25 523
Wijziging van de Wet op de kansspelen (piramidespelen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 30 oktober 1997

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek naar dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel piramidespelen geheel te verbieden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging. De piramidespelen hebben de afgelopen jaren gezorgd voor veel maatschappelijke problemen. Veel slachtoffers blijken zich vooraf niet bewust van de risico's van dergelijke spelen; agressieve verkoopmethoden maken het de burger moeilijk zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. De leden van de VVD-fractie stemmen daarom in met expliciete verbreding van de Wet op de kansspelen naar piramidespelen, waarbij automatisch het verbodsregime van toepassing is. Toch hebben deze leden nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat ten doel heeft de zogenaamde piramidespelen te verbieden. Het piramidespel is geen nieuw fenomeen. De aanleiding om deze vorm van geldspelen wettelijk te verbieden heeft zich echter de laatste tijd duidelijk gemanifesteerd. Wat de leden van de fractie van D66 betreft hebben piramidespelen in omvang en consequenties zo een grote vlucht genomen, dat het achterwege blijven van overheidsoptreden niet langer verantwoord is. Er is sprake van veelal dubieuze praktijken waarbij grote groepen van de bevolking in naïeve verwachtingen op grond van onduidelijke, onjuiste of zelfs valse voorlichting in een financieel hopeloze positie worden gebracht. De leden van de fractie van D66 kunnen zich vinden in het wetsvoorstel zoals het er nu ligt. Ter verduidelijking zouden deze leden graag nog enkele vragen door de regering beantwoord zien.

De leden van de fractie van de RPF hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij geven aan inderdaad alle reden te zien om tot een verbod van zogeheten piramidespelen over te gaan. Gezien alle commotie die rond dergelijke spelen van tijd tot tijd opduikt in de samenleving rijst wel de vraag, om welke reden een verbod nog zolang op zich heeft laten wachten. De memorie van toelichting geeft zelf aan dat dergelijke spelen in de dertiger jaren reeds in zwang waren.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling en met instemming van het wetsvoorstel, dat een verbodsregime voor piramidespelen in de Wet op de kansspelen introduceert, kennisgenomen. Niettemin leven er bij deze leden vragen wat betreft de argumentatie van de noodzaak tot overheidsoptreden, zulks mede tegen de achtergrond van tal van toegelaten kansspelen en kansspelen waarbij de overheid direct of indirect nauw is betrokken. Mede gelet op hetgeen in de memorie van toelichting wordt uiteengezet omtrent de aard en techniek van de piramidespelen, hetgeen inmiddels toch van algemene bekendheid mag worden geacht, vragen deze leden of er (nog) gesproken kan worden van reële gevaren waaraan de deelnemers aan het spel zich onbewust zouden blootstellen. In dit verband stellen deze leden ook de vraag of de mogelijkheid van de heffing en inning van kansspelbelasting een motief voor het overheidsoptreden vormt.

De leden van de GPV-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel omdat zij positief staan tegenover iedere wettelijke beperking van kansspelen in Nederland.

2. Het piramidespel

De memorie van toelichting wijst op het verschil tussen het piramidespel en de geoorloofde verkoopmethode van «multilevel marketing» of «netwerk marketing». De leden van de CDA-fractie vragen hoe voorkomen kan worden dat piramidespelen de gedaante van «multilevel marketing» aannemen en daardoor buiten het wettelijk verbod vallen. In dit verband vragen deze leden ook of «pyramid selling» in de Britse Fair Trading Act 1973 tevens «multilevel marketing» bestrijkt.

De leden van de VVD-fractie vragen of de voorgestelde definitie van piramidespelen alle malafide praktijken op dit gebied dekt. Zij zouden graag vernemen hoe deze definitie is ontstaan. Is hierbij de Raad voor de kansspelen en enige brancheorganisatie betrokken? Zo ja, wat was hun inbreng?

Overigens menen de leden van de VVD-fractie dat het duidelijker ware als de begrippen «piramidespel» en «gelegenheid» in artikel 1, lid 3 tussen aanhalingstekens werden geplaatst.

Kan de regering een voorbeeld geven van een piramidespel waarbij de inleg bestaat uit een verplichting, zo vragen de leden van de D66-fractie. Vallen onder het begrip piramidespelen ook kettingbrieven, waaraan eventueel ook de inleg van kleine (verzamelaars-)objecten is gekoppeld?

Terecht geeft de regering volgens de leden van de RPF-fractie aan dat sprake is van gelijkenis met het systeem van de zogenaamde kettingbrief. Hoe vervelend een kettingbrief ook kan zijn, de vraag is of ook kettingbrieven verboden moeten (of kunnen) worden. Gelet daarop vragen de leden van de fractie van de RPF of het voorgestelde derde lid van artikel 2 van de Wet op de kansspelen niet tevens een verbod op kettingbrieven inhoudt en of dat al dan niet de bedoeling is. In dit verband is het van belang te weten wanneer precies sprake is van «voordeel verwerven». Vooral bij kettingbrieven is nogal eens sprake van voordeel verwerven in meer immateriële zin. Graag ontvangen deze leden daarop een nadere toelichting.

Het onderscheid dat de regering maakt tussen piramidespelen en andere kansspelen komt op de leden van de GPV-fractie enigszins gekunsteld over. In de ogen van deze leden gaat het bij zowel piramidespelen als bij andere kansspelen om het stimuleren van de begeerte naar geld en goed. Daar doet niet aan af, dat de winstkansen van deelnemers aan piramidespelen naar de aard van het spel zullen dalen. Deze leden vragen een overzicht te geven van de procentuele winstkansen van burgers die deelnemen aan andere kansspelen dan het piramidespel, waarvan de winstkans op 10 tot 20% ligt.

Een ander belangrijk verschil tussen piramidespelen en andere kansspelen is volgens de leden van de GPV-fractie daarin gelegen, dat de deelname aan een piramidespel in beginsel een eenmalig karakter draagt, weliswaar met soms grote financiële gevolgen, terwijl de deelname aan andere kansspelen steeds opnieuw herhaald kan worden. Dit gokrisico en de kans op gokverslaving bij andere kansspelen maakt het scherpe onderscheid dat de regering maakt tussen deze kansspelen en piramidespelen enigszins ongeloofwaardig.

Blijkens de toelichting kunnen piramidespelen volgens de Hoge Raad aangemerkt worden als kansspelen. De leden van de VVD-fractie zijn geïnteresseerd in de criteria die de Hoge Raad daarbij hanteert. Kan een nadere toelichting gegeven worden op deze criteria?

Daarnaast zouden de leden van de VVD-fractie graag inzicht krijgen in de positie van de huidige rechtsmiddelen in de strijd tegen piramidespelen. Welke verschijnselen en randverschijnselen zijn aangepakt op basis van het Wetboek van Strafrecht, de Wet toezicht effectenverkeer, de Colportagewet en de Wet toezicht kredietwezen?

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering, gedetailleerder dan op bladzijde 4 van de memorie van toelichting is geschied, kan aangeven op welke door de Hoge Raad ontwikkelde criteria om te bepalen of er sprake is van een kansspel zij doelt wanneer zij stelt dat zij zich gesteund weten in haar opvatting dat het piramidespel als een kansspel aangemerkt moet worden.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de fiscus piramidespelen behandelt. Zijn baten belast op grond van de Wet op de inkomstenbelasting? Worden verliezen aangemerkt als aftrekbare kosten?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom een verandering van de Wet op de kansspelbelasting pas in een later stadium overwogen wordt, en niet tegelijk met deze wijziging.

De leden van de GPV-fractie vragen waarom gewacht is met de wijziging van de Wet op de kansspelbelasting. Wat zijn daarvan de achtergronden en had het niet de voorkeur verdiend deze wijziging in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen?

De leden van de CDA-fractie vragen wat het Openbaar Ministerie zal doen om het verbod op piramidespelen daadwerkelijk te handhaven.

Vervolgens vragen de leden van de VVD-fractie naar de controle op en de handhaafbaarheid van het hier voorgestelde verbod. Deze leden vragen de regering of ze bereid is tot een evaluatie, bijvoorbeeld na één jaar na invoering van het wetsvoorstel, gericht op de vraag of de gekozen definitie van het begrip «piramidespel» doelmatig is.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering hoe de handhaving van het verbod zal worden vormgegeven. Verwacht de regering geen moeilijkheden met betrekking tot de opsporing, gezien het feit dat de piramidespelen meestal in een min of meer besloten setting worden georganiseerd?

Nu sprake zal zijn van een absoluut verbod op piramidespelen vragen de leden van de GPV-fractie op welke wijze en met welke inzet overtreding van de verbodsbepaling door organisatoren van en deelnemers aan piramidespelen zal worden opgespoord en vervolgd. Welke strafmaten horen daarbij?

Tevens vragen deze leden of de regering ervan overtuigd is dat ook varianten die (thans) bedacht worden om het verbod op piramidespelen te omzeilen onder de delictsomschrijving kunnen worden gebracht. Bestaat enig inzicht in de huidige activiteiten van de voormalige organisatoren van piramidespelen?

De leden van de VVD-fractie krijgen graag meer informatie over piramidespelen in internationaal verband. De regering heeft terecht gekeken naar de wetgeving in naburige landen. Wat is het verschil tussen de bepalingen in de Britse Fair Trading Act en de huidige omschrijving in art. 1, lid 2 en 3, zo vragen deze leden. Lang niet alle landen kennen echter een wettelijke regeling. Hoe denkt de regering om te gaan met piramidespelen uit die landen, als ze aangeboden worden via de post of via Internet?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de vraag of en zo ja, welke de invloed is van een algemeen verbod, dat onmiddellijk na publikatie van de gewijzigde Wet op de kansspelen in werking treedt, op nog in te stellen vorderingen tot terugbetaling en/of schadevergoeding door gedupeerden van reeds plaatsgevonden hebbende piramidespelen.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier voor dit verslag,

Floor


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M.M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels) Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Vacature PvdA, Feenstra (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Apostolou (PvdA), R.A. Meyer (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Roethof (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

Naar boven