nr. 91
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 juli 1998
Ingevolge het verzoek bij brief van de griffier van de vaste commissie
voor BuZa (zie bijlage) dd. 7 juli jl., moge mede namens mijn ambtgenoot van
Economische Zaken het volgende dienen met betrekking tot de kwestie van levering van licht verrijkt uranium aan Taiwan.
Zoals bekend, hebben de Minister van Economische Zaken en ik de Voorzitter
van de Tweede Kamer bij onze brief van 19 juni jl. (Kamerstuk 25 600
XIII, No. 46) geïnformeerd over leveringen van licht verrijkt uranium
door Urenco aan een aantal landen, alsmede aan de Taiwan Power Company.
De tussen de Verenigde Staten en de drie Urenco-landen te sluiten overeenkomst,
waarin gedetailleerde non-proliferatievoorwaarden waaronder leveringen van
licht verrijkt uranium kunnen plaatsvinden worden vastgelegd, is momenteel
nog onderwerp van onderhandeling tussen de partijen.
Naar het zich laat aanzien kan op niet al te lange termijn over de inhoud
ad referendum overeenstemming worden bereikt. De desbetreffende overeenkomst
zal overigens in een verdrag worden neergelegd dat eerst in werking zal treden
nadat aan de wettelijke vereisten, te weten parlementaire goedkeuring, zal
zijn voldaan.
De exacte modaliteiten van de overeenkomst tussen de drie Urenco-landen
en de Verenigde Staten zullen derhalve aan het Parlement ter instemming worden
voorgelegd. Voordien zullen geen leveringen door Urenco aan Taiwan kunnen
plaatsvinden.
Zoals vermeld in eerdergenoemde brief van 19 juni, zijn de Chinese autoriteiten
reeds door de Urenco-landen op de hoogte gebracht van de mogelijke levering
van licht verrijkt uranium door Urenco aan de Taiwan Power Company.
Ook de Chinese ambassadeur hier ter stede is in een onderhoud op mijn
Ministerie bilateraal over een en ander ingelicht.
De ambassadeur toonde zich erkentelijk voor de verstrekte informatie.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
BIJLAGE
's-Gravenhage, 7 juli 1998
Aan:
– de Minister van Buitenlandse Zaken
– de Minister van Economische Zaken
Naar aanleiding van uw brief van 19 juni jl. over de mogelijke levering
van licht verrijkt uranium aan onder andere Taiwan (kamerstuk 25 6000
XIII, nr. 46) verzoek ik u namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
van de Tweede Kamer om de Kamer schriftelijk in te lichten over de exacte
modaliteiten van een mogelijke overeenkomst tussen de Urenco-landen en de
Verenigde Staten in het kader van een trilaterale waarborgenovereenkomst tussen
de Verenigde Staten, de IAEA en Taiwan, alsmede over de positie van China,
alvorens overgegaan zou worden tot de mogelijke levering van licht verrijkt
uranium aan Taiwan.
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Overbeeke