor de rechtspraak worden ingesteld. De rechtspraak zal kwalitatief en organisatorisch aan de eisen van de tijd dienen te voldoen. Toegankelijk, laagdrempelig, kostenefficiënt en met terugdringing van lange doorlooptijden. Veel zal dan ook de komende jaren worden gevergd van de rechterlijke organisatie en van het ministerie.

2. Vanuit de rechterlijke organisatie (zowel rechters als ondersteuning) wordt de noodzaak van de voorgestelde modernisering eveneens onderschreven. In dit verband is het verheugend dat, in samenspraak met het ministerie, vanuit de rechterlijke organisatie een project Versterking Rechterlijke Organisatie (pVRO) is voorbereid, dat kan bogen op de instemming van de vergaderingen van de presidenten van de rechtbanken en appèlcolleges. In de voorgestelde projectorganisatie is voorzien in een kernteam met daarin drie tot vijf presidenten, dat de onderscheiden landelijke deelprojecten zal aansturen, die telkens hun vertaling naar het lokale gerechtelijke niveau zullen verkrijgen. In deze aanpak van onderop zijn zwaartepunten voorgesteld bij de interne organisatie van de gerechten, het personeels- en opleidingsbeleid, de herinrichting van de werkprocessen, landelijke strategievoering en openheid naar de omgeving.

Uiteraard vergt het voorbereide project pVRO een zorgvuldige en nauwkeurige afstemming van taken en projecten met die van het ministerie van Justitie. Daar ligt immers de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van wetgeving, daaraan gerelateerde beleids voorbereiding en de facilitering van de rechterlijke organisatie.

3. Van de in het regeerakkoord onder de noemer «Veiligheid» begrote middelen komt een bedrag oplopend tot fl. 130 miljoen in 2002 (structureel op jaarbasis) beschikbaar (ter vergelijking: de Justitie-begroting kent thans een bedrag van ca. fl. 750 miljoen voor de rechtspraak). Deze gelden zijn bestemd voor het gehele complex aan activiteiten dat vereist is om de in het regeerakkoord voorziene modernisering van de rechtspraak te realiseren, zowel de projecten die in pVRO-verband zullen worden geëntameerd als de beleidsactiviteiten die primair door het ministerie worden ontwikkeld.

Overheid en samenleving zijn gediend met de voorgestelde investeringen in de rechtspraak. In dit verband is van belang dat bij brief van 20 mei 1998 uw Kamer is toegezonden het rapport «Rechtspraak en rechtshandhaving: maatschappelijke effecten van verbetering» van de interdepartementale Werkgroep Effecten Rechtspraak. In dat rapport is een indicatie gegeven van het belang dat gemoeid is met een verbeterde toerusting van de rechtspraak en rechtshandhaving.

4. De komende maanden zullen worden besteed aan het uitwerken van de verschillende onderdelen van de moderniseringsoperatie, de volgorde en het tempo waarin de projecten zullen worden uitgevoerd, het nader vastleggen van te bereiken resultaten, de vereiste financiering en aan onderlinge afstemming, alsmede aan overleg. Immers, niet alles kan tegelijk, niet alles moet tegelijk. Zo behoeven bij voorbeeld (de wetgeving die ziet op) de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken, het bestuur en de organisatie bij de gerechten en de opzet van een Raad voor de rechtspraak niet op hetzelfde moment in gang gezet te worden.

Mijn streven is erop gericht u de resultaten hiervan eind dit jaar aan te bieden in een samenhangende beleidsnota over de modernisering van de rechtspraak, nadat daarover ook overleg is gevoerd met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. In die nota wordt naast een overzicht van de bestemming van de financiële middelen ook het vereiste wetgevingsprogramma opgenomen (met tijdschema en de inhoud van de afzonderlijke wetsvoorstellen op hoofdlijnen), alsmede een overzicht van de project-activiteiten.

5. Ik stel mij voor om de Tweede Kamer periodieke rapportages over de voortgang van de activiteiten op dit terrein in deze kabinetsperiode toe te zenden. Gegeven de betrokkenheid van de rechterlijke organisatie is daarbij een zorgvuldige afstemming wenselijk met de rechterlijke organisatie (pVRO-projectorganisatie). In de genoemde beleidsnota zal op de wijze van rapportage nader worden ingegaan.

6. Bovenstaande ontwikkelingen brengen mee dat er aanleiding is om het aanhangige wetsvoorstel tweede fase herziening rechterlijke organisatie, in heroverweging te nemen. Het regeerakkoord biedt immers een nieuw perspectief met het voorstel tot bestuurlijke onderbrenging van kantongerechten en rechtbanken, met het bijbehorende actieve nevenvestigingsbeleid. Het wetsvoorstel bevatte naast het voornemen tot integratie van kantongerechten en rechtbanken ook een gedeeltelijke modernisering van het burgerlijk procesrecht.

Heroverweging van het wetsvoorstel biedt de kans verder te gaan met de modernisering van het procesrecht, met als oogmerk versnelling en stroomlijning van de civielrechtelijke procedure.

Ik ben voornemens om de heroverweging van dit wetsvoorstel in het kabinet aan de orde te stellen en zal u over de uitkomsten van dat beraad op korte termijn berichten.

Datzelfde geldt ten aanzien van de in december 1997 aanvaarde motie-Kalsbeek (kamerstukken II, 25 600, nr. 68) strekkende tot het naar voren halen van de derde fase herziening rechterlijke organisatie. Het verdient de voorkeur om voorrang te geven aan de in het regeerakkoord opgenomen moderniseringsoperatie van de rechtspraak. Gegeven het belang en de zwaarte van deze operatie lijkt het niet goed doenlijk de toch al zwaar belaste rechterlijke organisatie te belasten met een gelijktijdige doorvoering van de derde fase herziening rechterlijke organisatie.

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven