25 448
Structuurverandering varkenshouderij

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 december 1998

In aansluiting op mijn brief d.d. 7 december 1998 informeer ik u over enkele actuele ontwikkelingen met betrekking tot de inkomenssituatie in de varkenshouderij en de nadere uitwerking van het pakket flankerende maatregelen en de mogelijke effecten daarvan op de omvang van de tweede korting. Tevens ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot de knelgevallen.

1. Inkomenssituatie in de varkenshouderij

Jaarlijks onderzoekt het LEI de actuele inkomenssituatie van de diverse land- en tuinbouwsectoren. Tevens bevat het onderzoek een inkomensprognose voor het komende boekjaar.

Donderdag a.s. worden de resultaten van dit onderzoek door het LEI bekendgemaakt.

Op mijn verzoek heeft LEI-DLO een nadere analyse gepleegd van de actuele inkomenssituatie in de varkenshouderij in relatie tot de herstructurering. Deze analyse treft u bijgaand aan1. Deze analyse bevestigt in grote lijnen de in mijn brief van 16 november jl. weergegeven schets van de problematiek in de varkenshouderij.

Uit de analyse blijkt dat, indien wordt uitgegaan van het aanhouden van de lage opbrengstprijzen tot medio volgend jaar, de inkomens sterk verslechteren. Deze zullen voor gespecialiseerde bedrijven gemiddeld dalen tot 100 000 gulden negatief, hetgeen een verslechtering betekent van 250 000 gulden ten opzichte van gunstige voorgaande jaren. Het LEI-DLO schrijft 10, hooguit 15% hiervan toe aan de herstructurering.

Als gevolg van de sterk dalende inkomsten zal de gemiddelde schuld bij de bank met 100 000 gulden toenemen van 600 000 naar 700.00 gulden. De gemiddelde solvabiliteit zal met circa 5% dalen tot een niveau van circa 60%. Daarmee komt deze weer op het niveau van twee tot drie jaar geleden.

Verder wordt in de analyse geconstateerd dat potentiele wijkers momenteel een afwachtende houding aannemen bij het aanbieden van rechten in de verwachting dat de prijzen van varkensrechten na het prijsdal weer zullen stijgen. Tenslotte wordt door het LEI gewezen op de continuïteitsproblematiek van met name de moderne gespecialiseerde bedrijven, die weinig ruimte hebben om nieuwe financiële verplichtingen, bijvoorbeeld voor het verwerven van varkensrechten, aan te gaan.

Ik zie in bovenstaande analyse een bevestiging van de noodzaak om het pakket van maatregelen enerzijds te richten op het aantrekkelijk maken van het versneld aanbieden van rechten door potentiële wijkers en anderzijds op bedrijven die op langere termijn continuïteitsperspectief hebben.

2. Bevordering dynamiek

Ingevolge de Wet herstructurering varkenshouderij zullen de op 1 januari 2000 op de varkensbedrijven rustende varkensrechten met maximaal 15% worden gekort. De korting valt in twee delen uiteen, namelijk een 5%-korting en een 10%-korting.

De 5%-korting vindt in ieder geval plaats, maar kan met ingang van 2000 jaarlijks door individuele bedrijven worden gecompenseerd als in het desbetreffende jaar door het bedrijf aantoonbaar veevoermaatregelen zijn genomen die voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen nadere regels. De ontwerp-AMvB zal naar verwachting eind januari 1999 voor advies aan de maatschappelijke organisaties kunnen worden voorgelegd.

De 10%-korting wordt verlaagd al naar gelang tot en met 30 november 1999 de te korten rechten reeds uit de markt zijn genomen door opkoop en door afroming van varkensrechten bij verhandeling en bij bedrijfsoverdrachten.

Onderstaand ga ik nader in op de effecten die met de voor het beperken van de tweede korting relevante flankerende maatregelen kunnen worden bereikt.

* Aankoop van rechten door blijvers (afroming)

De verwachting is dat in de loop van 1999 de afzetprijzen zullen aantrekken en dat meer zicht zal ontstaan op de financieringsmogelijkheden van blijvers. De vraag naar rechten zal toenemen, te meer daar alleen in 1999 rechten kunnen worden verworven zonder extra investeringsverplichtingen in het kader van het Varkensbesluit.

Volgens de registratie van Bureau Heffingen zijn tot op heden 100 000 varkenseenheden afgeroomd. Uitgaande van een tweede korting van ca. 1 mln varkenseenheden komt dit overeen met bijna 1/10 van de tweede generieke korting van 10%.

In afwachting van de verlaging van het wettelijk afroompercentage in 1999 van 60% naar 40% zal een tijdelijke marktconforme vergoeding worden gegeven om het verschil in opbrengst voor de verkoper bij 40% en 60% afroming te neutraliseren. Hierdoor zal het aanbod van rechten in het eerste kwartaal van 1999 niet tijdelijk wegvallen en blijft het voor blijvers mogelijk om rechten op de markt te verwerven.

Om perspectiefvolle bedrijven te kunnen ondersteunen die in 1999 onder meer willen investeren in rechten, heeft het bestuur van het Borgstellingsfonds (BF) op 15 december besloten het tijdelijk mogelijk te maken om immateriële activa voor 100% te betrekken in de garantstelling. Ik stel hiervoor f 50 mln beschikbaar, hetgeen een verdubbeling is van het bedrag dat werd vermeld in mijn brief van 16 november jl. In totaal kan hiermee voor f 200 mln borgstellingskrediet worden verleend ten behoeve van ca. 1 000 bedrijven. De eventuele verliesdeclaraties worden in een verhouding 80:20 verdeeld tussen de Stichting BF en de banken.

De aanvullende rechten die bedrijven met deze extra borgstellingsfaciliteit zullen verwerven zullen worden afgeroomd. Hiermee kan ca. 2/10 van de tweede generieke korting worden gerealiseerd.

* Opkoop van rechten door de overheid bij bedrijfsbeëindiging

Met de marktconforme opkoop van 75% van de niet-grondgebonden rechten en 100% van de grondgebonden rechten in het kader van het permanent loket en de daaraan gekoppelde aanvulling op de IOAZ voor beëindigers van 52 jaar of ouder kunnen afhankelijk van de prijs en de soort van op te kopen rechten tussen de 80 000 en 240 000 varkenseenheden uit de markt worden genomen. Via de Bevar (beëindings- en verplaatsingsregeling in de EHS van de concentratiegebieden) kunnen 40 000 à 60 000 varkenseenheden worden opgekocht door de overheid.

In totaal kan via opkoop door de overheid de tweede generieke korting met 2/10 tot 3/10 worden gereduceerd.

* Voerspoor

Het IKC heeft de extra kosten berekend van de aanpassing van de samenstelling van het voer om bij een gelijk aantal dieren de mineralenproductie met 5% te reduceren.

Voor een gemiddeld bedrijf met vleesvarkens nemen de kosten met 0,2% toe en voor een gemiddeld zeugenbedrijf nemen de kosten met 0,8% toe.

Het effect van de extra voerkosten op het bedrijfssaldo is veel geringer dan de afname van het bedrijfssaldo als niet aan het voerspoor wordt deelgenomen. Verondersteld mag worden dat vrijwel alle bedrijven de extra voermaatregelen zullen treffen. De gevolgen hiervan op het inkomen en de financieringsmogelijkheden van ondernemingen zijn zeer beperkt.

Ik hecht eraan de duurzame ontwikkeling van de varkenshouderij zoveel mogelijk te laten plaatsvinden op basis van marktwerking. Gezien de door mij geconstateerde patstelling in de sector, waarover ik in mijn brief van 16 november jl. de Kamer heb bericht, noopt de huidige situatie echter tot een tijdelijk wat prominentere aanwezigheid van de overheid.

Bijvoorbeeld in de vorm van opkoop van rechten en het vergroten van de financieringsmogelijkheden van bedrijven. Het door mij vastgestelde pakket van flankerende maatregelen blijft echter naar mijn mening binnen de beginselen van de marktwerking. Ik acht het in die zin een evenwichtig pakket en tevens een adequaat antwoord op de eerder gesignaleerde opstelling van banken bij de financiering van bedrijven. Bovendien blijven met dit pakket de oorspronkelijke doelstellingen van de herstructurering gehandhaafd.

Met het pakket van flankerende maatregelen, zoals dat thans is vormgegeven, moet het onder de huidige marktomstandigheden mogelijk zijn om de omvang van het generieke gedeelte van de tweede korting te beperken tot circa 5%. Ook denk ik dat het voor bedrijven in het algemeen mogelijk moet zijn om via het voerspoor een reductie van de mineralenproductie met 5% te realiseren.

Ik neem aan dat ook de banken bereid zullen zijn bij de beoordeling van het continuïteitsperspectief van bedrijven uit te gaan van een resterende korting van ± 5% in 2000.

In het kader van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen en het Borgstellingsfonds zal ik dit percentage vooralsnog eveneens hanteren. Dit uiteraard onverminderd mijn inzet om met de genoemde instrumenten de tweede generieke korting zo gering mogelijk te doen zijn.

In het Algemeen Overleg van 17 november jl. heb ik aangekondigd de flankerende maatregelen te monitoren en afhankelijk van de gebleken effectiviteit van de maatregelen de budgetverdeling tussen de maatregelen aan te passen.

Na vaststelling van het definitieve aantal varkensrechten door het Bureau Heffingen in januari 1999 zal een eerste rapportage aan de Kamer plaatshebben. In de rapportage zal ook de deelname aan de diverse maatregelen worden meegenomen.

De maatregelen zullen begin 1999 worden opengesteld. Enkele maatregelen behoeven echter goedkeuring van de EU. Dit betekent dat aanmeldingen met ingang van januari 1999 door de uitvoerende diensten kunnen worden behandeld, maar dat de betaling van de bijdrage van de overheid pas plaats kan hebben als de goedkeuring van de EU is ontvangen.

3. Knelgevallen

Het ontwerp-besluit waarmee invulling wordt gegeven aan de bij brieven van 28 september 1998 en 21 oktober 1998 (kamerstukken II 1998/99, 25 448, nrs. 6 en 7) aangekondigde wijzigingen van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij ligt thans ter behandeling in de ministerraad voor en zal na behandeling voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd. De wijzigingen werken terug tot en met 1 september 1998.

Wat betreft de 150 bedrijven die volgens LTO-Nederland door de wijzigingen nog niet zijn geholpen, heb ik bij brief van 10 december jl. nadere gegevens ontvangen. Bij deze brief zijn de gegevens ten aanzien van circa 85 individuele bedrijven opgenomen. Intussen is een speciale werkgroep binnen het ministerie aangevangen met de analyse van deze gegevens. Over de uitkomsten van deze analyse wordt de Kamer nader geïnformeerd.

Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 17 november jl. heb ik naar aanleiding van het verzoek van de leden van verschillende fracties aangegeven dat ik nog nader zal bezien of in het kader van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij ook rekening moet worden gehouden met meldingen op grond van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer of op grond van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer. Het gaat daarbij om de in het Besluit hardheidsgevallen opgenomen categorieën waarbij van 10 juli 1997 sprake was van actuele plannen om binnen het op het bedrijf rustende mestproductierecht een uitbreiding van de varkensstapel te realiseren. Ik heb thans besloten in het Besluit hardheidsgevallen met dergelijke, in de periode van 1 januari 1993 tot 10 juli 1997 gedane meldingen inderdaad rekening te houden, voor zover deze betrekking hadden op een aanpassing van de inrichting met het oog op het houden van een groter aantal varkens èn voor zover de bestaande milieuvergunning dan wel het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer ook de ruimte voor een dergelijke uitbreiding bood. Deze voorziening heb ik opgenomen in voornoemd ontwerp-wijzigingsbesluit. Daarmee is een van de belangrijkste resterende probleempunten van LTO-Nederland al opgelost.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H. H. Apotheker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven