25 451
Herziening scheidingsprocedure

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 januari 1999

Tijdens het Algemeen Overleg over de Herziening van de scheidingsprocedure, gehouden op 1 oktober 1998, heb ik toegezegd aan Uw Kamer een opzet voor een onderzoek te doen toekomen inhoudende een rechtsvergelijkende inventarisatie naar de instrumenten/sancties die worden toegepast om de naleving/uitvoering van omgangsregelingen te bevorderen/af te dwingen (Kamerstukken II 1998–1999, 25 451, nr. 3, blz. 6). Van dit onderzoek zal, voor zover mogelijk, deel uitmaken een analyse van de effectiviteit van de voorhanden instrumenten/sancties.

In de rechtsvergelijking zullen de ons omringende landen betrokken worden, te weten België, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Er zal voornamelijk literatuuronderzoek worden verricht. Een eerste indruk van de buitenlandse literatuur over het onderwerp «afdwingen van omgangsregelingen» maakt het waarschijnlijk dat daarin nauwelijks een empirisch onderbouwd antwoord gevonden kan worden op de vraag naar de effectiviteit van en frequentie waarin sancties worden toegepast. Daarom zal nagegaan worden of in het buitenland belangrijke informanten kunnen worden geënquêteerd.

Vragen die in het onderzoek aan de orde zullen komen zijn:

1. Welke effectueringsmiddelen/sancties zijn in de praktijk ontwikkeld en/of in de wet expliciet opgenomen in verband met omgang.

2. Wie kunnen op deze middelen een beroep doen of sancties vragen en onder welke voorwaarden?

3. Wie zijn bij de toepassing betrokken, met welke bevoegdheden?

4. Hoe vaak worden de beschikbare middelen werkelijk gebruikt en wat is er bekend over hun effectiviteit?

Ten behoeve van het onderzoek zal een begeleidingscommissie worden ingesteld. Deze zal bestaan uit deskundigen afkomstig uit de wetenschap, de rechterlijke macht, de advocatuur, de jeugdbescherming en het maatschappelijk werk. Verder zal het concept van het rapport besproken worden met het platform van cliëntenorganisaties in het familierecht.

Ik verwacht Uw Kamer het rapport medio 1999 te kunnen doen toekomen.

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven