25 504
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Argentinië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol; Buenos Aires, 27 december 1996

nr. 334a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 16 april 1997 en het nader rapport d.d. 4 augustus 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 5 februari 1997, no. 97.000541, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Argentinië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol; Buenos Aires, 27 december 1996, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 februari 1997, nr. 97.000541, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 april 1997, nr. WO6.97.0055, bied ik U hierbij aan.

1. Anders dan voor Nederland gebruikelijk, is in het verdrag niet geregeld dat het verdrag, hetzij in zijn geheel, hetzij gewijzigd, kan worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en Aruba. In de toelichtende nota wordt in paragraaf 4 uiteengezet welke bezwaren daartegen bestonden aan Argentijnse zijde. De Raad van State adviseert eveneens aan te geven of hierover overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba heeft plaatsgevonden en op welke wijze met mogelijke belangen van deze landen rekening is gehouden. Tevens ware aan te geven wat in dit opzicht de betekenis is van het memorandum van overeenstemming waarvan in deze paragraaf wordt gerept.

1. Elke verwijzing naar de Nederlandse Antillen of Aruba in het belastingverdrag zou volgens de Argentijnse autoriteiten voor het Argentijnse parlement onaanvaardbaar zijn. Dit gold eveneens voor het in maart 1994 ondertekende memorandum van overeenstemming, waarin op basis van de overlegprocedure uit het belastingverdrag, overeenstemming is verkregen over de in het verdrag gebezigde uitdrukking «financial lease» voor de toepassing van het verdrag door Argentinië. De toelichtende nota is ter zake aangevuld. Voorts is aangegeven dat de Nederlandse Antillen en Aruba van het een en ander op de hoogte zijn gesteld. Het feit dat het niet mogelijk is gebleken de voor het Koninkrijk gebruikelijke bepaling inzake de mogelijkheid tot uitbreiding van het verdrag tot de Nederlandse Antillen en Aruba op te nemen, houdt geen verslechtering van hun positie in. Ook dit is in de toelichtende nota vermeld.

2. In paragraaf 6.1 van de toelichtende nota wordt opgemerkt dat de gebiedsomschrijving voor Nederland afwijkt van het standaardverdrag, maar dat deze afwijking gebruikelijk is in recente belastingverdragen, zoals het Verdrag met Bulgarije. Het onderhavige belastingverdrag en het Verdrag met Bulgarije wijken in dit opzicht echter alleen af van het standaardverdrag, doordat in de beide verdragen wordt gesproken van «souvereine» rechten en in het standaardverdrag van «bepaalde» rechten die Nederland mag uitoefenen in de aan de kust van Nederland grenzende zeegebieden. De Raad adviseert aan te geven welke betekenis deze afwijking van het standaardverdrag in de praktijk heeft.

2. In de toelichtende nota was reeds aangegeven dat sedert het belastingverdrag met Bulgarije (Trb. 1991, 108) in door Nederland gesloten belastingverdragen de Nederlandse gebiedsomschrijving, in afwijking van het Nederlandse Standaardverdrag uit 1987, thans ook de exclusieve economische zone omvat. De toelichtende nota is op dit punt verduidelijkt door bij de genoemde belastingverdragen eveneens uitdrukkelijk het protocol te vermelden.

Tevens is aangegeven dat aan het door de Raad geconstateerde verschil tussen «bepaalde» en «souvereine» rechten in respectievelijk het standaardverdrag en onderhavig verdrag geen praktische betekenis toekomt.

3. In de toelichting op artikel 13 (paragraaf 6.10) wordt omschreven wanneer, voor de toepassing van het Verdrag door Argentinië, sprake is van «financial lease». Deze definitie is blijkens de toelichting in onderling overleg afgesproken, maar niet in het protocol vastgelegd; voorts kan zij, kennelijk alleen door Argentinië, eenzijdig worden gewijzigd. De Raad adviseert in de toelichtende nota nader op deze afspraak in te gaan.

3. Op dringend verzoek van de Argentijnse autoriteiten is de Argentijnse uitleg van de uitdrukking «financial lease» voor de toepassing van het verdrag in het kader van een overlegprocedure uitdrukkelijk vastgelegd. Dit is geschied om te voorkomen dat in Argentinië onduidelijkheid zou ontstaan over de uitleg van deze uidrukking. Hierbij zij vermeld dat deze uitleg geen strijdigheid bevat met de uitleg ter zake onder Nederlands recht. De overeengekomen uitleg is integraal opgenomen in de toelichting bij artikel 13 van het verdrag.

Tevens is afgesproken dat Argentinië de overeengekomen uitleg, zonder welke dat land op dit punt geen concessies wilde doen, mag wijzigen, met dien verstande dat de aldus gewijzigde uitleg van de uidrukking «financial lease» in overeenstemming blijft met de principes van protocolbepaling IV. Voorts is afgesproken dat de bevoegde Argentijnse autoriteiten Nederland op de hoogte zullen stellen van elke wijziging in de overeengekomen uitleg van de uitdrukking «financial lease».

De toelichtende nota is ter zake verduidelijkt.

4. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Aan de redactionele opmerkingen van de Raad is gevolg gegeven, met dien verstande dat

– de door de Raad aanbevolen wijziging bij paragraaf 6.4 gedeeltelijk is overgenomen en dat

– de door de Raad gesuggereerde volzin ten aanzien van «branch en profits» door een uitgebreide passage is vervangen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, a.i.,

G. Zalm

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 16 april 1997, no. W06.97.0055, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Toelichtende nota

– In paragraaf 2, derde alinea, is de één na laatste volzin onleesbaar; deze zin ware te splitsen.

– In paragraaf 2, derde alinea, laatste volzin, «verlaagde» en «verlaging» telkens vervangen door: lagere (heffingsgrondslag).

– In paragraaf 4. Koninkrijkspositie, derde volzin, «een belangrijke sleutel vormden voor» vervangen door: een sleutelpositie innamen bij.

– In paragraaf 5, de laatste alinea begrijpelijker redigeren.

– In paragraaf 6, onder 6.4, eerste volzin, «een bewijsregel opgenomen» vervangen door: de voorwaarde opgenomen dat deze voor het grootste deel door de vaste inrichting zijn uitgeoefend.

– In paragraaf 6, onder 6.8, eerste alinea, achter de laatste volzin toevoegen: Daarbij wordt opgemerkt dat «branch profits» in bepaalde landen als dividend wordt aangemerkt en de voorkoming van dubbele belasting niet in het artikel van belastingheffing van vaste inrichtingen maar in het dividendartikel wordt geregeld.

– Paragraaf 6, onder 6.10, tweede alinea, derde volzin, begrijpelijker redigeren.

– In paragraaf 6, onder 6.22, moet de verwijzing naar artikel 29 van het verdrag zijn: artikel 28.

Naar boven