25 468
De zaak-Lancee

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 april 1999

Bij brief van 24 maart jl. (Kamerstukken TK 1998–1999, 25 468, nr. 12) berichtte ik u over een drietal aangelegenheden met betrekking tot de zaak-Lancee. Aan het slot van die brief deelde ik mede, het van het grootste belang te achten om zeer spoedig ook tot een afronding van de financiële kant van de zaak te komen. Daarbij kondigde ik aan dat op zeer korte termijn een gesprek zou plaatsvinden met de heer Lancee en zijn raadsman en zei ik toe, u zo spoedig mogelijk in te lichten over de uitkomst daarvan. Die toezegging doe ik thans gaarne gestand.

Begin april heeft het aangekondigde gesprek tussen de heer Lancee en zijn raadsman enerzijds en de Landsadvocaat en een vertegenwoordiger van het Regiokorps Friesland anderzijds daadwerkelijk plaatsgevonden. Het gesprek heeft in goed overleg geleid tot een oplossing waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden. De vaststellingsovereenkomst tussen de drie partijen – de heer Lancee, de korpsbeheerder en de Staat (minister van Justitie) – waarin een en ander is vastgelegd is inmiddels ondertekend.

De regeling omvat de volgende elementen:

1. De heer Lancee zal het Politiekorps van de Regio Friesland met ingang van 1 maart 2000 verlaten. Aan hem zal op zijn verzoek eervol ontslag worden verleend.

2. Aan de heer Lancee wordt door de Regio – maar ten laste van de Regio en het Ministerie van Justitie gezamenlijk – een geldbedrag betaald dat is opgebouwd uit twee delen: ten eerste een gedeelte dat dient ter compensatie van alle door de heer Lancee geleden en (mogelijk) door hem te lijden schade ten gevolge van het optreden van politie en justitie en als schadeloosstelling terzake van de beëindiging van het dienstverband met de Regiopolitie Friesland per 1 maart 2000; ten tweede een gedeelte dat dient ter vergoeding van de door de heer Lancee gemaakte kosten van rechtsbijstand.

Partijen zijn overeengekomen in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de heer Lancee en zijn gezin geen mededelingen te doen over de hoogte van het tussen de drie partijen overeengekomen bedrag.

3. De heer Lancee trekt alle aanhangige procedures voor zover nodig in; partijen zullen elkaar niet verder in procedures betrekken.

4. Aan de heer Lancee zal een door het parket-generaal uit te geven verklaring worden verstrekt met het oog op zijn rehabilitatie.

5. Partijen zijn overeengekomen zich te onthouden van het leveren van commentaar op de inhoud van de bereikte overeenstemming en van medewerking aan publiciteit over het optreden van politie en justitie, een en ander behoudens voor zover zulks nodig is met het oog op de ministeriële verantwoordelijkheid.

Thans kan ik u mededelen dat in een eerder stadium ook met de echtgenote en een dochter van de heer Lancee een regeling is getroffen aangaande de schade die zij hadden geleden door het optreden van politie en justitie. Overeengekomen is ook op dit punt geen mededelingen te doen over de hoogte van de schadevergoeding en de daarmee verband houdende andere kosten.

Ik ben zeer verheugd over het feit dat in goed overleg met de heer Lancee en het Regiokorps Friesland een regeling is getroffen waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden. Het is immers in het belang van alle partijen dat thans een streep kan worden gezet onder deze zaak.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven