25 445
Wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en enkele andere wetten (introductie van een afzonderlijke huurcommissie-procedure ter bevordering van het opheffen van gebreken aan of tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte, wijziging van de regeling met betrekking tot de aan de Staat verschuldigde vergoeding voor een advies of een uitspraak door de huurcommissie en wijziging van het toezicht op de huurcommissies)

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID DUIVESTEIJN

Ontvangen 12 februari 1998

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel S, wordt in artikel 26a na het zevende lid, onder vernummering van het achtste lid tot negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

8. De voorzitter van de huurcommissie is bevoegd op verzoek vrijstelling te verlenen van de aan de Staat verschuldigde vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid. Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald in welke gevallen van deze bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Zolang niet is beslist op een aanvraag om vrijstelling van de in het eerste lid bedoelde vergoeding, wordt de in het vijfde lid genoemde termijn opgeschort.

II

In artikel V, eerste lid, wordt «26a, achtste lid» vervangen door: 26a, negende lid.

Toelichting

Dit amendement beoogt een vrijstellingsregeling in het wetsvoorstel op te nemen voor diegenen wier financiële positie hen dwingt af te zien van de rechtsgang. Over de tekst van de ministeriële regeling zal overleg met de voorzitters van de huurcommissies plaatsvinden.

Duivesteijn

Naar boven