nr. 85
nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 november 1998
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 20 november 1998.
De wens dat de ontwerp-besluiten uitdrukkelijke instemming behoeven kan
door of namens één van beide Kamers te kennen worden gegeven
uiterlijk op 5 december 1998.
Gelet op artikel 1a van de goedkeuringswet1
van de op 15 juni 1990 te Dublin tot stand gekomen Overeenkomst betreffende
de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van
een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen
wordt ingediend (hierna de Overeenkomst van Dublin) – bied ik u hierbij
de geannoteerde agenda en de thans beschikbare documenten2 aan voor de derde bijeenkomst van het Comité van artikel 18
van de Overeenkomst van Dublin (hierna artikel 18 Comité). Deze derde
bijeenkomst van het Comité van artikel 18 zal plaatsvinden na afloop
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 4 december 1998.
Van de documenten die aan het artikel 18 Comité zullen worden voorgelegd,
maar die thans nog niet beschikbaar zijn, ontvangt u de meest recente versie.
Indien nieuwe versies, na behandeling in Coreper, beschikbaar komen, zal ik
u die zo spoedig mogelijk doen toekomen. In de geannoteerde agenda wordt de
huidige stand van zaken in de besprekingen weergegeven. De agendapunten 2
en 3 vloeien direct voort uit het Actieprogramma voor de implementatie van
de Overeenkomst van Dublin3, dat tijdens de vorige
bijeenkomst van het Comité van artikel 18 op 29 mei 1998 werd goedgekeurd.
De Staatssecretaris van Justitie,
M. J. Cohen
GEANNOTEERDE AGENDA VOOR HET ARTIKEL 18 COMITE VAN 4
DECEMBER 1998
1. Goedkeuring van de agenda
2. Toepassing van de overeenkomst van Dublin in gevallen
waarin een asielverzoek wordt ingetrokken
document: | DUBLIN
CONV 2412/3/98 REV 3 |
verbindendheid: | onverbindend |
aard van
het besluit: | ontwerp-nota van het Comité K4 aan het Comité
van artikel 18 |
De voorliggende ontwerp-nota gaat over de toepassing van de Overeenkomst
van Dublin op personen die hun asielverzoek intrekken. Het handelt met name
over het probleem van personen die hun asielverzoek weloverwogen intrekken
om te voorkomen dat zij aan een andere lidstaat worden overgedragen. Nederland
meent dat deze personen de goede werking van de Overeenkomst van Dublin frustreren.
In de voorliggende ontwerp-nota staan vier voorstellen om deze kwestie
te regelen: het probleem oplossen via een besluit van het artikel 18 Comité;
het probleem oplossen door middel van een wijziging van de Overeenkomst van
Dublin; het probleem aanpakken na de inwerkingtreding van het Verdrag van
Amsterdam, of het probleem overlaten aan de lidstaten, die het vervolgens
bilateraal kunnen regelen. Nederland meent dat deze kwestie het beste kan
worden opgelost via een besluit van het artikel 18 Comité.
3. Interpretatie van artikel 7, lid 2, van de Overeenkomst
van Dublin
document: | DUBLIN
CONV 2409/4/98 JUR 240 REV 4 |
verbindendheid: | verbindend |
aard
van het besluit: | ontwerp-besluit 2/98 van het Comité van artikel
18 van de Overeenkomst van Dublin |
In artikel 7, lid 2, van de Overeenkomst van Dublin is het volgende voorzien:
«Tot de inwerkingtreding van een overeenkomst tussen de lidstaten is
bereikt over de bepalingen die zullen gelden voor het overschrijden van de
buitengrenzen, wordt de lidstaat die toestemming verleent om de transitzone
van zijn luchthaven zonder visum te passeren, niet geacht verantwoordelijk
te zijn voor de controle ten aanzien van reizigers die de transitzone niet
verlaten.» Deze bepaling is volgens de meerderheid van de lidstaten
niet meer relevant voor de betrekkingen tussen de staten die partij zijn bij
de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO). De SUO bevat namelijk specifieke
bepalingen inzake de overschrijding van de buitengrenzen. Daarbij dient in
het bijzonder te worden gedacht aan de in artikel 4, lid 1 (SUO) opgenomen
verplichting voor elke staat die partij is bij de SUO om reizigers van vluchten
uit derde staten te controleren, voordat zij overstappen op een intra-vlucht
naar een andere staat die partij is bij die overeenkomst.
In het voorliggende ontwerpbesluit wordt in artikel 1 voorgesteld om artikel
7, lid 2 van de Overeenkomst van Dublin zo te interpreteren dat bij de vaststelling
van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek geen
rekening wordt gehouden met het feit dat een asielzoeker de transitzone van
de luchthaven van een lidstaat zonder verplicht luchthaventransitvisum is
gepasseerd. Vanwege de verplichting genoemd in artikel 4 lid 1
SUO regelt artikel 2 van het ontwerp-besluit dat het bovenstaande niet van
toepassing is tussen de Schengenstaten onderling.
Nederland heeft geen reserves tegen het ontwerp-besluit dat thans voorligt.
Het bepaalde in dit ontwerp-besluit is reeds in Nederlandse regelgeving opgenomen.1
Bij een aantal andere lidstaten bestaan echter nog wel bedenkingen bij
artikel 2 van het ontwerp-besluit: Griekenland, Spanje, België en het
Verenigd Koninkrijk hebben ten aanzien van dit artikel een voorbehoud aangetekend.
4. Diversen
Er zijn (nog) geen onderwerpen aangemeld die onder dit agendapunt aan
de orde zullen komen.