25 478
Vaststelling van nieuwe regels met betrekking tot de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende vaststelling van nieuwe regels met betrekking tot de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

1 september 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de integratie en reïntegratie van arbeidsgehandicapten een krachtige impuls te geven, daartoe bestaande wettelijke instrumenten uit te breiden en institutionele belemmeringen die aan de integratie en reïntegratie van arbeidsgehandicapten in de weg staan weg te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Algemene begrippen

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. OSV 1997: Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

c. Landelijk instituut sociale verzekeringen: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de OSV 1997;

d. uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de OSV 1997;

e. Arbeidsvoorzieningsorganisatie: de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, bedoeld in artikel 2 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

f. arbodienst: de persoon aan wie op grond van artikel 31a van de Arbeidsomstandighedenwet een certificaat als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van die wet is verleend;

g. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

h. WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

i. WAJONG: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

j. WW: Werkloosheidswet;

k. WBIA: Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria;

l. ZW: Ziektewet;

m. AAW: Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

n. WSW: Wet sociale werkvoorziening;

o. WIW: Wet inschakeling werkzoekenden;

p. dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de WAO, of een op grond van artikel 4 of 5 van de WAO daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding;

q. werknemer: de persoon die in dienstbetrekking werkzaam is;

r. werkgever: de persoon tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat;

s. zelfstandige: de zelfstandige, bedoeld in artikel 4, aanhef en onderdeel a, van de WAZ.

2. Een dienstbetrekking in de zin van de WIW, wordt voor de toepassing van deze wet niet als dienstbetrekking aangemerkt.

Artikel 2. Arbeidsgehandicapte

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder arbeidsgehandicapte verstaan:

a. de persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO, de WAZ of de WAJONG;

b. de persoon aan wie op grond van een wettelijk voorschrift in verband met ziekte of gebrek een voorziening is toegekend die strekt tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid of ten behoeve van wie een subsidie voor met een voorziening verband houdende kosten is verstrekt;

c. de persoon die bij indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking op grond van de WSW behoort tot de doelgroep voor de WSW, doch niet werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW;

d. voor de duur van vijf jaar na de datum van beëindiging van een dienstbetrekking op grond van de WSW, de persoon die arbeid heeft verricht op grond van de WSW;

e. voor de duur van vijf jaar na de datum van een herindicatiebeschikking op grond van de WSW, de persoon die na herindicatie niet meer behoort tot de doelgroep van de WSW.

2. De persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, blijft arbeidsgehandicapte in de zin van deze wet voor de periode van vijf jaar na de datum waarop de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in onderdeel a, in verband met vermindering van de arbeidsongeschiktheid of de voorziening, bedoeld in onderdeel b, is geëindigd.

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt tevens onder arbeidsgehandicapte verstaan, de persoon die niet behoort tot een categorie van personen als bedoeld in het eerste en tweede lid, doch ten aanzien van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld, dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid.

4. De persoon, bedoeld in het derde lid, van wie is vastgesteld dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid, blijft gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van vaststelling, arbeidsgehandicapte in de zin van deze wet. Onmiddellijk na afloop van deze periode wordt opnieuw vastgesteld of hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid.

5. De persoon die werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW wordt niet als arbeidsgehandicapte aangemerkt.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde lid.

Artikel 3. Vaststelling arbeidsgehandicapte

1. De vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, geschiedt door het Landelijk instituut sociale verzekeringen ten aanzien van de persoon die:

a. recht heeft op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, na daarover geadviseerd te zijn door de arbodienst van de werkgever die het loon bij ziekte van de werknemer doorbetaalt, in welk advies wordt aangegeven of de werknemer, naar het oordeel van de arbodienst, arbeidsgehandicapt is, met toepassing van een voorziening de eigen arbeid kan blijven verrichten, of bij dezelfde werkgever, al dan niet met toepassing van een voorziening, in een andere functie arbeid kan verrichten;

b. recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of de WBIA;

c. verzekerd is op grond van de WAZ;

d. ingezetene is als bedoeld in artikel 3 van de WAJONG en de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

e. als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, recht heeft op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van die wet, na daarover op overeenkomstige wijze als bedoeld in onderdeel a, geadviseerd te zijn door de arbodienst van de werkgever die de bezoldiging of de uitkering bij ziekte van de werknemer betaalt;

f. als gewezen overheidswerknemer recht heeft op bezoldiging of uitkering in geval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen of recht heeft op een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van die wet.

2. De vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen geschiedt door het gemeentebestuur.

3. De vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en ten aanzien van de persoon waarvoor de vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, niet is opgedragen aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen of de gemeenten geschiedt door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, indien hij als werkloos werkzoekende bij deze organisatie is geregistreerd.

4. Zo nodig in afwijking van het eerste lid, geschiedt de vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten aanzien van een persoon die in dienstbetrekking staat als bedoeld in de WIW door het gemeentebestuur.

Artikel 4. Bevordering gelijke kansen

1. Werkgevers, organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers hebben tot taak, voorzover dat redelijkerwijs in hun vermogen ligt, gelijke kansen van arbeidsgehandicapte en niet-arbeidsgehandicapte werknemers voor deelname aan het arbeidsproces te bevorderen en de nodige voorzieningen te treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers.

2. Voor de toepassing van het eerste lid worden onder werknemers mede begrepen diegenen, die beschikbaar zijn of door het treffen van voorzieningen beschikbaar kunnen komen voor het als werknemer verrichten van arbeid.

Artikel 5. Quotumverplichting

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een werkgever, die behoort tot een in die maatregel aangewezen tak van bedrijf of beroep of gedeelte daarvan, dan wel onderdeel van de openbare dienst, verplicht is er voor zorg te dragen dat het aantal bij hem in dienst zijnde arbeidsgehandicapte werknemers ten minste een bij die maatregel te bepalen deel uitmaakt van het totaal van de bij hem in dienst zijnde werknemers. In deze maatregel kan het in de eerste zin bedoelde deel niet lager worden gesteld dan 3 per 100 en niet hoger dan 7 per 100.

2. Bij de berekening of op een bepaalde datum door een werkgever wordt voldaan aan een op grond van het eerste lid opgelegde verplichting blijven buiten beschouwing die werknemers die op die datum en in de 52 aan die datum voorafgaande weken wegens ziekte of gebreken geen arbeid hebben verricht bij die werkgever. Voor het bepalen van de periode van 52 weken, bedoeld in de eerste zin, worden perioden gedurende welke wegens ziekte of gebreken geen arbeid werd verricht samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

3. Voorzover een werkgever niet voldoet aan een op grond van het eerste lid, opgelegde verplichting, is hij periodiek een geldelijke bijdrage verschuldigd, afgestemd op het aantal arbeidsgehandicapte werknemers dat een werkgever in dienst zou moeten nemen om aan een op grond van het eerste lid, opgelegde verplichting te voldoen.

4. In de maatregel, bedoeld in het eerste lid:

a. kunnen werkgevers, waarbij in de regel minder dan een bij de maatregel aangewezen aantal personen werkzaam zijn, van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, worden uitgezonderd;

b. kan worden geregeld in hoeverre arbeidsgehandicapte werknemers, met wie een arbeidsduur is overeengekomen die korter is dan de normale arbeidsduur, worden meegeteld bij de berekening of wordt voldaan aan een op grond van het eerste lid opgelegde verplichting;

c. kan de hoogte van de in het derde lid bedoelde geldelijke bijdrage worden vastgesteld;

d. kunnen regels worden gesteld omtrent de vaststelling, invordering en afdracht van de in het derde lid bedoelde geldelijke bijdrage;

e. kunnen regels worden gesteld omtrent een door de werkgever te voeren administratie waaruit kan worden afgeleid welke dienstbetrekkingen met arbeidsgehandicapte werknemers bestaan.

Artikel 6. Ontheffing quotumverplichting

1. Onze Minister kan een werkgever ontheffing verlenen van een op grond van artikel 5, eerste lid, opgelegde verplichting indien te verwachten valt dat de werkgever gedurende langere tijd in redelijkheid niet aan die verplichting zal kunnen voldoen.

2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en hieraan kunnen voorschriften worden verbonden. Aan een ontheffing kan terugwerkende kracht worden verleend tot aan het tijdstip van de aanvraag daarvan. Indien de werkgever de aan een ontheffing verbonden voorschriften niet naleeft kan de ontheffing, zo nodig met terugwerkende kracht, worden ingetrokken.

3. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken indien het de burgerlijke openbare dienst of een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, c, d of e van de Wet privatisering ABP betreft, en in overeenstemming met Onze Minister van Defensie indien het de militaire dienst betreft.

Artikel 7. Beloning arbeidsgehandicapte werknemer

1. Iedere arbeidsgehandicapte werknemer heeft jegens zijn werkgever aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid die gelijk is aan de geldelijke beloning die een niet arbeidsgehandicapte werknemer in een gelijkwaardige functie bij dezelfde arbeidsduur pleegt te ontvangen.

2. Indien de arbeidsprestatie van een arbeidsgehandicapte werknemer in een bepaalde functie ten gevolge van ziekte of gebreken duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie, die in de desbetreffende functie als normaal wordt beschouwd, vermindert het Landelijk instituut sociale verzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid, zo nodig in afwijking van hetgeen bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op de arbeidsgehandicapte werknemer, werkzaam in openbare dienst. Onder openbare dienst worden mede begrepen de instellingen, diensten en bedrijven door de Staat en de openbare lichamen beheerd. De geldelijke beloning voor de verrichte arbeid van een arbeidsgehandicapte werknemer, werkzaam in openbare dienst, kan in het in het tweede lid bedoelde geval worden verminderd in overeenstemming met de voor de werknemer geldende bezoldigingsvoorschriften.

4. Elk beding waarbij een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid wordt overeengekomen die lager is dan de beloning die voortvloeit uit het eerste lid, danwel lager is dan de beloning, vastgesteld op grond van het tweede of derde lid, is nietig.

HOOFDSTUK 2. VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING WERKGEVER, LANDELIJK INSTITUUT SOCIALE VERZEKERINGEN, GEMEENTEN EN ARBEIDSVOORZIENINGSORGANISATIE

§ 1. Werkgever

Artikel 8. Taak werkgever

1. De werkgever bevordert de inschakeling in de arbeid van de tot hem in dienstbetrekking staande arbeidsgehandicapte werknemer, tenzij vaststaat dat binnen zijn bedrijf geen andere passende arbeid voor betrokkene voorhanden is. De vaststelling, bedoeld in de eerste zin, geschiedt door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de hand van het door de werkgever over te leggen reïntegratieplan, bedoeld in artikel 71a, van de WAO.

2. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in het eerste lid, treft de werkgever, in samenwerking met zijn arbodienst en het Landelijk instituut sociale verzekeringen, maatregelen gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van zijn in het eerste lid bedoelde werknemer. Hij is uit dien hoofde verplicht de samenstelling en toewijzing van de arbeid, de inrichting van de arbeidsplaatsen, de productie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen aan die werknemer aan te passen, alsmede de inrichting van het bedrijf aan te passen, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van die werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf.

Artikel 9. Niet naleving verplichting artikel 8

1. Door Onze Minister daartoe aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren kunnen, na overleg met het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan een werkgever een eis stellen betreffende de wijze waarop de verplichting, bedoeld in artikel 8, tweede lid, tweede zin, dient te worden nageleefd. Artikel 36, tweede tot en met zesde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet is van overeenkomstige toepassing.

2. Indien tussen de werkgever en werknemers meningsverschil bestaat omtrent de naleving van de verplichting, bedoeld in artikel 8, tweede lid, tweede zin, kan aan een daartoe door Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar worden verzocht toepassing te geven aan het eerste lid. Artikel 40 van de Arbeidsomstandighedenwet is daarbij van overeenkomstige toepassing. Een verzoek als bedoeld in de eerste zin kan eveneens worden gedaan door het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

3. Een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in dit artikel wordt gegeven namens Onze Minister.

4. Onze Minister wijst onder hem ressorterende ambtenaren aan die namens hem zijn belast met het toezicht op de naleving van de in artikel 8, tweede lid, tweede zin, bedoelde verplichting en van een aan een werkgever gestelde eis als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Van een besluit als bedoeld in de eerste zin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

§ 2. Landelijk instituut sociale verzekeringen, gemeenten en Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Artikel 10. Taak Landelijk instituut sociale verzekeringen

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen heeft tot taak de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces van de arbeidsgehandicapte werknemer voor wie bij de eigen werkgever geen passende arbeid meer voorhanden is en van de arbeidsgehandicapte die:

a. recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WAO, de WAJONG, de WW of de WBIA;

b. verzekerd is op grond van de WAZ, of recht heeft op een uitkering op grond van de WAZ;

c. ingezetene is als bedoeld in artikel 3 van de WAJONG en de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

d. als gewezen overheidswerknemer recht heeft op bezoldiging of uitkering in geval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen of recht heeft op een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van die wet.

2. De taak, bedoeld in het eerste lid, wordt ten aanzien van een arbeidsgehandicapte werknemer en ten aanzien van een arbeidsgehandicapte die recht heeft op een uitkering op grond van de ZW of de WAO als bedoeld in het eerste lid, uitgeoefend met inachtneming van de taak, bedoeld in artikel 75e, vierde lid, van de WAO, van de eigen risicodrager, bedoeld in artikel 75 van de WAO.

3. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan arbeidsgehandicapten instrumenten als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze wet en verstrekt het aan werkgevers instrumenten als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze wet om indiensttreding van deze personen te bevorderen.

4. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen draagt er zorg voor dat voor iedere arbeidsgehandicapte, jonger dan 23 jaar, die recht heeft op een uitkering op grond van de WAO, de WAZ of de WAJONG, en die niet tevens recht heeft op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb van de WW, een traject wordt vastgesteld gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.

5. De taak, bedoeld in het eerste lid, houdt niet in de werkzaamheden die op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie worden verricht.

Artikel 11. Aanvullende taak Landelijk instituut sociale verzekeringen

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen heeft mede tot taak te bevorderen dat belemmeringen worden weggenomen die de ingezetene, bedoeld in artikel 3 van de WAJONG die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt, en de studerende, bedoeld in artikel 5 van de WAJONG, vanwege ziekte of gebrek ondervindt bij het volgen van onderwijs.

Artikel 12. Taak gemeenten

1. De gemeenten hebben tot taak de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces van arbeidsgehandicapten die recht hebben op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en van arbeidsgehandicapten die in dienstbetrekking staan als bedoeld in de WIW.

2. Uit hoofde van de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het gemeentebestuur, binnen het kader van de uitvoering van de WIW, instrumenten gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid aan arbeidsgehandicapten als bedoeld in het eerste lid, en verstrekt zij aan werkgevers de noodzakelijke instrumenten om indiensttreding van deze personen te bevorderen.

3. De taak, bedoeld in het eerste lid, houdt niet in de werkzaamheden die op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie worden verricht.

Artikel 13. Taak Arbeidsvoorzieningsorganisatie

1. De Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft tot taak de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces van arbeidsgehandicapten die uitsluitend recht hebben op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en van arbeidsgehandicapten die niet vallen onder de verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de gemeenten, bedoeld in artikel 10 en 12, indien zij als werkloos werkzoekende zijn geregistreerd bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

2. Uit hoofde van de uitoefening van haar taak, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, binnen het kader van de uitvoering van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, instrumenten gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid aan arbeidsgehandicapten als bedoeld in het eerste lid, en verstrekt zij aan werkgevers de noodzakelijke instrumenten om indiensttreding van deze personen te bevorderen.

Artikel 14. Samenwerking en uitbesteding taken

1. Bij de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 10, werken het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de uitvoeringsinstellingen samen met de gemeenten en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10, nadere regels worden gesteld. Daarbij kan worden bepaald dat werkzaamheden gericht op het geschikt maken van moeilijk plaatsbare arbeidsgehandicapten voor inschakeling in de arbeid tijdelijk in bepaalde mate aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie worden opgedragen.

3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen vermeldt in het plan van werkzaamheden, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van de OSV 1997, op welke wijze dit instituut en de uitvoeringsinstellingen uitvoering zullen geven aan dit artikel en aan artikel 10 en 11.

HOOFDSTUK 3. REÏNTEGRATIE-INSTRUMENTARIUM WERKGEVERS

§ 1. Voorzieningen eigen werk

Artikel 15. Subsidie kosten voorzieningen eigen werk

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, op aanvraag subsidie verstrekken voor kosten van voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid van zijn arbeidsgehandicapte werknemer voor de eigen arbeid.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts in behandeling genomen, indien de werkgever gelijktijdig met de aanvraag een reïntegratieplan als bedoeld in artikel 71a, van de WAO overlegt.

3. Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

a. scholing, training en begeleiding van de werknemer, bedoeld in het eerste lid;

b. noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en toewijzing van arbeid, de inrichting van arbeidsplaatsen, de produktie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen, alsmede aanpassing van de inrichting van het bedrijf, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf van de werknemer, bedoeld in het eerste lid.

4. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt indien de aanvraag betrekking heeft op een werknemer voor wie aan de werkgever subsidie is verstrekt op grond van artikel 16, 17 of 18 van deze wet, of op grond van artikel 13b van de WIW of artikel 81a van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, tenzij de subsidieaanvraag geen verband houdt met feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verstrekken van subsidies als hiervoor bedoeld.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verstrekking van subsidies als bedoeld in het eerste lid en kunnen regels worden gesteld omtrent de aan de subsidie te verbinden verplichtingen. Deze regels bevatten in elk geval voorschriften betreffende de hoogte of het percentage van de kosten waarvoor een subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt.

§ 2. Herplaatsingsbudget, plaatsingsbudget en pakket op maat

Artikel 16. Herplaatsingsbudget

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen verstrekt op aanvraag aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, die een tot hem in dienstbetrekking staande voor de eigen arbeid ongeschikt geworden arbeidsgehandicapte werknemer in een andere functie arbeid laat verrichten, een eenmalige subsidie in de vorm van een herplaatsingsbudget, ter hoogte van een bedrag van f 8000,–.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts in behandeling genomen, indien de werkgever gelijktijdig met de aanvraag een reïntegratieplan als bedoeld in artikel 71a, van de WAO overlegt.

3. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, voor een minder aantal uren is aangegaan dan het aantal uren dat voor een voltijddienstbetrekking in de desbetreffende sector van het bedrijfs- en beroepsleven gebruikelijk is, of voor bepaalde tijd is aangegaan en binnen een periode van een jaar na herplaatsing zal eindigen, wordt het bedrag van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, evenredig verlaagd.

4. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan volgens door hem te stellen regels een subsidie als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien de aanvraag betrekking heeft op een werknemer voor wie reeds eerder aan de werkgever een subsidie op grond van dit artikel of op grond van artikel 15, 17 of 18 van deze wet, artikel 13b van de WIW of artikel 81a van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 is verstrekt.

5. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden verhoogd of verlaagd.

Artikel 17. Plaatsingsbudget

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen verstrekt op aanvraag een subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget aan de werkgever die met een arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10, of met een arbeidsgehandicapte anders dan bedoeld in artikel 10, 12 of 13, een dienstbetrekking aangaat voor de duur van tenminste zes maanden.

2. De hoogte van de subsidie bedraagt bij een dienstbetrekking die voor onbepaalde tijd is aangegaan f 12 000,– voor het eerste jaar van de dienstbetrekking, f 8000,– voor het tweede jaar van de dienstbetrekking en f 4000,– voor het derde jaar van de dienstbetrekking.

3. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, voor bepaalde tijd is aangegaan of voor een minder aantal uren dan het aantal uren dat voor een voltijddienstbetrekking in de desbetreffende sector van het bedrijfs- en beroepsleven gebruikelijk is, wordt het bedrag van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, evenredig verlaagd.

4. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan volgens door hem te stellen regels een subsidie als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien de subsidie wordt aangevraagd voor een arbeidsgehandicapte voor wie reeds eerder aan de werkgever subsidie op grond van dit artikel of op grond van artikel 15, 16 of 18 van deze wet, artikel 13b van de WIW of artikel 81a van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 is verstrekt.

5. De in het eerste lid bedoelde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden verhoogd of verlaagd.

Artikel 18. Pakket op maat

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan op aanvraag aan de werkgever, bedoeld in artikel 16 of 17, die aantoont dat het totaal van de kosten verband houdende met het in dienst houden of het in dienst nemen van een arbeidsgehandicapte hoger is dan het bedrag van het herplaatsingsbudget, respectievelijk van het plaatsingsbudget, in plaats van een subsidie als bedoeld in artikel 16 of 17 een pakket op maat verstrekken.

2. Een aanvraag voor een in plaats van een herplaatsingsbudget te verstrekken pakket op maat wordt slechts in behandeling genomen, indien de werkgever gelijktijdig met de aanvraag een reïntegratieplan als bedoeld in artikel 71a, van de WAO overlegt.

3. Het pakket op maat, bedoeld in het eerste lid, kan bestaan uit:

a. een loonkostensubsidie ten bedrage van ten hoogste 33⅓% van het overeengekomen bruto loon per jaar, gedurende maximaal 3 jaar;

b. een eenmalige trainings- en begeleidingssubsidie van ten hoogste f 4000,–;

c. een subsidie voor kosten van scholing;

d. een subsidie voor kosten, die voortvloeien uit noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en toewijzing van arbeid, de inrichting van arbeidsplaatsen, de produktie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen, alsmede voor de kosten die voortvloeien uit de aanpassing van de inrichting van het bedrijf, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van de arbeidsgehandicapte werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf.

4. Een loonkostensubsidie als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt zolang de werknemer waarvoor de subsidie wordt aangevraagd recht heeft op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

5. Indien terzake van het aangaan van een dienstbetrekking met een arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10, een pakket op maat wordt aangevraagd nadat een herplaatsingsbudget als bedoeld in artikel 16, of een plaatsingsbudget als bedoeld in artikel 17, is verstrekt, worden laatstgenoemde subsidies verrekend met het te verstrekken pakket op maat. Een pakket op maat wordt niet verstrekt, indien een aanvraag daarvoor wordt ingediend meer dan 13 weken na verstrekking van een subsidie als bedoeld in de eerste zin.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:

a. kunnen regels worden gesteld omtrent de aan de subsidies, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b, c of d, te verbinden verplichtingen;

b. kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verstrekking van subsidie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en kan het in het tweede lid, onderdeel b bedoelde bedrag worden verhoogd of verlaagd;

c. worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verstrekking van subsidies als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c en d. Deze regels bevatten in elk geval voorschriften betreffende de hoogte of het percentage van de kosten waarvoor een subsidie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c en d, kan worden verstrekt.

Artikel 19. Overgang van onderneming

1. In geval van overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij aan de werkgever die de onderneming overdraagt een subsidie is verstrekt als bedoeld in artikel 16, 17 of 18, wordt voor de toepassing van deze wet de subsidie aangemerkt als een subsidie verstrekt aan de werkgever die de onderneming overneemt.

2. Indien slechts een deel van de onderneming overgaat als bedoeld in het eerste lid, vindt het eerste lid uitsluitend toepassing, indien de werknemers waarvoor subsidies zijn verstrekt als bedoeld in het eerste lid, hun werkzaamheden uitoefenen bij het deel van de onderneming dat wordt overgenomen.

§ 3. Intrekking, herziening en terugvordering

Artikel 20. Intrekking en herziening

1. Het besluit tot vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 15 of 18, wordt ingetrokken of herzien indien de subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.

2. Het besluit tot vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 16, wordt ingetrokken of herzien indien de subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, of indien de dienstbetrekking eindigt, of de arbeid in de dienstbetrekking geheel of ten dele niet langer wordt verricht, binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum van toekenning van de subsidie of binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend.

3. Het besluit tot vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 17, wordt ingetrokken of herzien indien de subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt of indien de dienstbetrekking eindigt, of de arbeid in de dienstbetrekking geheel of ten dele niet langer wordt verricht, binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend.

Artikel 21. Terugvordering

1. De subsidies, bedoeld in artikel 15, 16, 17 en 18 die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 20 onverschuldigd zijn verstrekt, worden door het Landelijk instituut sociale verzekeringen teruggevorderd.

2. Indien een besluit als bedoeld in artikel 20 ten aanzien van een subsidie als bedoeld in artikel 16 of 17, genomen is omdat de dienstbetrekking eindigt, of de arbeid in de dienstbetrekking geheel of ten dele niet langer wordt verricht, binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum van verstrekking van de subsidie of binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend als bedoeld in artikel 16, of binnen de periode waarvoor de subsidie is verstrekt als bedoeld in artikel 17, wordt de subsidie niet teruggevorderd indien de werkgever aan wie de subsidie is verstrekt aannemelijk maakt dat de kosten die hij heeft gemaakt ten behoeve van het verrichten van de arbeid door de arbeidsgehandicapte werknemer ten minste gelijk zijn aan het bedrag van de verstrekte subsidie.

3. Indien de kosten, bedoeld in het tweede lid, lager zijn dan het bedrag van de verstrekte subsidie, wordt een bedrag teruggevorderd dat gelijk is aan het verschil tussen de kosten van de werkgever en het bedrag van de subsidie vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal zo nodig herleide werkdagen dat de arbeidsgehandicapte werknemer in het jaar of de periode, bedoeld in het tweede lid, de arbeid in dienstbetrekking niet heeft verricht en de noemer door het totaal aantal werkdagen in dat jaar of die periode.

4. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

5. Het besluit tot terugvordering vermeldt hetgeen wordt teruggevorderd en de termijn of de termijnen waarbinnen moet worden betaald.

6. De persoon van wie wordt teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.

7. Het besluit tot terugvordering levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

8. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de terugvordering en de tenuitvoerlegging van besluiten tot terugvordering als bedoeld in dit artikel.

HOOFDSTUK 4. REÏNTEGRATIE-INSTRUMENTARIUM ARBEIDSGEHANDICAPTEN

§ 1. Voorzieningen voor arbeidsgehandicapte niet-werknemers

Artikel 22. Voorzieningen

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan aan de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, op aanvraag of ambtshalve voorzieningen toekennen die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen.

2. Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

a. scholing of opleiding;

b. voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het kunnen volgen van scholing of opleiding als bedoeld in onderdeel a;

c. voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het kunnen verrichten van arbeid op een proefplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, en voor het kunnen deelnemen aan andere activiteiten die bevorderlijk zijn voor de inschakeling in de arbeid.

3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan op aanvraag aan de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, andere voorzieningen toekennen die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen dan de voorzieningen, bedoeld in het tweede lid, indien zij noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de werkzaamheden op grond waarvan de arbeidsgehandicapte verzekerd is voor de WAZ.

4. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan op aanvraag aan de persoon, bedoeld in artikel 11 voorzieningen toekennen die hem in staat stellen onderwijs te volgen.

5. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan op aanvraag aan de persoon, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden en die deel uitmaken van danwel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b en c, het derde en het vierde lid.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.

§ 2. Reïntegratie-uitkering WW- en WBIA-gerechtigden

Artikel 23. Reïntegratie-uitkering bij proefplaatsing en scholing

1. Aan de arbeidsgehandicapte die recht heeft op een uitkering op grond van de WW of de WBIA, kan door het Landelijk instituut sociale verzekeringen een reïntegratie-uitkering worden toegekend indien hij:

a. op een proefplaats bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden gaat verrichten;

b. een naar het oordeel van het Landelijk instituut sociale verzekeringen noodzakelijke scholing of opleiding gaat volgen.

2. Met de arbeidsgehandicapte, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld de arbeidsgehandicapte die geen recht heeft op uitkering op grond van de WW omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de WW, wegens het enkele feit dat hij voorafgaande aan of aansluitend op het arbeidsurenverlies en het verlies van het recht op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de WW, deelneemt of gaat deelnemen aan een scholing of opleiding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

3. Indien de arbeidsgehandicapte, bedoeld in het eerste en tweede lid, recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO, de WAZ of de WAJONG, wordt deze uitkering gedurende de periode waarover de reïntegratie-uitkering wordt verstrekt, terzake van de onbeloonde werkzaamheden niet ingetrokken of herzien.

4. Een uitkering als bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van andere wetten en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van de WW, aangemerkt als een uitkering op grond van de verplichte verzekering op grond van de WW.

Artikel 24. Toekenning van de reïntegratie-uitkering

1. Een aanvraag voor toekenning van een reïntegratie-uitkering wordt tenminste vier weken voor aanvang van de onbeloonde werkzaamheden, scholing of opleiding als bedoeld in artikel 23, eerste lid, ingediend. Alvorens het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluit een niet tijdig ingediende aanvraag niet in behandeling te nemen, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn aanvraag te wijzigen.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kent de reïntegratie-uitkering terzake van het verrichten van onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats niet toe, indien:

a. vaststaat dat de onbeloonde werkzaamheden, bedoeld in artikel 23, eerste lid, de krachten en bekwaamheden van de werknemer te boven gaan;

b. de onbeloonde werkzaamheden, bedoeld in artikel 23, eerste lid, op grond van de WW met behoud van de uitkering kunnen worden verricht;

c. de werkgever waarbij de proefplaatsing geschiedt geen aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

d. de arbeidsgehandicapte dezelfde of gelijksoortige werkzaamheden reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij de werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht en terzake van deze eerste proefplaatsing een reïntegratie-uitkering is toegekend.

3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kent de reïntegratie-uitkering terzake van het volgen van scholing of opleiding niet toe indien de arbeidsgehandicapte dezelfde of een soortgelijke scholing of opleiding reeds heeft gevolgd.

4. De reïntegratie-uitkering die is toegekend terzake van het volgen van scholing of opleiding wordt beëindigd, indien de persoon aan wie hij is toegekend zich onvoldoende inspant om de scholing of opleiding met een gunstig resultaat af te ronden.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid, onderdeel c.

Artikel 25. Betaling van de reïntegratie-uitkering

1. De artikelen 30, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, 31, eerste lid, 32, 33, eerste en tweede lid, 37 en 39 van de WW zijn voor wat betreft de betaling van de reïntegratie-uitkering van overeenkomstige toepassing.

2. Indien de persoon aan wie een reïntegratie-uitkering is toegekend terzake van het volgen van scholing of opleiding arbeid gaat verrichten, wordt de reïntegratie-uitkering verminderd met 70% van hetgeen hij met die arbeid verdient.

3. Artikel 34 van de WW is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een uitkering op grond van de WW of de WBIA niet in mindering wordt gebracht op de reïntegratie-uitkering, tenzij het recht op uitkering voortvloeit uit het verrichten van arbeid aangevangen na toekenning van een reïntegratie-uitkering als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 26. Duur van de reïntegratie-uitkering

1. De reïntegratie-uitkering terzake van het verrichten van onbeloonde werkzaamheden als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, wordt verstrekt over een aaneengesloten periode van zes maanden of zoveel korter als de onbeloonde werkzaamheden op de proefplaats worden verricht, te rekenen vanaf de eerste dag van de kalenderweek waarin de werkzaamheden een aanvang hebben genomen.

2. De reïntegratie-uitkering terzake van het volgen van scholing of opleiding als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, wordt verstrekt over een aaneengesloten periode van twee jaar of zoveel korter als de scholing of opleiding wordt gevolgd, te rekenen vanaf de eerste dag van de kalenderweek waarin de scholing of opleiding een aanvang heeft genomen.

3. Indien de werkzaamheden op een proefplaats of de scholing of opleiding, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van het eerste en tweede lid buiten beschouwing gelaten.

4. Voor de toepassing van dit artikel is de maandag de eerste dag van de kalenderweek.

Artikel 27. Hoogte van de reïntegratie-uitkering

1. De hoogte van de reïntegratie-uitkering is gelijk aan het bedrag van de uitkering op grond van de WW of de WBIA dat zonder toepassing van artikel 33, derde lid, van de WW zou zijn betaald indien betrokkene over de uren waarop hij de werkzaamheden op een proefplaats verricht werkloos zou zijn gebleven of de uitkering op grond van artikel 19, eerste lid, onderdeel m, van de WW niet zou zijn beëindigd wegens het ontvangen van een reïntegratie-uitkering.

2. Bij de bepaling van de hoogte van de reïntegratie-uitkering die is toegekend wegens het verrichten van onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats wordt geen rekening gehouden met een eventuele verlaging of eindiging van de uitkering op grond van de WW of de WBIA die zou zijn opgetreden indien deze uitkering gedurende de proefplaatsing zou zijn doorbetaald.

3. De hoogte van de reïntegratie-uitkering voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 23, tweede lid, is gelijk aan het bedrag dat hij aan uitkering op grond van de WW zou hebben ontvangen, indien hij wel aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de WW, zou hebben voldaan.

§ 3. Specifieke instrumenten voor arbeidsgehandicapte zelfstandigen

Artikel 28. Toelagen arbeidsgehandicapte zelfstandigen

1. Indien het treffen van een voorziening tot gevolg heeft dat de arbeidsgehandicapte zelfstandige geen of slechts gedeeltelijk arbeid kan verrichten en uit dien hoofde inkomen derft, heeft hij tijdens de duur van die voorziening aanspraak op een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen op aanvraag toe te kennen toelage die overeenkomt met het bedrag van het gederfde inkomen, met dien verstande, dat indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAZ wordt genoten, de toelage vermeerderd met die uitkering, per dag de grondslag, bedoeld in artikel 8 van de WAZ, niet te boven gaat.

2. Indien het bedrag per dag aan gederfd inkomen meer bedraagt dan de grondslag bedoeld in het eerste lid, kan een hogere toelage worden verleend dan bedoeld in het eerste lid.

Artikel 29. Inkomenssuppletie arbeidsgehandicapte zelfstandigen

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de toekenning door het Landelijk instituut sociale verzekeringen van inkomenssuppletie aan een arbeidsgehandicapte die de uitoefening van zijn bedrijf of beroep voortzet of die werkzaamheden als zelfstandige gaat verrichten en wiens inkomen uit dat bedrijf of beroep lager is dan het bij of krachtens artikel 2 van de WAZ of artikel 18 van de WAO vastgestelde inkomen of loon dat hij nog zou kunnen verdienen.

Artikel 30. Starterskrediet

Ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal van een arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, die werkzaamheden als zelfstandige gaat verrichten kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de verstrekking door het Landelijk instituut sociale verzekeringen van gelden in de vorm van een lening of het door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verlenen van borgtocht, alsmede omtrent de aard en de omvang van de activiteiten en de aan de subsidie te verbinden verplichtingen. Bij deze algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat de uitvoeringsinstelling bij wie de aanvraag voor gelden of borgtocht als bedoeld in de eerste zin wordt ingediend, alvorens over te gaan tot toekenning namens het Landelijk instituut sociale verzekeringen, advies vraagt aan derden over het door een arbeidsgehandicapte over te leggen bedrijfsplan waaruit de levensvatbaarheid van het bedrijf of de voorgenomen zelfstandige uitoefening van een beroep blijkt.

§ 4. Instrumenten voor arbeidsgehandicapte werknemers

Artikel 31. Voorzieningen

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan aan de arbeidsgehandicapte die arbeid in dienstbetrekking verricht op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen.

2. Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

a. vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de arbeidsgehandicapte werknemer zijn werkplek kan bereiken;

b. noodzakelijke persoonlijke ondersteuning van de werknemer, bedoeld in het eerste lid, bij het verrichten van de hem opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor specifiek met de handicap van de werknemer samenhangende beperkingen;

c. communicatievoorzieningen voor doven.

3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, op aanvraag vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden en die deel uitmaken van danwel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

4. Onder arbeidsgehandicapte als bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan, de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten.

5. De voorzieningen, bedoeld in het tweede en derde lid, worden niet toegekend aan een persoon als bedoeld in het eerste en vierde lid, indien deze voorzieningen aan hem kunnen worden toegekend door een gemeente op grond van artikel 13a, derde lid, van de WIW of door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op grond van artikel 4, derde lid, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.

Artikel 32. Loonsuppletie

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de toekenning door het Landelijk instituut sociale verzekeringen van loonsuppletie aan een arbeidsgehandicapte die werk in dienstbetrekking aanvaardt tegen een lager loon dan het bij of krachtens artikel 2 van de WAZ of artikel 18 van de WAO vastgestelde inkomen of loon dat hij nog zou kunnen verdienen.

§ 5. Persoonsgebonden reïntegratiebudget

Artikel 33

1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 22, en aan de arbeidsgehandicapte werknemer, bedoeld in artikel 31, op aanvraag in plaats van bij die regeling vast te stellen reïntegratie-instrumenten als bedoeld in dit hoofdstuk een subsidie verstrekt in de vorm van een op de arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget. In deze regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van de activiteiten en de aan de subsidie te verbinden verplichtingen.

2. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid treedt niet eerder in werking dan vier weken nadat een ontwerp daartoe aan beide kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.

3. Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, aan beide Kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling.

§ 6. Intrekking, herziening en terugvordering

Artikel 34. Intrekking en herziening

Een besluit tot toekenning van voorzieningen als bedoeld in artikel 22 en 31, van een reïntegratie-uitkering als bedoeld in artikel 23, van toelagen als bedoeld in artikel 28, van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 29 en van loonsuppletie als bedoeld in artikel 32 wordt ingetrokken of herzien indien de voorzieningen, de reïntegratie-uitkering, de toelagen, de inkomenssuppletie of de loonsuppletie als hiervoor bedoeld ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verleend.

Artikel 35. Terugvordering

1. De voorziening, bedoeld in artikel 22 en 31, de reïntegratie-uitkering, bedoeld in artikel 23, de toelage, bedoeld in artikel 28, de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 29 en de loonsuppletie, bedoeld in artikel 32, die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 34 onverschuldigd zijn verstrekt worden door het Landelijk instituut sociale verzekeringen teruggevorderd.

2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

3. Het besluit tot terugvordering vermeldt hetgeen wordt teruggevorderd en de termijn of de termijnen waarbinnen moet worden betaald, alsmede dat het besluit bij gebreke van tijdige betaling zal worden tenuitvoergelegd op de wijze als omschreven in het vijfde lid en zesde lid.

4. De persoon van wie wordt teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.

5. Het besluit tot terugvordering levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Artikel 29g van de WAO is van overeenkomstige toepassing.

7. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de terugvordering en de tenuitvoerlegging van besluiten tot terugvordering als bedoeld in dit artikel.

§ 7. Verstrekkingen die onvervreemdbaar en niet voor beslag vatbaar zijn

Artikel 36. Onvervreemdbare verstrekkingen

1. Onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding of belening zijn:

a. de voorzieningen, bedoeld in artikel 22 en 31;

b. de uitkering, bedoeld in artikel 23;

c. de toelage, bedoeld in artikel 28;

d. de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 29;

e. de gelden, bedoeld in artikel 30;

f. de loonsuppletie, bedoeld in artikel 32.

2. Volmacht tot ontvangst van een uitkering onder welke vorm of benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

3. Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.

Artikel 37. Niet voor beslag vatbare verstrekkingen

Niet vatbaar voor beslag zijn:

a. de voorzieningen, bedoeld in artikel 22 en 31;

b. de gelden, bedoeld in artikel 30.

HOOFDSTUK 5. UITVOERING EN FINANCIERING

§ 1. Uitvoering door uitvoeringsinstellingen

Artikel 38. Vaststelling arbeidsgehandicapte

1. De werkzaamheden met betrekking tot de vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, worden ten aanzien van:

a. de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 verricht voor de sector waarbij de werkgever van die persoon is aangesloten of die deze werkzaamheden verricht voor het sectoronderdeel waartoe die werkgever behoort;

b. de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 met betrekking tot de uitkering op grond van de ZW, WW of WBIA van die persoon verricht;

c. de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 ten aanzien van die persoon verricht;

d. de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 ten aanzien van die persoon verricht;

e. de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e en f, verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 ten aanzien van die persoon zou verrichten, indien die persoon recht op een uitkering op grond van de WAO zou hebben gehad.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan regels stellen omtrent het tijdstip waarop de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, dient plaats te vinden en kan nadere en zo nodig afwijkende regels stellen omtrent de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden met betrekking tot de vaststelling verricht.

Artikel 39. Bevoegde uitvoeringsinstelling en aanvraag reïntegratie-instrumenten

1. Voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 8, en voor de werkgever bij wie deze arbeidgehandicapte in dienst is, worden de uit deze wet voortvloeiende werkzaamheden verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 verricht voor de sector waarbij de werkgever van die arbeidsgehandicapte is aangesloten of die deze werkzaamheden verricht voor het sectoronderdeel waartoe die werkgever behoort.

2. Voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, de persoon, bedoeld in artikel 11, en voor de werkgever die met deze arbeidsgehandicapte een dienstbetrekking aangaat, worden de uit deze wet voortvloeiende werkzaamheden verricht door de uitvoeringsinstelling die op grond van de ZW, de WAO, de WAZ, de WAJONG, de WW of de WBIA de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 ten aanzien van de arbeidsgehandicapte verricht.

3. Voor de overheidswerknemer bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersvoorzieningen, die arbeidsgehandicapte is en voor wie bij de eigen werkgever, bedoeld in artikel 8, geen passende arbeid meer voorhanden is, alsmede voor de arbeidsgehandicapte gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, worden, indien deze arbeidsgehandicapten geen recht hebben op een uitkering op grond van de WAO, de uit deze wet voortvloeiende werkzaamheden verricht door de uitvoeringsinstelling die de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 ten aanzien van deze personen zouden verrichten, indien die arbeidsgehandicapten recht op een uitkering op grond van de WAO zouden hebben gehad.

4. De instrumenten, bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van deze wet worden ten aanzien van de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 8, aangevraagd bij de uitvoeringsinstelling die deze wet voor de betrokken werkgever uitvoert.

5. De instrumenten, bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van deze wet worden ten aanzien van de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10 of een persoon als bedoeld in artikel 11, alsmede ten aanzien van de arbeidsgehandicapte bedoeld in het derde lid, aangevraagd bij de uitvoeringsinstelling die deze wet voor de betrokken arbeidsgehandicapte uitvoert.

6. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen:

a. kan nadere, en voor bijzondere groepen zo nodig van het tweede of derde lid afwijkende regels stellen omtrent de uitvoeringsinstelling die deze wet uitvoert voor een arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10 of een persoon als bedoeld in artikel 11;

b. kan regels stellen omtrent de termijn waarbinnen een aanvraag als bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt ingediend;

c. kan voor bijzondere groepen nadere en zo nodig van het vierde en vijfde lid afwijkende regels stellen omtrent de uitvoeringsinstelling waarbij een aanvraag voor een instrument als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van deze wet wordt ingediend.

Artikel 40. Bonusuitkering

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan uitvoeringsinstellingen te verstrekken gelden, indien zij een arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10 in een dienstbetrekking plaatsen.

§ 2. Financiering

Artikel 41. Het Reïntegratiefonds

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven in de vorm van een Reïntegratiefonds dat deel uitmaakt van het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

Artikel 42. Middelen tot dekking van de uitgaven

1. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds worden verkregen uit:

a. bijdragen uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds, het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen, het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten en het Algemeen Werkloosheidsfonds;

b. de gelden die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 21, 35 en 46.

2. De onderlinge verhouding tussen de ten laste van de verschillende fondsen komende bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Bij deze regeling kan worden bepaald dat in de middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds mede wordt voorzien door het Rijk.

3. De bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden vastgesteld door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, met inachtneming van de op grond van het tweede lid gestelde regels.

Artikel 43. Uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds

Ten laste van het Reïntegratiefonds komen de met de uitvoering van artikel 10 en 11 verband houdende kosten, de met de uitvoering van deze wet verband houdende kosten van beheer en administratie door de uitvoeringsinstellingen en de door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verstrekte of toegekende:

a. subsidies, bedoeld in artikel 15, 16, 17, 18, 30 en 33;

b. voorzieningen, bedoeld in artikel 22 en 31;

c. reïntegratie-uitkeringen, bedoeld in artikel 23, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

d. toelagen, bedoeld in artikel 28, alsmede de op grond van enige wet over deze toelagen verschuldigde premies die niet op deze toelagen in mindering kunnen worden gebracht;

e. inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 29, alsmede de op grond van enige wet over deze suppletie verschuldigde premies die niet op deze suppletie in mindering kunnen worden gebracht;

f. loonsuppletie, bedoeld in artikel 32, alsmede de op grond van enige wet over deze suppletie verschuldigde premies die niet op deze suppletie in mindering kunnen worden gebracht;

g. uitkeringen, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

h. gelden, bedoeld in artikel 40.

Artikel 44. Bijzondere subsidies ten laste van het Reïntegratiefonds

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen verstrekt ten laste van het Reïntegratiefonds per kalenderjaar aan door Onze Minister aan te wijzen scholingsinstituten die ten doel hebben de arbeidsintegratie van arbeidsgehandicapten te bevorderen, een subsidie ter hoogte van een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan in het belang van deze wet ten laste van het Reïntegratiefonds subsidie verstrekken aan andere instellingen of organisaties, dan de scholingsinstituten, bedoeld in het eerste lid, die ten doel hebben het nemen of bevorderen van maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.

3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen vermeldt in het plan van werkzaamheden, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van de OSV 1997 in hoeverre dit instituut van de diensten van scholingsinstituten als bedoeld in het eerste lid gebruik zal maken en op welke wijze dit instituut uitvoering zal geven aan het tweede lid.

HOOFDSTUK 6. HET VERSTREKKEN VAN INLICHTINGEN EN ADMINISTRATIEVE BOETE

Artikel 45. Het verstrekken van inlichtingen bij toekenning of verstrekking reïntegratie-instrumenten

De persoon, of diens wettelijk vertegenwoordiger, aan wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 4 is verstrekt of toegekend, of waarvan verstrekking of toekenning wordt overwogen, is verplicht het Landelijk instituut sociale verzekeringen op zijn verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking of toekenning of op de duur of de hoogte van het reïntegratie-instrument.

Artikel 46. Administratieve boete

1. Aan de persoon die de verplichting, bedoeld in artikel 45 niet of niet behoorlijk is nagekomen, wordt door het Landelijk instituut sociale verzekeringen een boete opgelegd van ten hoogste f 5000,–.

2. De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van het opleggen van een boete af te zien.

4. De persoon aan wie een boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan de uitvoeringsinstelling die ten aanzien van hem werkzaamheden als bedoeld in artikel 41 van de OSV 1997 verricht, de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

5. Voorzover de boete nog niet is geïnd vervalt zij door het overlijden van de persoon aan wie zij is opgelegd.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en het tweede lid.

Artikel 47. Overeenkomstige toepassing WAO-bepalingen

De artikelen 29b tot en met 29g van de WAO zijn bij de toepassing van artikel 46 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7. BEPALINGEN IN VERBAND MET HET BURGERLIJK RECHT

Artikel 48. Samenloop aanspraken

Bij de vaststelling van de schadevergoeding, waarop de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, naar burgerlijk recht aanspraak kan maken terzake van zijn arbeidshandicap houdt de rechter rekening met de aanspraken die hij op grond van deze wet heeft.

Artikel 49. Regres

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen heeft voor de op grond van deze wet gemaakte kosten verhaal op de persoon, die in verband met het veroorzaken van de arbeidshandicap, jegens de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplicht is, doch ten hoogste tot het bedrag, waarover deze bij het ontbreken van de aanspraken op grond van deze wet naar burgerlijk recht verplicht zou zijn, verminderd met een bedrag gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de arbeidsgehandicapte naar burgerlijk recht gehouden is.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan indien een aanspraak als bedoeld in het eerste lid, wordt toegekend in de vorm van periodieke verstrekkingen, de contante waarde daarvan vorderen in de vorm van een jaarlijks vast te stellen afkoopsom die aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen wordt vergoed voor de totale schadelast ten gevolge van het veroorzaken van de arbeidsongeschiktheid.

HOOFDSTUK 8. BEPALINGEN IN VERBAND MET DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 50. Beslistermijnen

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag op grond van deze wet dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt met ingang van 1 januari 1999.

2. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

3. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen, in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zeventien weken, of indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, binnen eenentwintig weken, na ontvangst van het bezwaarschrift.

Artikel 51. Bezwaarschriftprocedure

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt.

Artikel 52. Medische besluiten

Ten aanzien van besluiten waaraan een medische beoordeling ten grondslag ligt zijn de artikelen 88 tot en met 88i van de WAO van overeenkomstige toepassing.

Artikel 53. Titel 4.2. Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op aanspraken op grond van artikel 22 en 31.

HOOFDSTUK 9. STRAFBEPALINGEN

Artikel 54. Strafbepaling

Overtreding van bepalingen van een krachtens deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur voorzover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie. De in de eerste zin bedoelde strafbare feiten zijn overtredingen.

Artikel 55. Verval van recht tot strafvordering

Het recht tot strafvordering vervalt indien het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de belanghebbende terzake van hetzelfde feit reeds een boete heeft opgelegd.

HOOFDSTUK 10. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 56. Algemene bijstandswet

De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 114 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als noodzakelijke scholing of opleiding tevens aangemerkt de scholing en opleiding, waarvoor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van die wet dan wel op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden in aanmerking komt en die vooraf aan burgemeester en wethouders is gemeld.

B

Voor de tekst van artikel 115 wordt een «1» geplaatst en aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Voor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, die op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal zes maanden onbeloonde werkzaamheden verricht, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, gelden voor de duur van de werkzaamheden op die proefplaats de verplichtingen, genoemd in artikel 113, eerste lid, onderdeel a en c niet.

3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:

a. werkzaamheden, waartoe de belanghebbende met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

c. werkzaamheden, die de belanghebbende niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht.

C

Aan artikel 137a worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister verstrekt, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, aan burgemeester en wethouders van gemeenten ten laste van 's Rijks kas een uitkering die door deze bij de uitvoering van artikel 111, eerste lid, wordt besteed voor het betalen van een vergoeding aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of derden voor de door deze verleende diensten gericht op het inschakelen in het arbeidsproces van moeilijk plaatsbare bijstandsgerechtigden, die arbeidsgehandicapte zijn als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat de vergoeding, bedoeld in het vierde lid, slechts bestemd is voor de diensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Artikel 57. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 37 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als noodzakelijke scholing of opleiding tevens aangemerkt de scholing en opleiding, waarvoor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van die wet dan wel op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden in aanmerking komt en die vooraf aan burgemeester en wethouders is gemeld.

B

Voor de tekst van artikel 38 wordt een «1» geplaatst en aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Voor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, die op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal zes maanden onbeloonde werkzaamheden verricht, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, gelden voor de duur van de werkzaamheden op die proefplaats de verplichtingen, genoemd in artikel 35, eerste lid, onderdelen a en c niet.

3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:

a. werkzaamheden, waartoe de belanghebbende met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

c. werkzaamheden, die de belanghebbende niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht.

C

Aan artikel 59a worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister verstrekt, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, aan burgemeester en wethouders van gemeenten ten laste van 's Rijks kas een uitkering die door deze bij de uitvoering van artikel 34, eerste lid, wordt besteed voor het betalen van een vergoeding aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of derden voor de door deze verleende diensten gericht op het inschakelen in het arbeidsproces van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden, die arbeidsgehandicapte zijn als bedoeld in de Wet op de(re)integratie arbeidsgehandicapten.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat de vergoeding, bedoeld in het vierde lid, slechts bestemd is voor de diensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Artikel 58. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 37 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als noodzakelijke scholing of opleiding tevens aangemerkt de scholing en opleiding, waarvoor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van die wet dan wel op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden in aanmerking komt en die vooraf aan burgemeester en wethouders is gemeld.

B

Voor de tekst van artikel 38 wordt een «1» geplaatst en aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Voor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, die op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal zes maanden onbeloonde werkzaamheden verricht, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, gelden voor de duur van de werkzaamheden op die proefplaats de verplichtingen, genoemd in artikel 35, eerste lid, onderdelen a en c niet.

3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:

a. werkzaamheden, waartoe de belanghebbende met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

c. werkzaamheden, die de belanghebbende niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht.

C

Aan artikel 59a worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister verstrekt, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, aan burgemeester en wethouders van gemeenten ten laste van 's Rijks kas een uitkering die door deze bij de uitvoering van artikel 34, eerste lid, wordt besteed voor het betalen van een vergoeding aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of derden voor de door deze verleende diensten gericht op het inschakelen in het arbeidsproces van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden, die arbeidsgehandicapte zijn als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat de vergoeding, bedoeld in het vierde lid, slechts bestemd is voor de diensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Artikel 59. Arbeidsvoorzieningswet 1996

De Arbeidsvoorzieningswet 1996 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

j. het Landelijk instituut sociale verzekeringen: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

k. dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een op grond van artikel 4 of 5 van die wet daarmee gelijk gestelde arbeidsverhouding;

l. werknemer: de persoon die in dienstbetrekking werkzaam is.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a van het eerste lid wordt in ten zevende, «en om-, her- of bijscholing» vervangen door: , om-, her- of bijscholing en de instrumenten en maatregelen die de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, de gemeenten en het Landelijk instituut sociale verzekeringen ter beschikking staan ter bevordering van de arbeidsinschakeling van arbeidsgehandicapten als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

2. De aanhef van onderdeel b van het eerste lid wordt vervangen door: ten behoeve van moeilijk plaatsbare werkzoekenden niet tevens zijnde moeilijk plaatsbare arbeidsgehandicapten als bedoeld in de artikelen 10 en 12 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

3. In het artikel wordt, onder vernummering van het tweede tot derde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De Arbeidsvoorzieningsorganisatie kan ter uitvoering van de taak ten behoeve van arbeidsgehandicapte werkzoekenden, bedoeld in artikel 13 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten overeenkomstig daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels:

a. aan die arbeidsgehandicapten voorzieningen als bedoeld in artikel 22 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op aanvraag of ambtshalve toekennen die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid en die de arbeidsgeschiktheid bevorderen;

b. aan die arbeidsgehandicapten, indien zij werknemer worden anders dan in de zin van de Wet inschakeling werkzoekenden, op aanvraag voorzieningen toekennen als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, gedurende maximaal één jaar na de totstandkoming van de dienstbetrekking.

4. In het tot derde vernummerde lid wordt na «eerste» ingevoegd: en tweede.

C

Aan artikel 47, eerste lid, wordt na «bedoelde taken» een komma geplaatst en de zinsnede ingevoegd: van de uitvoering van artikel 81a.

D

In artikel 48, eerste lid, wordt «artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c» vervangen door: artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid.

E

Na artikel 81 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 81a

1. Ter uitvoering van de in artikel 13 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten bedoelde taak verstrekt de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op aanvraag aan de werkgever die met de in dat artikel bedoelde arbeidsgehandicapte werkzoekende een dienstbetrekking, niet zijnde een dienstbetrekking in de zin van de Wet inschakeling werkzoekenden, aangaat voor de duur van tenminste zes maanden, een subsidiebedrag in de vorm van een plaatsingsbudget als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

2. Indien een werkgever aantoont dat het totaal van de kosten in verband met de dienstbetrekking met de arbeidsgehandicapte, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan het bedrag van het plaatsingsbudget, bedoeld in het eerste lid, kan op aanvraag aan hem een subsidie in de vorm van een pakket op maat als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, worden verstrekt.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.

F

In artikel 93 wordt «artikel 42» vervangen door: artikel 4, tweede lid, 42 en 81a.

Artikel 60. Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996

Artikel 18 van de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervalt.

Artikel 61. Wet inschakeling werkzoekenden

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 1996 ingediende voorstel van Wet regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden) (Kamerstukken 25 122) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 13 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd met als opschrift:

§ 4. Voorzieningen voor arbeidsgehandicapten

B

Na artikel 13 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a. Instrumenten voor arbeidsgehandicapten

1. Indien de persoon, bedoeld in artikel 2, arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, kan de gemeente ter uitvoering van artikel 12 van die wet, aan of ten behoeve van de arbeidsgehandicapte, die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen dan wel die arbeid verricht in een dienstbetrekking, voorzieningen als bedoeld in artikel 3, mede inzetten, indien zij strekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.

2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, omvatten in ieder geval de voorzieningen, genoemd in de artikelen 15, 22 en 31, tweede lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

3. Indien de arbeidsgehandicapte, bedoeld in het eerste lid, een arbeidsovereenkomst sluit of wordt aangesteld om arbeid te verrichten, kan de gemeente op aanvraag voorzieningen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet op (re)integratie arbeidsgehandicapten verstrekken, gedurende maximaal één jaar na de totstandkoming van de arbeidsverhouding.

4. Artikel 3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.

Artikel 13b. Bijzondere subsidie aan een werkgever

1. Indien de persoon, bedoeld in artikel 2, arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, verstrekt de gemeente ter uitvoering van artikel 12 van die wet op aanvraag aan de werkgever die met de arbeidsgehandicapte, die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen dan wel die werknemer is, voor de duur van tenminste zes maanden een arbeidsovereenkomst aangaat of hem aanstelt om arbeid te verrichten, een subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

2. Indien de werkgever aantoont dat het totaal van de kosten verbonden aan het in dienst hebben van de in het eerste lid bedoelde arbeidsgehandicapte hoger is dan het bedrag van het plaatsingsbudget, bedoeld in het eerste lid, kan aan hem op aanvraag een subsidie in de vorm van een pakket op maat als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten worden verstrekt.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.

C

Artikel 14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «de artikelen 4 en 5» vervangen door: de artikelen 4, 5 en 13b.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. een vast bedrag voor de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3 en 13a, en de uit die artikelen voortvloeiende activiteiten van de gemeenten ten behoeve van de inschakeling in het arbeidsproces, en de extra kosten voor het pakket op maat, bedoeld in artikel 13b, tweede lid.

D

In artikel 29, onderdeel C, wordt aan artikel 73, eerste lid, van de Werkloosheidswet onder vervanging van de punt door een komma, de zinsnede toegevoegd: voorzover het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de werknemers, die arbeidsgehandicapte zijn in de zin van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten niet al voorzieningen toekent, die overeenkomen met die voorzieningen.

Artikel 62. Organisatiewet sociale verzekeringen 1997

De Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt na subonderdeel 11 een nieuw subonderdeel toegevoegd, luidende:

12. het Reïntegratiefonds: het fonds, bedoeld in artikel 41 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

2. Onderdeel j wordt vervangen door:

j. verzekerde: de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, alsmede de verzekerde op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Kinderbijslagwet of de Algemene nabestaandenwet, voorzover hij geen uitkering of voorziening op grond van deze wetten of de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten ontvangt;.

3. Onderdeel l wordt vervangen door:

l. uitkeringsgerechtigde: de persoon die een uitkering of voorziening ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

B

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «de Wet arbeid gehandicapte werknemers» vervangen door: de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «en subonderdeel 9» vervangen door: en de subonderdelen 9 tot en met 12.

C

In artikel 74, vijfde lid, wordt de zinsnede «subonderdelen 1 tot en met 4» vervangen door: subonderdelen 1 tot en met 4, 10 en 12.

D

In artikel 107 wordt de zinsnede «en 24, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet» vervangen door: 24, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en artikel 21, zesde lid, 35, vierde lid, en 46, vierde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

Artikel 63. Ziektewet

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21 vervalt de zinsnede «, behalve voorzover hij een reïntegratie-uitkering op grond van artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt».

B

Artikel 29b, eerste lid, wordt vervangen door:

1. De werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan zijn dienstbetrekking arbeidsgehandicapte is in de zin van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten heeft vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die gelegen zijn in de vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking.

Artikel 64. Werkloosheidswet

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het einde van onderdeel b van artikel 17a wordt de punt vervangen door een puntkomma en het woord «of» waarna een onderdeel wordt toegevoegd, luidend als volgt:

c. met toepassing van artikel 23, tweede lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten een reïntegratie-uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

B

In het eerste lid, onderdeel a van artikel 17b wordt de zinsnede «of een toelage ontvangt op grond van artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet» vervangen door: of een reïntegratie-uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

C

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «of die een toelage ontvangt op grond van artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet die, al dan niet vermeerderd met een van de genoemde uitkeringen, 70% of meer bedraagt van het dagloon of grondslag, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend».

2. In het eerste lid, onderdeel k, vervalt het woord «of».

3. Aan het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidend als volgt:

m. een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met het volgen van scholing of opleiding.

D

In artikel 21, derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «wegens andere omstandigheden dan ziekte of arbeidsongeschiktheid terzake waarvan de werknemer een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 19, eerste lid» vervangen door: wegens andere omstandigheden dan ziekte of arbeidsongeschiktheid of het volgen van scholing of opleiding, terzake waarvan de werknemer een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdelen a, b, c, d of m.

E

In artikel 72, derde lid, wordt de zinsnede «inhoudt dat moeilijk plaatsbare werkloze werknemers» vervangen door: inhoudt dat moeilijk plaatsbare werkloze werknemers, niet zijnde arbeidsgehandicapten als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

F

Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, wordt «artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f, en g» vervangen door: artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, en f.

2. Onderdeel g wordt vervangen door:

g. het op grond van artikel 42 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag.

Artikel 65. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23, eerste lid, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. degene ten aanzien van wie of ten behoeve van wie reïntegratie-instrumenten als bedoeld in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 4 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zijn toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen.

B

Hoofdstuk IIA wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van Hoofdstuk IIA komt te luiden:

HOOFDSTUK IIA GARANTIEREGELING VOOR OUDERE ARBEIDSONGESCHIKTEN, SAMENLOOP, VERSTREKKINGEN DIE ONVERVREEMDBAAR ZIJN EN VERSTREKKINGEN DIE NIET VATBAAR ZIJN VOOR BESLAG

2. De paragrafen 1, 3, 4 en 5 vervallen.

3. Het opschrift boven artikel 61 vervalt.

4. Het opschrift boven artikel 65 vervalt.

5. Het opschrift boven artikel 65a vervalt.

C

Artikel 70 vervalt.

D

Artikel 74 vervalt.

E

Artikel 76d, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen, met inachtneming van artikel 76f:

a. de door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verschuldigde premies, die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

b. de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van deze wet;

c. de gelden die door toepassing van artikel 79 worden overgeheveld naar de Arbeidsongeschiktheidskas;

d. de in artikel XIII van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie bedoelde bonusuitkeringen;

e. de schade, bedoeld in artikel 75f, tweede lid, die wordt vergoed aan een eigen risicodrager;

f. het gezamenlijke bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de vakantie-uitkeringen die niet zijn uitbetaald wegens het genieten van loon als bedoeld in artikel 44, derde lid, en dat op grond van artikel 44, vierde lid, wordt afgedragen aan 's Rijks kas, vermeerderd met het bedrag aan premies dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen bij wel-uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op de uitkeringen in mindering kan worden gebracht;

g. het op grond van artikel 42 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag.

F

Artikel 76g vervalt.

G

Artikel 77b wordt vervangen door:

Artikel 77b

1. De basispremie is niet verschuldigd over het loon van een werknemer, die arbeidsgehandicapte is in de zin van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, indien de werkgever aantoont dat het totaalbedrag van de loonsom van de arbeidsgehandicapte werknemers die tot hem in dienstbetrekking staan in een kalenderjaar en de som van de aan hen in dat kalenderjaar verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in dat kalenderjaar.

2. De basispremie is voor tweederde deel niet verschuldigd over het loon van de werknemer, die arbeidsgehandicapte is in de zin van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, indien de werkgever aantoont dat het totaalbedrag van de loonsom van de arbeidsgehandicapte werknemers die tot hem in dienstbetrekking staan in een kalenderjaar en de som van de aan hen in dat kalenderjaar verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten minste gelijk is aan vier procent, doch minder dan vijf procent, van de loonsom van de werkgever in dat kalenderjaar.

3. De basispremie is voor eenderde deel niet verschuldigd over het loon van de werknemer, die arbeidsgehandicapte is in de zin van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, indien de werkgever aantoont dat het totaal bedrag van de loonsom van de arbeidsgehandicapte werknemers die tot hem in dienstbetrekking staan in een kalenderjaar en de som van de aan hen in dat kalenderjaar verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten minste gelijk is aan drie procent, doch minder dan vier procent, van de loonsom van de werkgever in dat kalenderjaar.

4. Indien het eerste, tweede of derde lid toepassing vindt kent het Landelijk instituut sociale verzekeringen voorts een korting toe op de door de werkgever in het in dat lid bedoelde kalenderjaar verschuldigde basispremie, die gelijk is aan een percentage van het premieplichtige loon van de werkgever in dat kalenderjaar, doch:

a. bij toepassing van het eerste lid, tot een bedrag dat gelijk is aan een percentage van ten hoogste vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;

b. bij toepassing van het tweede lid, tot een bedrag dat gelijk is aan tweederde deel van een percentage van ten hoogste vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;

c. bij toepassing van het derde lid, tot een bedrag dat gelijk is aan eenderde deel van een percentage van ten hoogste vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar.

5. Bij de vaststelling van het in het vierde lid bedoelde premieplichtige loon van de werkgever blijft het bedrag aan loon van de arbeidsgehandicapte werknemers, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, buiten beschouwing.

6. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien het loon wordt verkregen uit een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening.

H

Artikel 77c wordt vervangen door:

Artikel 77c

1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kent aan de werkgever die een of meer opdrachten verleent aan een bedrijf waar arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, een korting toe op de door hem verschuldigde basispremie, indien hij aantoont dat tweederde van de netto toegevoegde waarde die met de opdrachten is gemoeid, ten minste gelijk is aan drie procent van zijn loonsom in het kalenderjaar waarin de opdrachten zijn verleend.

2. De korting, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan een percentage van tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, welk percentage gelijk is aan het premiepercentage, bedoeld in artikel 77, indien tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdrachten zijn verleend.

3. De korting, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan een percentage van tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, welk percentage gelijk is aan tweederde van het premiepercentage, bedoeld in artikel 77, indien tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, ten minste gelijk is aan vier procent, doch minder dan vijf procent, van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdrachten zijn verleend.

4. De korting, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan een percentage van tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, welk percentage gelijk is aan eenderde van het premiepercentage, bedoeld in artikel 77, indien tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, ten minste gelijk is aan drie procent, doch minder dan vier procent, van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdrachten zijn verleend.

5. Indien het tweede, derde of vierde lid toepassing vindt kent het Landelijk instituut sociale verzekeringen voorts een korting toe op de door de werkgever in het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar verschuldigde basispremie, die gelijk is aan een percentage van het premieplichtige loon van de werkgever in dat kalenderjaar, doch:

a. bij toepassing van het tweede lid, tot een bedrag dat gelijk is aan een percentage van ten hoogste vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;

b. bij toepassing van het derde lid, tot een bedrag dat gelijk is aan tweederde deel van een percentage van ten hoogste vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;

c. bij toepassing van het vierde lid, tot een bedrag dat gelijk is aan eenderde deel van een percentage van ten hoogste vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar.

I

Artikel 77d wordt vervangen door:

Artikel 77d

Aan de werkgever die aantoont dat hij in een kalenderjaar arbeidsgehandicapte werknemers als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in dienst heeft en in dat jaar een of meer opdrachten verleent aan een bedrijf waar arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, en die niet in aanmerking komt voor een korting als bedoeld in de artikelen 77b en 77c, wordt:

a. door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, overeenkomstig artikel 77b, vierde lid, onderdeel c en artikel 77c, vierde en vijfde lid, onderdeel c, een korting toegekend op de door hem verschuldigde basispremie, en is hij

b. overeenkomstig artikel 77b, derde lid, de basispremie niet verschuldigd over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande arbeidsgehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 77b, indien hij aantoont dat de som van tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in artikel 77c, eerste lid, en het totaal bedrag, bedoeld in artikel 77b, eerste lid, ten minste gelijk is aan 5 procent van zijn loonsom in het kalenderjaar waarin de opdracht is verleend.

J

Artikel 77e wordt vervangen door:

Artikel 77e

1. Het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer, bedoeld in artikel 77b en artikel 77c, wordt vastgesteld door het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

2. De in artikel 77b, vierde lid en artikel 77c, vijfde lid, bedoelde percentages worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

3. Met betrekking tot de artikelen 77b, 77c en 77d kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.

Artikel 66. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 41, eerste lid, onderdeel e, wordt vervangen door:

e. de verzekerde ten aanzien van wie of ten behoeve van wie reïntegratie-instrumenten als bedoeld in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 4 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zijn toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen.

B

In artikel 70, tweede lid, vervalt de zinsnede «alsmede de verzekerde ten aanzien van wie een voorziening, een toelage of vergoeding, dan wel een inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdeel e, wordt verleend of overwogen».

C

Artikel 80 wordt vervangen door:

Artikel 80. Uitgaven ten laste van Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen

Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen komen:

a. de op grond van deze wet te betalen uitkeringen;

b. de op grond van enige wet over de uitkeringen op grond van deze wet door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

c. het op grond van artikel 58, vierde lid, aan 's Rijks kas af te dragen bedrag;

d. het op grond van artikel 42 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag;

e. de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten.

D

Artikel 88 vervalt.

Artikel 67. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:

A

De onderdelen c en d van artikel 33, eerste lid, worden vervangen door:

c. de jonggehandicapte ten aanzien van wie of ten behoeve van wie reïntegratie-instrumenten als bedoeld in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 4 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zijn toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen;

d. de ingezetene die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt en ten aanzien van wie of ten behoeve van wie reïntegratie-instrumenten als bedoeld in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 4 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zijn toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen.

B

In artikel 62, tweede lid, vervalt de zinsnede «alsmede de jonggehandicapte of de ingezetene die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt, ten aanzien van wie een voorziening, een toelage of vergoeding als bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel d of e, wordt verleend of overwogen».

C

Artikel 65, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten komen:

a. de op grond van deze wet te betalen uitkeringen;

b. de op grond van enige wet over de uitkeringen op grond van deze wet door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

c. het op grond van artikel 50, vierde lid, aan 's Rijks kas af te dragen bedrag;

d. het op grond van artikel 42 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag;

e. de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten.

D

Artikel 67 vervalt.

Artikel 68. Beroepswet

In onderdeel C van de bijlage bij de Beroepswet worden na onderdeel 11 twee onderdelen ingevoegd, luidende:

11a. Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

11b. Artikel 4, tweede lid, en 81a van de Arbeidsvoorzieningswet 1996.

Artikel 69. Wet op de economische delicten

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt «de Wet arbeid gehandicapte werknemers, artikel 6, tweede tot en met vierde lid, voorzover daarin van de Arbeidsomstandighedenwet de artikelen 36, derde en zesde lid, derde zin, en 40, vijfde tot en met zevende zin, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard» vervangen door: de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, artikel 9, eerste en tweede lid, voorzover daarin artikel 36, tweede en zesde lid, en 40 van de Arbeidsomstandighedenwet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.

Artikel 70. Wet privatisering ABP

Artikel 67 van de Wet privatisering ABP vervalt.

HOOFDSTUK 11. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 71. Overgangsbepaling artikel 57, 57a, 58 en 59b AAW

1. Artikel 57 van de AAW en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de persoon die vóór die datum in aanmerking is gebracht voor een voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, zolang die voorziening wordt verstrekt.

2. Artikel 57a van de AAW en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de persoon die vóór die datum in aanmerking is gebracht voor vergoeding van kosten als bedoeld in dat artikel, zolang deze vergoeding niet daadwerkelijk geheel is verleend.

3. Artikel 58 van de AAW, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de persoon die vóór die datum in aanmerking is gebracht voor een toelage of vergoeding, zolang die toelage of vergoeding wordt verleend.

4. Artikel 59b van de AAW en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de persoon die vóór die datum in aanmerking is gebracht voor inkomenssuppletie.

Artikel 72. Overgangsbepaling artikel 60, 62, 63 en 64 WAO

1. Artikel 60 van de WAO en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de persoon aan wie vóór die datum loonsuppletie is toegekend, zolang die suppletie duurt.

2. Artikel 62 van de WAO en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de werkgever aan wie vóór die datum een loonkostensubsidie is toegekend, zolang die subsidie duurt.

3. Artikel 63 van de WAO en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de persoon aan wie vóór die datum een reïntegratie-uitkering is toegekend, zolang de in het vijfde lid van dat artikel bedoelde periode van ten hoogste drie maanden niet is verstreken.

4. Artikel 64 van de WAO, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de financiering van de kosten van opleiding of scholing die vóór die datum door het Landelijk instituut sociale verzekeringen werden gefinancierd, zolang die financiering niet geheel heeft plaatsgevonden.

Artikel 73. Overgangsbepaling reïntegratie-instrumenten werkgever

1. Het verstrekken van een subsidie aan de werkgever voor kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 15, vindt niet plaats voorzover terzake van deze voorzieningen artikel 57 of 57a van de AAW, zoals deze artikelen luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, toepassing heeft gevonden.

2. Het verstrekken van een subsidie in de vorm van een herplaatsingsbudget als bedoeld in artikel 16 of een pakket op maat als bedoeld in artikel 18, vindt niet plaats indien de in artikel 16 bedoelde hervatting in een andere functie is aangevangen of overeengekomen voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

3. Het verstrekken van een subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget als bedoeld in artikel 17, of een pakket op maat als bedoeld in artikel 18, vindt niet plaats indien een dienstbetrekking is aangevangen of aangegaan voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 74. Overgangsbepaling voorzieningen en reïntegratie-uitkering

1. Toekenning van voorzieningen als bedoeld in artikel 22 en 31 vindt slechts plaats voorzover ten aanzien van een arbeidsgehandicapte de artikelen 57 en 58 van de AAW niet van toepassing zijn. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van een subsidie in de vorm van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 33.

2. Toekenning van een reïntegratie-uitkering als bedoeld in artikel 23, eerste lid, vindt uitsluitend plaats indien de werkzaamheden op een proefplaats of de scholing of opleiding zijn aangevangen op of na de dag waarop deze wet in werking treedt.

Artikel 75. Overgangsbepaling Reïntegratiefonds

1. Na inwerkingtreding van deze wet komen ten laste van het Reïntegratiefonds:

a. de op grond van artikel 57, 57a, 58 en 59b van de AAW toegekende voorzieningen, vergoedingen, toelagen en inkomenssuppleties, bedoeld in artikel 71;

b. de op grond van artikel 60, 62, 63 en 64 van de WAO toegekende loonsuppleties, loonkostensubsidies, reïntegratie-uitkeringen en kosten van scholing of opleiding, bedoeld in artikel 72.

2. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden verkregen uit een bijdrage uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds.

3. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden verkregen uit een bijdrage uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Artikel 76. Beschikkingen reïntegratie-instrumenten WAO en AAW

1. Beschikkingen op grond van artikel 60, 62, 63 en 64 van de WAO worden na inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als beschikkingen op grond van deze wet.

2. Beschikkingen op grond van artikel 57, 57a, 58 en 59b van de AAW worden na inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als beschikkingen op grond van deze wet.

Artikel 77. Beschikkingen Wet arbeid gehandicapte werknemers

Beschikkingen op grond van artikel 6 en 8 van de Wet arbeid gehandicapte werknemers, zoals deze wet luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden na de inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als beschikkingen op grond van deze wet.

Artikel 78. Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op aanspraken als bedoeld in dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 12. SLOTBEPALINGEN

Artikel 79. Vervallen artikel 4, 57, 57a, 58 en 59b AAW

Artikel 4, 57, 57a, 58 en 59b van de AAW vervallen.

Artikel 80. Intrekking Wet arbeid gehandicapte werknemers

De Wet arbeid gehandicapte werknemers wordt ingetrokken.

Artikel 81. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 82. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven