25 600 D
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Provinciefonds voor het jaar 1998

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. INLEIDING

Terugblik en vooruitblik

Stelsel provinciefondsuitkeringen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

De financiële verhouding tussen Rijk en provincies wordt in 1998 belangrijk vernieuwd, indien ook de Eerste Kamer instemt met de wijziging van de Financiële-verhoudingswet (Fvw). Het nieuwe verdeelstelsel van de algemene uitkering uit het provinciefonds zal net als bij het gemeentefonds meer georiënteerd zijn op de kosten van de provincies. Er wordt een aantal taakclusters onderscheiden waarvoor in totaal meer verdeelmaatstaven beschikbaar zijn dan in het oude verdeelstelsel. Daarbij is een aantal verdeelmaatstaven meer toegesneden op de kosten van een cluster en daardoor ook op kostenverschillen tussen provincies. Hierdoor zal de algemene uitkering een belangrijkere plaats innemen in het stelsel van de provinciefondsuitkeringen. Zo is in het nieuwe stelsel een aparte uitkering in verband met de herziening van het wegenbeheer niet meer noodzakelijk. In 1997 werd nog bijna de helft van het provinciefonds verdeeld met de wegenuitkering omdat het oude verdeelstelsel van de algemene uitkering niet was toegesneden op de verschillen tussen de provincies in de kosten voor wegen. Ook beoogt het nieuwe uitkeringenstelsel het gewicht van de zogenoemde integratie-uitkeringen terug te dringen. Integratie-uitkeringen blijven wel mogelijk om het overhevelen van specifieke uitkeringen naar de algemene uitkering te vergemakkelijken. Via meerjarige overgang worden de herverdeeleffecten beperkt. Verder doet een inkomstenmaatstaf zijn intrede in het verdeelstelsel van de algemene uitkering. Hierdoor wordt voortaan in de algemene uitkering rekening gehouden met verschillen in capaciteit tot het heffen van motorrijtuigenbelasting (mrb). Vooruitlopend hierop is het provinciale belastinggebied in 1996 en 1997 al aanzienlijk verruimd, waardoor de provincies met een ruimere marge de hoogte van hun eigen inkomsten kunnen bepalen. Het afwegen van provinciale baten en kosten van voorzieningen wint hierdoor aan betekenis.

In het najaar van 1997 zal een werkgroep onder voorzitterschap van het ministerie van Financiën de normering van het provinciefonds evalueren.

In de werkgroep zal ook het IPO vertegenwoordigd zijn. Er wordt naar gestreefd in het voorjaar van 1998 het eindverslag aan de Staten-Generaal te presenteren.

Periodiek onderhoudsrapport

In het wetsvoorstel tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet inzake de invoering van het nieuwe verdeelstelsel voor het provinciefonds, is aangekondigd dat er na vaststelling van het nieuwe verdeelsysteem in de wet regelmatig onderhoud noodzakelijk zal zijn om te voorkomen dat de verdeling van het provinciefonds een zekere scheefgroei gaat vertonen ten opzichte van de kostenontwikkeling bij de provincies. Bij dit periodiek onderhoud zal worden bezien of het zogenaamde zelfregelende karakter van de verdeelmaatstaven er voor zorgt dat de verdeling aansluiting houdt bij de ontwikkelingen in de werkelijkheid. Het doel is namelijk de financiële verhouding zo stabiel mogelijk te laten zijn. Met het oog hierop zal jaarlijks bij de indiening van de begroting een periodiek onderhoudsrapport voor het provinciefonds worden gepubliceerd. In het rapport zal de financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies in samenhang worden beoordeeld. Eventuele voorstellen tot wijziging van de financiële verhouding kunnen in dit verband betrekking hebben op de omvang en de verdeling van het provinciefonds, één of meer specifieke uikeringen en op bepalingen betreffende het provinciale belastinggebied.

2. OPBOUW EN OMVANG ALGEMENE UITKERING EN INTEGRATIE-UITKERING

2.1. Inleiding

Het Rijk, de VNG en het IPO hebben op 24 april 1997 overeenstemming bereikt over een aanpassing binnen de huidige normeringssystematiek. Er is een behoedzaamheidsreserve gevormd teneinde meer stabiliteit te verkrijgen in de algemene uitkering uit het provinciefonds. Dit houdt in dat er elk jaar een bedrag van f 40,0 miljoen van het geraamde verplichtingenbedrag van de algemene uitkering bij de bevoorschotting wordt ingehouden om er eventuele bijstellingen van het accres mee te verrekenen.

De aanpassing is ingevoerd met ingang van het uitkeringsjaar 1997. Om provincies tegemoet te komen in het vormen van de behoedzaamheids- reserve 1997 heeft het Rijk eenmalig f 20,0 miljoen bijgedragen (zie eerste suppletore begroting 1997; kamerstukken II 1996/97, 25 364, nr. 2). Om de provincies verder tegemoet te komen is voor 1997 de verrekening met terugwerkende kracht van de nacalculatie van het accres 1996 komen te vervallen. Het gaat voor provincies om een bedrag van f 35,5 miljoen, dat als gevolg van de bereikte overeenstemming niet op het provinciefonds in mindering wordt gebracht. Een brief met de strekking van het hiervoor beschrevene is op 14 mei 1997 naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstukken II, 1996/97, 25 000 C, nr. 8).

Door het vormen van een behoedzaamheidsreserve in de bevoorschotting aan provincies wordt uitsluitend het kasbedrag van de algemene uitkering verlaagd, met als gevolg dat het geraamde verplichtingenbedrag van de algemene uitkering ongelijk is aan de geraamde kasuitgaven. De geraamde kasuitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds zijn f 40,0 miljoen lager dan de aangegane verplichtingen. De aansluiting tussen het verplichtingenbedrag van de algemene uitkering en het uitgavenbedrag voor 1998 is als volgt:

Verplichtingenbedrag algemene uitkering 1998 f 1 546,9 mln

Behoedzaamheidsreserve – f    40,0 mln

Uitgavenbedrag algemene uitkering 1998 f 1 506,9 mln

De opbouw van het verplichtenbedrag van de algemene uitkering voor 1998 wordt in paragraaf 2.2 nader toegelicht.

2.2. Grondslagen voor de berekening en overzicht uitkeringen 1998

De provinciefondsuitkeringen over 1997, de al genoemde stelselwijziging, de wijziging van de normeringsmethodiek voor de accressen en de taakmutaties vormen de grondslagen voor het bepalen van de provinciefondsuitkeringen over 1998. Hieronder geven wij een overzicht van de opbouw van het verplichtingenbedrag van 1998.

Tabel 2.2.1. Overzicht opbouw verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen per mutatie en per cluster (bedragen x f miljoen)
 TotaalAlgemene uitkeringIntegratie-uitkeringWegenuitkering
Uitkeringen 19971659,9764,5161,6733,8
     
a) Stelselwijziging    
1. integratie wegenuitkering 733,8 – 733,8
2. integratie DI/FUN 18,5– 18,5 
     
b) Algemene mutaties    
1. accres48,648,6  
2. eenmalige ophoging behoedzaamheidsreserve– 20,0– 20,0  
3. loon- en prijscompensatie over taakmutaties0,10,1  
4. Lastenverlaging bedrijven39,0 39,0 
5. precariobelasting op telecommunicatiekabelspm pm 
     
c) Cluster Infrastructuur    
1. muskusrattenbestrijding2,52,5  
2. rivierdijkversterkingen2,5 2,5 
3. kleine infrastructuurpm pm 
     
d) Cluster Water en milieu    
1. apparaatskosten vrijwillige bodemsanering– 13,8– 13,8  
2. BSB-stichtingen– 3,0– 3,0  
     
e) Cluster Ruimte    
1. DI Natuur en landinrichting 16,3– 16,3 
     
f) Cluster Voorzieningen bevolking    
1. woonwagenbewoners– 2,7 – 2,7 
2. inspectie bejaardenoorden– 0,6– 0,6  
Uitkeringen 19981673,51546,9126,6-

Toelichting

a. De stelselwijziging 1998

Zoals al is opgemerkt in de inleiding, heeft de wijziging van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) ook wijzigingen in het verdeelstelsel van de provinciefondsuitkeringen tot gevolg. Zoals uit het overzicht blijkt, is er met ingang van 1998 geen sprake meer van een uitkering in verband met de herziening van het wegenbeheer. Verder is in het voorstel tot wijziging van de Fvw onder meer toegelicht hoe de integratie-uitkering op grond van het Besluit integratie diverse uitkeringen Provinciefonds 1994–1998 integraal is verwerkt in de clusters van de algemene uitkering 1998. In dit besluit is de verdeling voor de jaren 1994 tot en met 1998 vastgelegd van de middelen die in verband met de Decentralisatie-impuls en de Financiering van de Uitvoering van het Nationaal Milieubeleidsplan (DI/FUN) naar het Provinciefonds zijn overgeheveld.

b. Algemene mutaties

b1. Accres zoals opgenomen in het wetslichaam

De raming voor het accres 1998 bedraagt f 48,6 miljoen. Dit is de raming op basis van de bedragen in de Voorjaarsnota 1997 en de stand van de begroting 1998 ten tijde van de opstelling van de Voorjaarsnota (de zogenoemde Totalenbrief 1998). De raming van het accres op basis van de Voorjaarsnota 1997/Totalenbrief 1998 is conform de recente aanpassingen van de normeringssystematiek. Het accres 1998 is gebaseerd op een stijging van de gecorrigeerde netto-rijksuitgaven van 2,93% voor 1998 ten opzichte van 1997 en is berekend over het totaal van de provinciefondsuitkeringen voor het uitkeringsjaar 1997 van f 1659,9 miljoen.

Tabel 2.2.2. Accressen 1997–1999 (bedragen x f miljoen)
 199719981999
accres in procenten5,222,934,27
accres90,648,671,5
cumulatief90,6139,2210,7

Bij de berekening van het accres is rekening gehouden met de verwerking van een aantal effecten. De eerste is een intertemporele compensatie die is afgesproken bij de invoering van de nieuwe normeringsmethodiek. Het gaat voor het provinciefonds om een bedrag van f 6,9 miljoen. Het tweede effect is het effect van de nacalculatie 1995, zowel het eenmalige als het structurele effect. Het eenmalige effect van de nacalculatie 1995 is op basis van afspraken in het bestuurlijk overleg op 20 mei 1996 tussen het Rijk, de VNG en het IPO, uitgesmeerd over de uitkeringsjaren 1996, 1997 en 1998. Het derde effect is het effect van de nacalculatie 1996. Het gaat hier om de structurele doorwerking van de nacalculatie 1996; het eenmalige effect is als tegemoetkoming in de vorming van de behoed- zaamheidsreserve komen te vervallen. De volgende tabel geeft een overzicht van deze aanpassingen.

Tabel 2.2.3. Gecorrigeerde accressen 1997–1999 (bedragen x f miljoen)
 199719981999
totaal, cumulatief accres90,6139,2210,7
aanpassingen:   
– intertemporele compensatie6,96,96,9
– nacalculatie 1995 eenmalig  15,1
– nacalculatie 1996 eenmalig– 35,5  
– nacalculatie 1996 structureel– 35,5– 35,5– 35,5
– tegemoetkoming nacalculatie i.v.m. vorming behoedzaamheidsreserve35,5  
totaal, cumulatief62,0110,6197,2
mutatie per jaar62,048,686,6

De uitgaven van het provinciefonds worden niet meer, zoals voorheen gebruikelijk was, bijgesteld als gevolg van wijzigingen in de relevante rijksuitgaven op grond van de Vermoedelijke Uitkomsten 1997 en de Miljoenennota 1998. Deze bijstellingsmomenten zijn komen te vervallen. Voor 1997 geldt dat de gevolgen van wijzigingen in de netto gecorrigeerde rijksuitgaven na de eerste suppletore begroting 1997 voor wat betreft de kasuitgaven in eerste instantie zullen worden verrekend met de behoedzaamheidsreserve. Het accres 1998 zal op basis van de Voorjaarsnota 1998 definitief worden vastgesteld. De nacalculatie over 1998, wordt verwerkt in 1999.

b1a. Accres volgens meest recente inzichten

De volgende tabel geeft ter informatie de indicatieve geraamde accressen voor de periode 1997–1999 op basis van de Miljoenennota 1998. Voor 1997 en 1998 hebben – zoals uit het voorgaande blijkt – verschillen tussen deze accressen en de accressen die zijn opgenomen in de eerste suppletore begroting 1997 thans geen consequenties.

Tabel 2.2.4. Accressen 1997–1999 (bedragen x f miljoen)
 199719981999
accres in procenten4,593,723,75
    
accres79,761,362,8
cumulatief79,7141,0203,8

b2. Eenmalige ophoging in verband met behoedzaamheidsreserve

In 1997 is eenmalig f 20,0 miljoen aan het Provinciefonds toegevoegd als tegemoetkoming aan de provincies in verband met de vorming van een behoedzaamheidsreserve binnen het provinciefonds (zie ook de 1e suppletore begroting 1997, kamerstukken II, 1996/97, 25 364). Vanwege het eenmalige karakter van de toevoeging wordt dit bedrag in 1998 in mindering gebracht op het provinciefonds.

b3. Loon- en prijscompensatie over taakmutaties

De loon- en prijscompensatie over de taakmutaties bedraagt naar de huidige inzichten structureel f 0,1 miljoen. De loon- en prijscompensatie is een onderdeel van de normeringssystematiek. Aan de hand van de Miljoenennota 1998 zal worden berekend welk bedrag aan het provinciefonds dient te worden toegevoegd voor de loon- en prijscompensatie over taakmutaties 1998. In de eerste suppletore begroting voor het provinciefonds voor 1998 zal dat bedrag worden verwerkt.

b4. Lastenverlaging bedrijven

Het kabinet heeft besloten om, in het kader van de invulling van het lastenverlichtingspakket 1998, de lokale lasten voor de bedrijven te verlagen. Deze lastenverlichting krijgt vorm door het afschaffen van de provinciale milieuleges op grond van de Wet milieubeheer en door het afschaffen van leges voor de beoordeling van bodemsanerings-plannen (geheven door de provincies en de vier grote gemeenten). Met milieuleges worden in dit verband bedoeld de leges die worden geheven voor beschikkingen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. De leges in verband met de beoordeling van bodemsaneringsplannen zijn gestoeld op artikel 39, derde lid, van de Wet bodembescherming. Ter compensatie van de gederfde legesopbrengsten zal aan het provinciefonds een bedrag worden toegevoegd van f 29,0 miljoen in het kader van de afschaffing van de milieuleges en f 10,0 miljoen in het kader van de afschaffing van de leges bodemsanering. Beide bedragen zullen worden verdeeld via een integratie-uitkering.

b5. Precariobelasting op telecommunicatiekabels

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Telecommunicatiewet ingediend. Als onderdeel van de nieuwe Telecommunicatiewet wordt voorgesteld de heffing van precariobelasting ter zake van telecommunicatiekabels af te schaffen. In concreto betekent dit dat de huidige heffingsmogelijkheid van precariobelasting door gemeenten en provincies ter zake van televisiekabels wordt afgeschaft. Heffing van precariobelasting ter zake van «ptt»-kabels was reeds onmogelijk. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is gepland op 1 januari 1998. De inkomstenderving die met de afschaffing gepaard gaat zal door middel van een toevoeging aan het provinciefonds worden gecompenseerd. De omvang van deze toevoeging is echter nog niet bekend. Over de wijze van compensatie zal nog worden overlegd met de VNG en het IPO. Vooralsnog is daarom voor dit onderwerp pro memorie een raming in de begroting van het provinciefonds voor 1998 opgenomen. Naar de huidge inzichten zal de toevoeging in de vorm van een integratie-uitkering worden uitgekeerd. Dit onderwerp zal in de eerste suppletore begroting voor 1998 nader aan de orde komen.

c1/c2. Muskusrattenbestrijding/rivierdijkversterkingen

In 1998 wordt f 5,0 miljoen aan het provinciefonds toegevoegd op grond van het akkoord over de Decentralisatie-impuls van 1993. De mutatie van f 5,0 miljoen omvat twee onderdelen. Een bedrag van f 2,5 miljoen wordt toegevoegd aan het cluster infrastructuur van de algemene uitkering in verband met de verhoging van de middelen voor de muskusrattenbestrijding tot f 19,5 miljoen. Een tweede bedrag van f 2,5 miljoen wordt toegevoegd aan de integratie-uitkering rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen die daarmee cumulatief f 126,6 miljoen bedraagt. De verdeling van dit bedrag is vastgelegd in het Besluit rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen Provinciefonds (Stb. 1996, 393).

c3. Kleine infrastructuur

De regering is, onder voorbehoud van instemming door de Staten-Generaal, voornemens om in 1998 en een aantal latere jaren gebruik te maken van het integratie-artikel (artikel 5, tweede lid) van de Financiële-verhoudingswet voor de verdeling van middelen voor de kleine infrastructuur en de personele consequenties van het zogenoemde Verdi-convenant (Verkeer en Vervoer, Regionaal, Decentraal, Integraal). Het convenant betreft een bestuurlijke afspraak tussen Rijk, provincies en gemeenten op het gebied van verkeer en vervoer.

In de begroting voor 1998 is echter nog geen bedrag opgenomen. De begrotingstechnische verwerking zal pas kunnen plaatsvinden in de eerste suppletore begroting van het provinciefonds voor 1998, omdat thans nog geen volledig inzicht bestaat in het totaal van de oude verplichtingen over de jaren tot en met 1997, dat beschikbaar moet blijven op de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

d1. Apparaatskosten vrijwillige bodemsanering

In de begroting van het provinciefonds voor 1997 is voor dit onderwerp een bedrag van f 13,8 miljoen opgenomen. Het bedrag is uitsluitend voor het betreffende jaar naar het provinciefonds overgeheveld uit de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In de meerjarenraming van het provinciefonds is voor dit onderwerp derhalve nog geen bedrag beschikbaar. Dit leidt voor 1998 tot een negatieve mutatie ten opzichte van 1997 van f 13,8 miljoen.

De toevoeging voor de apparaatskosten vrijwillige bodemsanering voor 1998 en latere jaren vindt plaats op basis van de resultaten van monitoring van dit onderwerp. Naar de huidige inzichten zal voor 1998 een overheveling van f 17,0 miljoen plaatsvinden naar het cluster water en milieu van het provinciefonds. Ten opzichte van het bedrag dat voor 1997 beschikbaar is, betekent dit een mutatie van + f 3,2 miljoen. In de eerste suppletore begroting van het provinciefonds voor 1998 zal naar verwachting worden voorgesteld het cumulatieve bedrag van f 17,0 miljoen aan het provinciefonds toe te voegen. Naar verwachting zal met de mutatie voor 1998 de overheveling tevens zijn structurele niveau hebben bereikt.

d2. BSB-stichtingen

Vooralsnog wordt een uitname van f 3,0 miljoen uit het provinciefonds geraamd in verband met de bodemsanering bedrijfsterreinen. Dit bedrag is in 1993 tijdelijk voor de periode 1993–1997 toegevoegd aan het provinciefonds ten behoeve van de zogenoemde BSB-stichtingen die zich bezighouden met de bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is op dit moment in bespreking met de provincies over een mogelijke verlenging van de desbetreffende regeling. Indien deze onderhandelingen met succes worden afgerond, zal bij de eerstvolgende wijziging van de begroting voor 1998 het bedrag alsnog aan het provinciefonds worden toegevoegd.

e1. Integratie van de middelen voor de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting

Aan het cluster ruimte van de algemene uitkering wordt vanaf 1998 een bedrag van f 16,3 miljoen toegevoegd. Dit bedrag is in 1997 structureel naar het provinciefonds overgeheveld in verband met de uitwerking van de Decentralisatie-impuls voor de Natuur en Landinrichting. De middelen zijn in 1997 verdeeld als integratie-uitkering. Hiertoe is besloten omdat in dat jaar bij directe overheveling naar de algemene uitkering tezamen met andere integratietrajecten voor 1997 een cumulatie van herverdeeleffecten zou ontstaan die de grens van -/- 1% van de algemene uitkering per provincie in een aantal gevallen zou overschrijden. Deze grens is vastgelegd in het vigerende bestuursakkoord Rijk–provincies.

f1. Woonwagenbewoners

Met ingang van 1994 is conform het akkoord over de Decentralisatie-impuls Rijk–provincies uit 1993 een bedrag van f 2,7 miljoen aan het provinciefonds toegevoegd voor de overgang van taken naar de provincies op het terrein van toezicht op en stimulering van opheffing van grote regionale woonwagencentra. De regeling die hiermee verband houdt, is tijdelijk van aard en zal per 1 januari 1998 vervallen. Als gevolg hiervan vindt met ingang van 1998 een structurele uitname uit het provinciefonds plaats van f 2,7 miljoen.

f2. Inspectie bejaardenoorden

Met ingang van 1997 zijn de provinciale inspectietaken op het terrein van de bejaardenoorden overgegaan naar de Inspectie voor de Volksgezondheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De structurele uitname uit het provinciefonds die hiermee gepaard gaat, bedraagt op jaarbasis f 3,5 miljoen. De overgang van de inspecteurs van de provincies naar de Inspectie is formeel per 1 maart 1997 van kracht geworden; tot die datum waren de inspecteurs bij de Inspectie gedetacheerd. Voor 1997 heeft derhalve een tijdsevenredige uitname uit het provinciefonds plaatsgevonden van 10/12 deel van de structurele uitname van f 3,5 miljoen, ofwel f 2,9 miljoen. Deze mutatie is opgenomen in de 1e suppletore begroting van het provinciefonds voor 1997 (kamerstukken II, 1996/97, 25 364).

Voor 1998 vindt voor het resterende bedrag van f 0,6 miljoen een uitname uit het cluster voorzieningen bevolking plaats, waarmee de uitname zijn structurele niveau bereikt.

3. DE MEERJARENCIJFERS

De meerjarencijfers van de uitkeringen uit het provinciefonds die hierna worden weergegeven, hebben betrekking op de jaren 1999 tot en met 2002.

Tabel 3.1. Meerjarenraming: opbouw ten opzichte van de uitkeringen in het voorafgaande jaar op verplichtingenbasis en op kasbasis (bedragen x f miljoen):
 1999200020012002
Uitkeringen vorig jaar1 712,51 732,61 739,61 739,6
     
Algemene mutaties    
Accres15,1pmpmpm
Loon- en prijscompensatie over taakmutatiespmpmpmpm
     
Taakmutaties    
     
Cluster infrastructuur    
– decentralisatie-impuls: rivierdijkversterkingen5,07,0
Totaal algemene en integratie-uitkeringen op verplichtingen-basis11 732,61 739,61 739,61 739,6
Af: behoedzaamheidsreserve– 40,0– 40,0– 40,0– 40,0
Totaal uitgavenbedrag11 692,61 699,61 699,61 699,6

1 In dit bedrag is één integratie-uitkering opgenomen, namelijk de integratie-uitkering rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen. Deze uitkering bedraagt voor alle jaren f 138,6 miljoen.

Toelichting bij de meerjarenraming

Algemeen

De mutaties die in de meerjarenraming zijn opgenomen, zijn slechts toegelicht voorzover zij niet reeds in een eerdere begroting of eerder in deze memorie van een toelichting zijn voorzien.

Accres

Het accres voor 1999 tot en met 2002 is niet in de meerjarenramingen van het provinciefonds opgenomen. Het vormt onderdeel van de zogenoemde aanvullende post «Accres gemeentefonds/provinciefonds» in de Miljoenennota 1998.

Voor 1999 is echter wel een bedrag van f 15,1 miljoen in de meerjarenraming opgenomen. Dit bedrag heeft te maken met een eenmalige effect dat behoort bij de terugwerkende kracht van de nacalculatie 1995. Dit effect is verdeeld over de jaren 1996, 1997 en 1998, zoals is afgesproken in het bestuurlijk overleg op 20 mei 1996 tussen het Rijk en het IPO. Als gevolg hiervan is het provinciefonds voor deze drie jaren met f 15,1 miljoen neerwaarts bijgesteld. Aangezien deze uitname alleen op drie jaar van toepassing is, wordt het gemeentefonds in 1999 structureel met ditzelfde bedrag verhoogd.

Voor de jaren 1999 en met 2002, zijn de volgende accressen voor het provinciefonds vooralsnog in de voorgenoemde aanvullende post opgenomen. Dit betreft indicatief geraamde accressen op basis van de Miljoenennota 1998.

Tabel 3.2. Overzicht accressen provinciefonds (bedragen x f miljoen)
 1999200020012002
Stand Voorjaarsnota 199771,563,971,2
Cumulatief71,5135,4206,6
     
Stand Miljoennennota 199869,560,963,854,2
Cumulatief69,5130,4194,2248,4

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven