nr. 86
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 juni 1998
Gaarne doe ik U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot voor Ontwikkelingssamenwerking,
ons antwoord toekomen op de twee vragen die werden gesteld tijdens het ordedebat
van 9 juni jongstleden.
Met betrekking tot de vraag wat het conflict tussen Eritrea en Ethiopië betekent voor de Nederlandse hulp aan deze twee landen, diene het volgende.
Vooralsnog heeft het huidige conflict tussen Ethiopië en Eritrea
geen consequenties voor de ontwikkelingssamenwerking. Zolang de uitvoering
van de programma's niet ernstig wordt bedreigd door de effecten van het conflict,
zien wij geen aanleiding de programma's te wijzigen. Gezien de grote armoede
in beide landen blijft de behoefte aan ontwikkelingssamenwerking immers onverminderd
groot. Bovendien zou een wijziging in het ontwikkelingsprogramma in dit stadium
van het conflict ten onrechte kunnen worden opgevat als teken dat Nederland
er van uitgaat dat het conflict niet spoedig vreedzaam kan worden opgelost.
Wat eventuele initiatieven betreft die de Regering via de Europese Unie
heeft genomen in het kader van dit conflict, diene het volgende:
Zoals bekend zijn de Verenigde Staten en Rwanda, die beide goede betrekkingen
onderhouden met Ethiopië en Eritrea, bereid gebleken te bemiddelen tussen
beide partijen. Zij hebben hiervoor, naar onze mening, de beste mogelijkheden.
Ethiopië heeft het voorstel van de Verenigde Staten en Rwanda reeds
aanvaard. Eritrea weigert echter zich terug te trekken tot de posities van
voor 12 mei jongstleden, de datum waarop de vijandelijkheden aanvingen Een
proliferatie van vredesinitiatieven, met name vanuit niet-Afrikaanse landen,
zal, naar wij menen, niet bijdragen aan een vreedzame oplossing van dit conflict
al was het alleen reeds vanwege het feit dat een der partijen, te weten Ethiopië,
zich daartegen heeft uitgesproken. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat geen
enkel ander initiatief de moeite waard kan blijken te zijn. In EU-verband
heeft Nederland aangedrongen op steunbetuiging aan het Amerikaans/ Rwandees
intiatief. Namens de EU-lidstaten, waaronder Nederland, is door
het Voorzitterschap te kennen gegeven dat de Europese Unie het conflict betreurt
en beide partijen oproept de vijandelijkheden onverwijld te staken.
De Minister voor Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo