25 448
Structuurverandering varkenshouderij

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 december 1998

Onderstaand wordt u geïnformeerd over de planning ten aanzien van de afhandeling van de resterende knelgevallen en de inwerkingtreding van de door mij in de brief van 16 november jl. aangekondigde flankerende maatregelen voor de varkenshouderij.

Ik beschouw deze brief tevens als antwoord op de brief van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 30 november 1998 met kenmerk 24-98-LNV, waarbij mij werd verzocht zo spoedig mogelijk de door mij toegezegde rapportage over de concrete uitwerking van de knelgevallenregeling te mogen ontvangen.

I. Knelgevallen

Ik kan u mededelen dat met het oog op de bij brieven van 28 september 1998 en 21 oktober 1998 (kamerstukken II 1998/99, 25 448, nrs. 6 en 7) aangekondigde wijzigingen van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij een ontwerp-Wijzigingsbesluit is voorbereid. Op korte termijn zal het ontwerp in de ministerraad worden behandeld en voor advisering aan de Raad van State worden voorgelegd. De volledige wijzigingsprocedure kan nog enige maanden in beslag nemen. Het op basis van het gewijzigde Besluit hardheidsgevallen te bepalen varkensrecht geldt echter met terugwerkende kracht tot 1 september 1998 voor de bedrijven die voldoen aan de in de twee genoemde brieven weergegeven criteria. Met het Openbaar Ministerie zullen afspraken worden gemaakt om zeker te stellen dat hier in het opsporings- en vervolgingsbeleid rekening mee wordt gehouden.

Wat betreft de 150 bedrijven die volgens LTO-Nederland door de aangekondigde wijzigingen nog niet zijn geholpen, ben ik in afwachting van de nadere gegevens van LTO. Toegezegd was dat ik die op 27 november jl. zou ontvangen, maar LTO heeft meer tijd gevraagd. De toegezegde gegevens zullen mij naar verwachting een dezer dagen bereiken. Zodra de gegevens zijn ontvangen, kunnen deze door een speciale werkgroep binnen het ministerie zorgvuldig worden geanalyseerd. LTO-Nederland wordt daarbij direct betrokken. Over de uitkomsten van het nadere onderzoek van de 150 gevallen zal ik de Kamer vervolgens zo spoedig mogelijk informeren.

II. Flankerend beleid

a. Maatregelen die geen goedkeuring van de EU behoeven

1. Aanpassen afroompercentages

Nog deze maand wordt een ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur, waarbij de afwijkende afroompercentages worden vastgesteld, aan de Raad van State voorgelegd. De verwachting is dat deze maatregel in maart 1999 in werking kan treden.

2. Verruimen budget voor Bevar (beëindigings- en verplaatsingsregeling)

Deze regeling ligt momenteel bij de EU voor goedkeuring. Indien de goedkeuring deze maand zal worden verkregen kan de regeling per 1 februari 1999 worden opengesteld.

3. SEP: extra aandacht voor benutting fiscale faciliteiten bij beëindiging

Vanaf januari 1999 zal dit een integraal onderdeel uitmaken van de bedrijfsdoorlichting.

4. Minas

Voor de verruiming van de registratie mestopslagen, de vrijstelling van de heffing voor door waterschade verloren oogst en de vrijstelling van de heffing in verband met herbevolking zullen voor het eind van het jaar regelingen zijn getroffen.

b. Maatregelen die goedkeuring van de EU behoeven

1. Invulling Milieu Investeringsaftrek (MIA) en andere investeringsregelingen

De MIA zal per 1 juli 1999 operationeel zijn. Dat wil zeggen dat voor door de EU goedgekeurde investeringen die na 1 juli 1999 worden gedaan deze investeringsaftrek zal gelden.

Verruimen EU-voorwaarden voor investeringssteun

Deze actie heeft raakvlakken met de besluitvorming omtrent de inzet van de Struktuurfondsen in het kader van Agenda 2000. Echter gezien het belang van deze voorwaarde voor het op korte termijn stimuleren van voorlopers in de sector is mijn inzet om voor medio 1999 op dit punt helderheid te verkrijgen.

2. Uitwerken groenlabel-plus concept voor de varkenshouderij

Het GL-plus concept moet als technisch voorschrift worden aangemeld. Bovendien moet, indien het concept wordt toegepast in samenhang met een financieel instrument, het desbetreffende financiële instrument als staatssteun worden goedgekeurd. Streven is om medio 1999 met partijen een convenant overeen te komen. Dat betrekent dat vanaf 1 januari 2000, of zo veel eerder als de controle- en uitvoeringsstructuur toelaat, het concept kan worden ingezet in het kader van het Borgstellingsfonds, van fiscale faciliteiten en van investeirngspremies gericht op het stimuleren van voorloperbedrijven.

Voor het Borgstellingfonds-plus zal in 1999 vooruitlopend op het convenant een tijdelijke set van voorwaarden worden gehanteerd.

3. Voorzieningen beëindigers en tijdelijke voorziening wijziging afroompercentage 1999

De onderstaande regelingen zullen in december 1998 voor goedgekeuring aan de EU worden voorgelegd. Voor de aanvulling op de IOAZ bestaat hier nog geen volledige zekerheid over.

a. extra tegemoetkoming afroming tot 1 juli 1999 voor beëindigers jonger dan 52 jaar;

b. het permanente loket voor de opkoop van rechter door de overheid. Onder welke voorwaarden varkensrechten kunnen worden verkocht bij dit loket zal nog deze maand bekend worden gemaakt;

c. de tijdelijke marktconforme vergoeding die voor de verkoper van rechten het effect van 60% afroming in 1999 neutraliseert tot het afromingspercentage is gewijzigd in 40%;

d. de aanvulling op IOAZ voor beëindigers van 52 jaar of ouder.

De openstelling van de regelingen kan, onder voorwaarde van goedkeuring door de EU, reeds per 1 januari 1999 gebeuren. De betaling aan de varkenshouder zal dan echter moeten worden opgeschort tot goedkeuring van de EU is verkregen.

Ad 3c. Toelichting op de bovengenoemde tijdelijke vergoeding

Tot de inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur houdende de nieuwe afroompercentages zal het effect van het tijdelijk hogere afroompercentage van 60% in plaats van 40% voor de verkoper van rechten worden geneutraliseerd. Als in deze periode rechten worden verhandeld of aan de overheid worden aangeboden in het kader van het permanent loket zal voor het verschil een tijdelijke marktconforme vergoeding worden toegekend.

4. Verruimen financiële armslag via het Borgstellingsfonds

Momenteel vindt binnen het bestuur van het BF overleg plaats. Voor het einde van het jaar zal het bestuur een besluit nemen. Of goedkeuring door Brussel is vereist zal afhankelijk zijn van de gekozen inzet van het BF.

5. Bijdrage aan het schuldsaneringsfonds

Het initiatief hiervoor ligt bij het bedrijfsleven.

6. Reconstructie: steun aan pilots die door de provincies worden opgezet

Het initiatief hiervoor ligt bij de provincies. Goedkeuring door Brussel is afhankelijk van de vraag of de pilots passen binnen de kaders van reeds goedgekeurde steunmaatregelen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H. H. Apotheker

Naar boven