25 479
Financiële verantwoordingen over het jaar 1996

25 470
Rechtmatigheidsonderzoek 1996

nr. 30
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 september 1997

De vaste commissie voor Defensie1 heeft over de financiële verantwoording voor het jaar 1996 van het ministerie van Defensie (25 479, nr. 13) en het Rechtmatigheidsonderzoek 1996 (25 470, nrs. 1 en 2) de navolgende lijst van vragen opgesteld.

De antwoorden zijn eveneens in dit verslag opgenomen.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

De Lange

(Financiële verantwoording)

1

Welke projecten hebben in het kader van Navo-infrastructuurwerken in Nederland vertraging opgelopen?

De vertraging in de uitvoering betreft met name een aantal projecten op het gebied van communicatie, luchtverdediging en het oliepijpleidingnetwerk.

2

Hoeveel bedraagt de onderrealisatie bij de Codemaregeling? Waardoor is onderrealisatie ontstaan? Vloeit dit bedrag terug naar de Codemaregeling (i.v.m. eventuele aanvragen in 1997) of naar het generale beleid?

In de uitgavensfeer gaat het terzake van de onderrealisatie om een bedrag van f 3,2 miljoen, hetgeen veroorzaakt werd doordat aan het eind van het jaar rekeningen met betrekking tot een aantal projecten niet tijdig aangeleverd werden.

In het algemeen geldt voor deze projecten dat de projectplanning van de industrie met betrekking tot ontwikkelingsopdrachten veelal met onzekerheden is omgeven.

Het bedrag vloeit terug naar het generale beleid.

3

Waarom was het noodzakelijk om meer gebruik te maken van adviesbureaus voor de Regiegroep doelmatigheidswinst dan voorzien?

Door de gewenste korte doorlooptijd van het project «doelmatigheidswinst» ontbrak hiervoor intern de benodigde capaciteit en in sommige gevallen de expertise. Om het project tijdig te realiseren was inhuur van extern capaciteit voor ondersteuning en advies noodzakelijk.

4

Wat zijn de totale uitgaven voor het Sociaal Beleidskader in 1996 geweest, voor de gehele krijgsmacht, Dico en CO? Welk gedeelte hiervan wordt besteed aan wachtgelden.

De totale uitgaven voor het Sociaal Beleidskader (SBK) in 1996 bedroegen (in duizenden guldens):

 KMKLKluDicoAlgemeen
om-/her-/bijscholing/      
outplacement31931 200800263800
verplaatsen809001 20092020
wachtgelden SBK/UBMO bp11 39523 8007 1006 5894 500
wachtgelden SBK/UBMO mp89148 4009 000
BDOS plaatsingen bp2 12311 8005 8628 300
BDOS plaatsingen mp53328 5003 498
BV-LOM3 789 6 200  
Totaal SBK19 130144 60024 30017 13213 620

legenda bp = burgerpersoneel mp = militair personeel UBMO = Uitstroom bevorderende maatregel voor ouderen BDOS = Boven de organieke sterkte BV-LOM = bevorderen vervroegd leeftijdsontslag

De totale SBK-uitgaven bedragen volgens het vorenstaande overzicht f 218,8 miljoen. Hiervan is een bedrag van f 111,7 miljoen besteed aan wachtgelden.

5

Waarom is de post wachtgelden bij het Kerndepartement zoveel hoger dan verwacht?

De hoger uitvallende realisatie van het aantal burger-personeelsleden met wachtgeld SBK/UBM-O bij het kerndepartement is het gevolg van een andere wijze van registreren. Waar voorheen alleen de burgers met volledig wachtgeld/UBM-O op deze post werden geadministreerd, worden thans ook de aantallen afgekocht wachtgeld (i.v.m. opzetten eigen bedrijf) en aanvullend wachtgeld (loonsuppletie na herplaatsing buiten Defensie) onder deze post meegenomen. Dat verklaart de relatief grote stijging in aantallen, die overigens gepaard gaat met een relatief geringe stijging in financiële realisatie.

6

Wat is de totale omvang van inhuur van extern personeel geweest in 1996?

De inhuur van extern personeel ten laste van de begroting van beleidsterrein 01 Algemeen in 1996 heeft betrekking op zowel de dienstonderdelen van het kerndepartement als de uitgaven in de rol van coördinerende instantie voor de gehele krijgsmacht. De inhuur heeft betrekking op onder meer organisatieen formatie-adviezen, catering en externe deskundigheid ten behoeve van dienstcommissies. De totale omvang van de uitbestedingen inzake beleidsterrein 01 in 1996 is f 14,592 miljoen.

7

Gesteld wordt dat het vormingswerk marktconform wordt ingekocht. Hoe wordt het begrip «marktconform» gehanteerd? Hoe worden de kosten berekend? Wordt offerte gevraagd? Kortom, welke elementen maken de inkoop van vormingswerk «markt-conform»?

De arrangementprijs (in 1996 zijnde f 140,- per cursusdag) is vastgesteld op basis van een «vergelijkend warenonderzoek». De overeengekomen arrangementprijs heeft betrekking op de kosten voor logies, drie maaltijden, zaalhuur en overheadkosten. De totale kosten van het arrangement zijn vergeleken met de kosten die civiele instanties voor conferenties, themadagen e.d. in rekening brengen.

Met het aangaan van de overeenkomsten vervallen voor de vormingscentra de vergoedingen voor de kosten van de (administratieve) ondersteuning en de subsidiebijdragen voor de materiële exploitatiekosten. Voorts worden de kosten van voeding niet meer door Defensie gedragen.

8

Waarom is de gerealiseerde sterkte voor burger- en militair personeel bij het DICO hoger uitgevallen dan verwacht? Om hoeveel vte's gaat het? En om wat voor soort functies? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid?

Zoals reeds aangegeven in de brief van 9 februari 1996 (Kamerstukken II 1995/96 24 400 X, nr 69) is in verband met de oprichting per 1 april 1996 van het Defensie Interservice Commando (DICO) de Groep Defensie-ondersteuning (GDO) per gelijke datum opgeheven. De diensten, die op genoemde datum deel uitmaakten van de GDO zijn, met uitzondering van de Dienst Facilitaire Zaken (DFZ) en de dienst Sociale Zekerheid Militairen (DSZM) bij het DICO ondergebracht. De DFZ is overgeheveld naar het Kerndepartement terwijl DSZM is overgegaan in een private stichting.

Vervolgens zijn nieuw opgerichte interservice bedrijven in het DICO, waarvan de samenstellende delen afkomstig zijn uit de krijgsmachtdelen en het kerndepartmenent, opgenomen. Dit betreft de Defensie Organisatie voor Werving en Selectie (DWS) en de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO).

Dit heeft de volgende gevolgen voor benodigde hoeveelheid vte'n voor burger- en militair personeel:

 BurgerpersoneelMilitair personeel
Geraamde sterkte 1996 voor de niet overgenomen diensten:
DFZ892
DSZM2051
   
Gerealiseerde sterkte 1996 van nieuw opgenomen bedrijven:
DWS146229
DVVO208366

De volgende bedragen zijn in 1996 gerealiseerd (in duizenden guldens) voor:

 BurgerpersoneelMilitair personeel
DWSf 9 887f 20 646
DVVOf 12 933f 25 012

9

Waarom is het aantal personeelsleden voor de dienst DFZ 146 geworden in plaats van de geplande 89? Hoe is dit grotere personeelsbestand te rijmen met de kritiek van de Algemene Rekenkamer op het financiële beheer bij DICO?

Zoals bij het vorige antwoord is aangegeven is de Dienst Facilitaire Zaken niet ontvlochten uit het Kerndepartement (89 burgerfuncties). Wel zijn andere bedrijven bij het DICO ondergebracht, waaronder DWS (146 burgerfuncties). Het betreft hier derhalve een technische mutatie die los staat van het financieel beheer.

(Rapport «Rechtmatigheidsonderzoek 1996»)

10

In het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt gerept over een verslechtering van het financiële beheer bij het ministerie van Defensie in 1996 ten opzichte van voorgaande jaren. Er wordt ook melding gemaakt van een door de minister aangekondigd plan van aanpak om deze situatie te corrigeren. Kan nadere informa-tie worden gegeven over de inhoud van dat plan van aanpak, onder meer gespecificeerd naar de situatie bij de Koninklijke luchtmacht, het Dico en de DGW&T? Acht u de genoemde oplossingsrichtingen (blz. 135) voldoende om de structurele knelpunten te verhelpen?

Het aangekondigde plan van aanpak heeft tot doel alle aandachtspunten op het gebied van het financieel beheer op te heffen. Voor ieder aandachtspunt is een probleemeigenaar, een oplossingsrichting en een tijdpad vermeld.

Binnen de bovengenoemde organisatie-onderdelen zijn werkgroepen ingesteld die de afdoening binnen het onderdeel ter hand nemen. Tevens wordt door het zg. procedure-overleg defensie-breed de afdoening van de aandachtspunten bewaakt. De oplossingen komen in nauw overleg met de DEFAC tot stand.

Het streven is er op gericht alle geconstateerde aandachts-punten dit kalenderjaar op te heffen. Het plan van aanpak is zodanig opgesteld dat dit naar verwachting wordt bereikt.

11

Hoe is het onordelijk financiële beheer bij de Klu, het DICO en de DGWT ontstaan? Wat doet u om hierin verbetering te brengen (zie ook blz.141)? Hebt u vertrouwen dat de Rekenkamer hierover volgend jaar positief zal kunnen oordelen?

Koninklijke luchtmacht

Bij de Koninklijke luchtmacht is geen sprake geweest van onordelijk financieel beheer. Het rapport van de Algemene Rekenkamer verwijst slechts naar het DICO en DGWT. Bij de Koninklijke luchtmacht was hoofdzakelijk sprake van een onvolledige opzet van de administratieve organisatie. Naar verwachting zal de situatie nog dit jaar worden verbeterd.

DICO

Het als onordelijk gekenmerkte financieel beheer bij DICO is een uitvloeisel van de ontvlechting. In het oprichtingsjaar 1996 is, in goed overleg tussen de krijgsmachtdelen en DICO, over het algemeen gebruik gemaakt van de (financiële) diensten van de krijgsmachtdelen. De problemen bij het financieel beheer bij het Dico hebben zich o.a. toegespitst op de diverse overboekingen van de krijgsmachtdelen naar DVVO en DWS, het dossierbeheer en de interne controle. (zie ook het antwoord op vraag 14)

DGW&T

Het als onorderlijk gekenmerkte financieel beheer bij DGW&T is mede een uitvloeisel van de overgang van het kas-verplichtingenstelsel naar het baten-lastenstelsel in relatief korte tijd. De problematiek dienaangaande, gecombineerd met het eerst medio 1996 operationeel worden van de geautomatiseerde bedrijfs-administratie hebben mede gezorgd voor het u bekende oordeel. (zie ook het antwoord op vraag 19)

Gelet op de in gang gezette verbeteracties mag worden verwacht dat er over 1997 en de volgende jaren een beter financieel beheer bij Dico en DGW&T gerealiseerd zal worden.

12

Ligt de invoering van het Verbeterd Economisch Beheer op schema? Vindt regelmatig evaluatie plaats bij en door de gebruikers c.q. de RVE's?

De invoering van het Verbeterd Economisch Beheer geschiedt in twee volgtijdelijke trajecten. Vanaf januari 1996 is gestart met de invoering bij een aantal zogenaamde VEB-voortrekkers. Voor de overige defensie-eenheden is per beleidsterrein een invoeringsplan opgesteld met een verwachte voltooiing in 2000. In een rapportage aan het parlement (Kamerstukken II, 1995/96, 24 400 X, nr. 113) is uitgebreid ingegaan op de wijze van invoering bij deze voortrekkers en de verdere invoering bij de overige defensie-eenheden. Tevens is in deze rapportage aangegeven dat tussentijdse evaluatie-momenten zijn voorzien, bij en met medewerking van de RVE, om de voortgang te blijven bewaken. Ultimo 1996 heeft een eerste evaluatie plaatsgevonden van de voortrekkerbevindingen met het VEB. De resultaten van deze evaluatie zijn verwerkt in een algehele evaluatie van het bedrijfsvoeringsbeleid defensie en rapportage hiervan heeft eveneens plaatsgevonden aan het parlement in de Memorie van Toelichting 1998 (Kamerstukken II, 1997/98, 25 600 X, nr. 2). Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de invoering van het Verbeterd Economisch Beheer naar tevredenheid van alle betrokkenen vordert. De geconstateerde knelpunten/aandachts-punten zijn momenteel onderwerp van nadere studie opdat de voorwaarden voor het voltooien van de invoering aanwezig blijven.

13

Deelt het ministerie de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat de verslechtering van het financiële beheer het gevolg is van de decentralisatie van de financiële functie? Zo ja, wat wordt er gedaan om hiervoor een oplossing te vinden?

De door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde verslechtering van het financiële beheer is niet zozeer het gevolg van decentralisatie van de financiële functie maar vindt zijn oorzaak vooral in de vele reorganisaties die thans gaande zijn binnen de defensie-organisatie. Zoals reeds is gemeld aan de Algemene Rekenkamer is een aantal maatregelen genomen die moet leiden tot beheersing en bewaking van risico's van decentralisatie en reorganisatie.

Deze maatregelen betreffen o.a. het verbeteren van de opleiding FEZ-functionarissen, het uitvoeren van een beheers-audit voorafgaande aan toekenning van bevoegdheden en budgetten aan resultaatverantwoordelijke eenheden en het zoeken naar mogelijke alternatieven voor de vervanging van de huidige software m.b.t. administratieve organisatie. Uitgangspunt bij dit laatste is dat de veranderingsprocessen in de organisatie op een doeltreffende en doelmatige wijze kunnen worden aangebracht.

14

Hoe is het financiële beheer georganiseerd bij het DICO? Welke verbeteringen worden aangebracht naar aanleiding van de uitkomsten van het Rechtmatigheidsonderzoek?

Bij de oprichting van het DICO is, in goed overleg tussen krijgsmachtdelen en DICO, er voor gekozen om het financiële beheer vooralsnog te laten uitvoeren door de krijgsmachtdelen waartoe de ontvlochten diensten/bedrijven behoorden.

Doordat DICO inmiddels zelf het financieel beheer is gaan voeren zullen de verantwoordingsdossiers bij de financieel beheersafdelingen van DICO worden opgelegd. Hierdoor is het mogelijk een zelfstandig beheer binnen DICO te waarborgen.

15

In hoeverre is het slechte financiële beheer bij het DICO te wijten aan het feit dat het DICO pas recentelijk is opgericht? Zijn alle betreffende budgetten van de krijgsmachtdelen inmiddels overgeheveld?

De tekortkomingen in het financieel beheer kunnen niet los gezien worden van de oprichting van DICO per 1 april 1996.

Met de herziene raming 1997 zijn de restproblemen van de ontvlechting geregeld en zijn de budgetten voor de taakuitvoering toegevoegd aan het DICO-budget.

16

Wat is de reactie van de minister op het door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde gevaar dat decentralisatie en invoer van het Verbeterd Economisch Beheer-proces kan leiden tot een te laag niveau van financieel beheer? Welke maatregelen is de minister van plan te nemen om dit gevaar te ondervangen?

Decentralisatie van bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van het financieel beheer stelt bepaalde eisen en randvoorwaarden aan de organisatie van de decentrale financiële beheersfunctie. Om commandanten van RVE'en terdege bij te kunnen staan in hun integrale verantwoordelijkheid dient zorg te worden besteed aan de kwaliteit van de beheersorganisatie en het betrokken personeel. Door het Ministerie zijn de risico's van deze verandering terdege onderkend en sedert eind 1995 wordt op uitgebreide schaal aandacht besteed aan de opleiding en training van personeel in de financiële beheersfunctie. In 1996 en 1997 is tevens gestart met een bredere uitwerking van het benodigde beheersinstrumentarium. In het rapport van de Algemene Rekenkamer (Kamerstukken II 1996/97 25 470, nrs. 1–2) inzake het financiële beheer bij Defensie wordt melding gemaakt van deze maatregelen. De financiële beheersrisico's zullen ook voor de komende jaren een belangrijk aandachtspunt blijven vormen om zodoende een stevige basis voor een adequate decentrale bedrijfsvoering te kunnen leggen.

17

Wanneer zal het Nieuwe Salarissysteem Krijgsmacht eindelijk op orde zijn? Welk Plan van Aanpak is hiervoor gemaakt, met welke doelstellingen?

Door de Centrale Beheersorganisatie Militaire Salarissen (CBMS) wordt in samenwerking met de DEFAC onderzocht welke verbeteringen voor het wijzigingenbeheer noodzakelijk zijn. Het DCC heeft opdracht gekregen de verbeteringen nader uit te werken. De conclusies van dit onderzoek zullen ultimo dit jaar bekend zijn. Door CBMS en DEFAC zullen deze worden beoordeeld waarna de verbeteringen worden geïmplementeerd.

De verbetering van de decentrale mutatiestelling zal worden gerealiseerd door het aanpassen van de opleiding van de onderdeelsadministrateurs, alsmede door het aantrekken van de administratieve discipline.

Voor wat betreft de interne controle zijn voor de korte termijn met de ressort controllers dwingende afspraken gemaakt over de inzet van de beschikbare IC-capaciteit. Tevens wordt in samenwerking tussen de DEFAC en het OCLOG een opleidingsplan voor IC-functionarissen opgesteld.

Door de Koninklijke landmacht wordt maandelijks een rapportage uitgebracht aan de DGEF over de voortgang in de afdoening van de gesignaleerde knelpunten. Deze rapportage wordt besproken in het procedure-overleg dat de afdoening van de knelpunten in het financieel beheer begeleidt. Op grond van de laatste rapportage kan gesteld worden dat het in het voornemen ligt de knelpunten ultimo 1997 te hebben opgelost. De effecten hiervan zullen in de loop van 1998 zichtbaar worden.

18

Wanneer zal de contractafwikkeling bij het DCC op orde zijn?

Het plan van aanpak voorziet in oplossing van deze problematiek in 1997.

19

Wat zijn de oorzaken van het verslechterde financiële beheer bij de DGWT? Heeft dit mede te maken met de overgang naar de vorm van Agentschap? Welke afspraken zijn over het financiële beheer gemaakt bij de overgang naar Agentschap?

Het als onorderlijk gekenmerkte financieel beheer bij DGW&T is mede een uitvloeisel van de overgang van het kas-verplichtingenstelsel naar het baten-lastenstelsel in relatief korte tijd. Voorts hebben de gekozen interne vorm van gedecentraliseerde bedrijfsvoering, de (technische) aanloopproblemen bij de invoer van het administratieve systeem en een niet toereikend verbijzonderd interne controle apparaat mede gezorgd voor het u bekende oordeel.

Inmiddels zijn zowel voor defensiebreed (zie ook de beantwoording van vraag 10 en 11) als ook specifiek voor DGW&T verbeteracties in gang gezet die er toe moeten leiden dat de meeste problemen voor het eind van het kalenderjaar zijn opgelost.

20

Bestaat er zekerheid over de wenselijke veranderingen in het Nieuw Salarissysteem Krijgsmacht?

Zie antwoord op vraag 17.

21

Wat schort er aan het materieelbeheer bij het Kerndepartement en het DICO en hoe is dat te verhelpen?

Bij de Directie Facilitaire Zaken van het Kerndepartement bleek ten tijde van een door de departementale accountantdienst gehouden onderzoek dat de administratie van deze dienst nog niet aan de eisen van het Besluit Materieelbeheer voldeed. Hieraan zal in de loop van 1997 worden voldaan.

Bij DICO is tijdens eerdergenoemd onderzoek gebleken dat (nog) niet op een structurele, beleidsmatige wijze invulling werd gegeven aan het Besluit Materieelbeheer.

De oprichting van DICO heeft geleid tot de overdracht van dienstonderdelen van de krijgsmachtdelen met bijbehorende inventaris. Op het moment van overname ontbrak een materieel-logistiek systeem bij DICO.

Inmiddels worden bij DICO maatregelen getroffen om aan de eisen van het Besluit Materieelbeheer te voldoen. Onder meer is gestart met de registratie van de inventarisgoederen.

22

Welke maatregelen worden er genomen om te zorgen dat de nader te formuleren richtlijnen ter uitvoering van het Besluit Materieelbeheer, met name bij het kerndepartement en het DICO, zorgvuldig geïmplementeerd worden?

Defensie beschikt in verhouding tot andere departementen over grote hoeveelheden centrale voorraden en inventarisgoederen. Derhalve is aan het Besluit Materieelbeheer een nadere interne uitwerking gegeven gericht op de defensiesituatie. Vanwege de complexiteit van de materie is een evaluatie van de regelgeving na twee jaar in 1998 voorzien. Een onderzoek van de departementale accountantsdienst heeft aangetoond dat een aantal kernbegrippen nog niet eenduidig gedefinieerd is. De bevindingen van de accountantsdienst zullen in genoemde evaluatie worden meegenomen.

23

Is het mogelijk om reeds een verdere reactie te geven op de door de Algemene Rekenkamer gemaakte opmerkingen over grondtransacties (naast die op blz. 26 van het Rekenkamer-rapport ?) Is met name verbetering mogelijk bij de zogeheten «leur-procedure»?

De reactie van de minister van Defensie is weergegeven in de brief van de Algemene Rekenkamer betreffende Grondtransacties van het Rijk (Kamerstukken II, 1996–1997, 25 510, nrs. 1–2). Aangaande de «leur-procedure» kan het volgende worden opgemerkt. Ingevolge het Besluit beheer overtollige rijks-goederen dient Defensie overtollige onroerende zaken aan de dienst Domeinen over te dragen. Deze dienst biedt de objecten eerst aan andere departementen aan. Vervolgens worden lagere overheden in de gelegenheid gesteld hun belangstelling kenbaar te maken. Als dat niet tot resultaat leidt, wordt het object in het openbaar verkocht. Deze «leur-procedure» is conform de wens van de Tweede Kamer vastgesteld. De Dienst Domeinen zal ten aanzien van de afstoting van Defensie-objecten de vraag worden voorgelegd of de «leur-procedure» kan worden versneld.

24

Hoe verloopt de inhaalactie verkrijging bewijs van rechtmatige verrekening F-16?

De voortgang in de verkrijging van de bewijsvoering verloopt nu goed. Van het contract Initiële aanschaf van de F-16 dient nog $ 26,1 miljoen en van het contract Vervolg aanschaf F-16 dient nog $ 76,7 miljoen verrekend te worden. De totale waarde van beide contracten bedroeg f 8,2 miljard. Van het contract Initiële aanschaf F-16 wordt eind 1997 de definitieve afsluiting verwacht.

25

Waarom is er, ondanks het overnemen van een dergelijke aanbeveling van de Algemene Rekenkamer, nog geen centrale leverancierscartotheek?

De minister heeft de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer overgenomen om de haalbaarheid van één leverancierscartotheek voor het gehele departement te onderzoeken. Dit heeft geresulteerd in een programma van eisen waaraan nieuwe inkoopondersteunende systemen bij Defensie dienen te voldoen. De huidige inkoopondersteunende systemen, waarvan de leverancierscartotheken deel uitmaken, hebben op dit moment nog niet allemaal het einde van hun levensduur bereikt. De vervanging zal derhalve in de komende jaren gefaseerd plaatsvinden. Na vervanging van de bestaande systemen zal, mede door gebruik te maken van moderne automatiseringsconcepten, op termijn één leverancierscartotheek voor Defensie worden gerealiseerd.

26

In het rapport van de Algemene Rekenkamer worden overschrij-dingen geconstateerd van respectievelijk f 399 mln. aan verplichtingen en f 136 mln. aan uitgaven. Kan nadere informatie worden gegeven over beide overschrijdingen, aangezien beide niet duidelijk zichtbaar zijn in de financiële verantwoording?

In het rapport van de Algemene Rekenkamer worden voor de berekening van de overschrijdingen alleen die begrotings-artikelen geteld die een overschrijding laten zien. Indien tevens de onderschrijdende artikelen worden meegenomen ontstaat het navolgende beeld dat in de financiële verantwoording per artikel is opgenomen en toegelicht.

Uitgaven:

Artikelen met een overschrijding + 136 mln

Artikelen met een onderschrijding – 175 mln

Totale onderschrijding – 39 mln

Verplichtingen:

Artikelen met een overschrijding + 399 mln

Artikelen met een onderschrijding – 295 mln

Totale overschrijding + 104 mln

27

Hoe is thans de stand van zaken met betrekking tot het vergroten van het inzicht in de kosten van vredesoperaties t.o.v. de gegevens in dit rapport?

Zie antwoord op vraag 28.

28

Welke maatregelen zijn inmiddels ingevoerd om meer inzage te krijgen in de kosten van vredesoperaties? Welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn geïmplementeerd en welke worden niet uitgevoerd?

De toezeggingen van de minister van Defensie, zoals opgenomen in zijn in het rapport van de Rekenkamer gevoegde reaktie, zijn inmiddels gestand gedaan. Reeds in de eerste suppletore begroting 1997 zijn de afwijkingen op het begrotingsartikel Vredesoperaties per operatie uitgesplitst. Daarnaast zijn centrale richtlijnen ten aanzien van de uitgavenramingen en tarievenbepaling in het kader van vredesoperaties opgesteld. Deze richtlijnen zijn ondertussen vastgesteld en verspreid en zullen worden toegevoegd aan de financiële aanwijzingen ten aanzien van vredesoperaties.

Defensie onderschrijft geheel de mening van de Algemene Rekenkamer dat gestreefd moet worden naar het zo inzichtelijk mogelijk maken van de uitgaven voor vredesoperaties. Bij de toegevoegde waarde van het weergeven van de integrale kosten van vredesoperaties worden echter kanttekeningen geplaatst. Een groot deel van de integrale kosten van Defensie bestaat namelijk uit apparaatsuitgaven (de zogenoemde kosten voor beheer) welke noodzakelijk zijn om de defensie-organisatie, als instrument voor het Nederlandse veiligheidsbeleid, als geheel toe te rusten en in te richten. De personele en materiële middelen van Defensie betreffen met name ondeelbare middelen welke zowel fysiek als financieel niet toe te rekenen zijn naar een specifieke taak van Defensie. Te denken valt aan opleidingen, logistieke ondersteuning en infrastructuur.

Het toch toerekenen van deze ondeelbare middelen naar de taak vredesoperaties leidt slechts tot arbitraire (en dus discutabele en niet duurzame) verdelingen. Juist ten behoeve van de inzichtelijkheid maakt Defensie vanaf 1993 de additionele uitgaven voor vredesoperaties zichtbaar op een daarvoor apart ingericht begrotingsartikel.

Het betreft hier die uitgaven die bij een normale aan het krijgsmachtdeel gebonden bedrijfsvoering niet gemaakt zouden zijn en een directe relatie hebben met de desbetreffende vredesoperatie. Ten behoeve van de politieke besluitvorming over deelname aan een vredesoperatie worden hiermee de directe financiële consequenties van een deelname zichtbaar gemaakt. Dit sluit in het geheel aan bij het Toetsingskader voor vredesoperaties en bij de allocatie-, autorisatie-, control- en budgetrechtfunctie van de begroting. Overigens geeft Defensie in de begroting naast de additionele uitgaven, separaat inzicht in de aantallen bij vredesoperaties ingezet personeel.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer is Defensie echter wel voornemens om ten aanzien van de deelname aan vredesmissies, náást de weergave van de gerealiseerde additonele uitgaven, tevens per missie een uitgebreider overzicht van volume- en prestatie indicatoren in de toelichtingen bij de suppletore wetten of slotwet op te nemen. Een dergelijk overzicht zal vanaf de 2e suppletore begroting 1997 standaard worden opgenomen.

Ten aanzien van de «death and disability» claims vindt onverminderd intensief overleg plaats met het VN-secretariaat in New York om een werkbare procedure voor de indiening van claims te vinden. Het is de bedoeling van Defensie dat nog dit jaar van al de daarvoor in aanmerking komende en nog niet geclaimde gevallen van «death and disability», de claimdossiers in behandeling worden genomen. Naar verwachting zullen eind 1997 de eerste van deze claims aan de VN kunnen worden overlegd.

29

Wat is er gebeurd met de liquide middelen die wel verantwoord maar niet aanwezig waren?

De liquide middelen die wel verantwoord maar niet aanwezig waren betroffen gelden die ontvreemd zijn. Voor de ontvreemding van de gelden is de kasbeheerder inmiddels veroordeeld en een vordering is op betrokkene ingesteld.

Naar aanleiding van dit voorval zijn aanvullende beheers-maatregelen getroffen waaronder het uitgeven van nadere richtlijnen met betrekking tot maximaal aan te houden kassaldi en het voorschrijven van beperkingen inzake kassiersbevoegdheden. Daarnaast zijn nieuwe aanvullende controleplannen geïnitieerd.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (U55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD) en vacature CD.

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Huys (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD) en Marijnissen (SP).

Naar boven