nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 oktober 1997
Onder verwijzing naar het mondelinge vragenuur d.d. dinsdag 9 september
19971, stuur ik U hierbij de antwoorden op de
mondelinge vragen van de heer Verhagen inzake de financiering zijdens Nederland
van de Duurzame-Ontwikkelingsverdragen.
Precieze financiële consequenties en de financiering van Duurzame-Ontwikkelingsverdragen
en de exacte inhoud van het medefinancieringsprogramma van Ecooperation.
De financiering van Duurzame-Ontwikkelingsverdragen wordt opgesplitst
in de volgende componenten:
– Type-I activiteiten: activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling
welke in de verdragsstaten worden uitgevoerd. De beheersverantwoordelijkheid
voor deze middelen ligt vanaf 1997 bij de Nederlandse Ambassades, daarvoor
bij het departement. De beleidsprioriteiten worden overeengekomen in het Periodiek
Beleidsoverleg. De ambassade is betrokken bij de identificatie van projecten.
Ecooperation heeft in de behandelingsprocedure een adviesfunctie. Bijgevoegd
vindt u een lijst van lopende type-I projecten. Uitgaven:
| Benin | Bhutan | Costa
Rica | Totaal |
---|
Uitgaven 1996 | f 4 617 000 | f 2 938 000 | f 14 200 000 | f 21 775 000 |
Raming 1997 | f 5 mln | f 5 mln | f 15 mln | f 25
mln |
– Type-II activiteiten: activiteiten op het terrein van duurzame
ontwikkeling – analoog aan type I activiteiten – maar dan in Nederland.
Deze activiteiten kunnen niet uit middelen van Ontwikkelingssamenwerking gefinancierd
worden. Het Ministerie van VROM levert in 1997 een bijdrage van
f 150 000,–. Daarnaast financiert VROM circa f 260 000,–
ten behoeve van de Nederlandse component van type-III activiteiten.
– Type-III activiteiten: Wederkerige projecten in Nederland en een
of meerdere verdragssta(a)t(en). Ecooperation is verantwoordelijk voor het
beheer. Voor de toekenning van type-III bijdragen gelden 3 uitgangspunten:
1) De activiteiten vallen binnen de prioritaire sectoren welke worden
afgesproken tijdens het Periodiek Beleidsoverleg met de verdragslanden;
2) De activiteiten moeten tenminste één actor/uitvoerder
in Nederland en tenminste één actor/uitvoerder in het desbetreffende
ontwikkelingsland hebben.
3) De activiteiten moeten bijdragen aan duurzame ontwikkeling in Nederland
en duurzame ontwikkeling in de verdragslanden.
Bijgevoegd is een overzicht van in 1996 aangegane verplichtingen voor
type-III activiteiten, zoals opgenomen in het jaarverslag van Ecooperation.1
Uitgaven:
| Benin | Bhutan | Costa
Rica | Totaal |
---|
Uitgaven 1996 | f 1 233 000 | f 308 000 | f 1 085 000 | f 2 626 000 |
Raming 1997 | f 1 106 000 | f 743 000 | f 1 268 000 | f 3 117 000 |
– proceskosten: kosten voor het functioneren van de Nationale Mechanismen,
de ondersteuning van de samenwerking tussen homologe groepen uit de samenleving,
het beleids- en ander overleg, administratiekosten. Ecooperation is verantwoordelijk
voor het beheer.
Uitgaven 1996 | f
2 944 000 |
Raming 1997 | f 3 830 000 |
De voorlichting over Duurzame-Ontwikkelingsverdragen wordt gefinancierd
lastens fondsen van de NCDO.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
J. P. Pronk