25 445
Wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en enkele andere wetten (introductie van een afzonderlijke huurcommissie-procedure ter bevordering van het opheffen van gebreken aan of tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte, wijziging van de regeling met betrekking tot de aan de Staat verschuldigde vergoeding voor een advies of een uitspraak door de huurcommissie en wijziging van het toezicht op de huurcommissies)

nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID DUIVESTEIJN C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 91

Ontvangen 10 februari 1998

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I wordt in onderdeel I een nieuw punt ingevoegd, luidende:

1a. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Als een dergelijk verzoek wordt mede aangemerkt een verzoek ingevolge artikel 3a van de Wet op de huurcommissies, indien dat verzoek is gedaan binnen de in de eerste volzin bedoelde termijn en indien en zodra de voorzitter van de huurcommissie op dat verzoek een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat de overeengekomen huurprijs hoger is dan de bij de desbetreffende woonruimte behorende maximale huurprijsgrens.

Toelichting

Bovengenoemde wijziging heeft tot doel de brengplichtverklaring gelijk te stellen met de huurprijsvaststelling en daarmee de procedure te vereenvoudigen.

De verhuurder mag geen huurprijs rekenen die niet in overeenstemming is met het advies van de huuradviescommissie. Deze commissie geeft tevens advies over de huurprijs ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van de individuele huursubsidie. Wanneer deze huur lager wordt vastgesteld dan de werkelijke huurprijs ontvangt de huurder slechts huursubsidie over deze lager vastgestelde huur. Voor het verlagen van de werkelijke huur moet opnieuw door de huurder advies worden aangevraagd bij de huurcommissie. Dit is een onnodige bureaucratische gang van zaken en bovendien niet rechtvaardig ten opzichte van de huurder.

Aangezien artikel 17 het voor een nieuwe huurder mogelijk maakt binnen zes maanden na ingang van het huurcontract de huur te laten toetsen zonder eerst een voorstel aan de verhuurder te hoeven doen, is hier geen sprake van inbreuk op de contractvrijheid der partijen.

Duivesteijn

Biesheuvel

Jeekel

Oedayraj Singh Varma

Poppe


XNoot
1

Vervanging in verband met wijziging in de toelichting en ondertekening.

Naar boven