25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

1 juli 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het algemene bordeelverbod op te heffen en te vervangen door een verbod van exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie door minderjarigen, en het klachtvereiste inzake kinderprostitutie te laten vervallen, en in verband daarmee en in verband met het voornemen de bijkomende straf van plaatsing in een rijkswerkinrichting af te schaffen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Burgerlijk Wetboek en enige wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 71, onderdeel 3°, en 77d, tweede lid, wordt «250ter» telkens vervangen door: 250a.

B

In artikel 245, tweede lid, wordt na «249» ingevoegd: en de gevallen waarin degene ten aanzien van wie het feit is gepleegd zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.

C

In artikel 247, tweede lid, wordt na «249» ingevoegd: en de gevallen waarin die persoon zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.

D

Artikel 248ter wordt verletterd tot artikel 248a.

E

Artikel 250bis vervalt.

F

Na verlettering van artikel 250ter tot 250a komt artikel 250a te luiden:

Artikel 250a

1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

1°. degene die een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingt dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij of zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt;

2°. degene die een persoon aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

3°. degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van een ander enige handeling onderneemt waarvan hij of zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt, terwijl die ander minderjarig is;

4°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich onder de onder 1° genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen;

5°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, indien die ander minderjarig is.

2. De schuldige wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien:

1°. de feiten, omschreven in het eerste lid, worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2°. de minderjarige de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;

3°. geweld of een andere feitelijkheid als bedoeld in het eerste lid zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

3. De feiten, omschreven in het eerste lid, gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, onder 2° en 3°, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

G

Artikel 251 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «242–247» onderscheidenlijk «248ter-250ter» vervangen door: 242 tot en met 247 onderscheidenlijk 248a tot en met 250a.

b. In het tweede lid wordt «248ter-250ter» vervangen door: 248a tot en met 250a.

H

De artikelen 432, 433 en 434 vervallen.

I

Artikel 453 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt na «gestraft met» ingevoegd: hechtenis van ten hoogste twaalf dagen of.

b. Het tweede, derde en vierde lid vervallen, alsmede het cijfer «1» voor het eerste lid.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b vervalt: artikel 250bis,.

b. Onderdeel c vervalt.

c. Onderdeel d wordt verletterd tot onderdeel c.

B

Artikel 551, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «92–96» onderscheidenlijk «97a-98c» wordt vervangen door: 92 tot en met 96 onderscheidenlijk 97a tot en met 98c.

2. «248ter» onderscheidenlijk «250ter» wordt vervangen door: 248a onderscheidenlijk 250a.

3. «250bis,» vervalt.

ARTIKEL III

In artikel 310, vierde lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt «250ter» vervangen door: 250a.

ARTIKEL IV

In artikel 54, eerste lid, van het Wetboek van Militair Strafrecht wordt «248ter» vervangen door: 248a.

ARTIKEL V

Artikel 56, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

1. «432–434» en de komma daarna vervallen.

2. «465–467» wordt vervangen door: 465 tot en met 467.

ARTIKEL VI

Artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 2°, van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag komt te luiden:

2°. wegens overtredingen, indien daarbij vrijheidsstraf – anders dan vervangende – is opgelegd.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven