25 434
Structuurversterking filmindustrie

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 maart 2002

Bij brief van 28 december 2001 informeerde de Staatssecretaris van Financiën u omtrent het besluit inzake de verlenging van de tijdelijke tegemoetkoming film 2001. Dit besluit voorzag in verlenging van de overgangsregeling film voor 2001 met ten hoogste drie maanden, dit in het licht van de motie-Molenaar (kamerstukken II, 2001–2002, 25 434, nr. 8). Inmiddels is besloten om de overgangsregeling tot 1 april aanstaande van kracht te laten zijn. Daarmee wordt beoogd de sector zekerheid te bieden voor de nabije toekomst.

Het betreft hier een budgettair neutrale bijstelling; tegenover de tijdelijke verlenging van de overgangsregeling (kosten € 6 mln.) staat een bijstelling ad € 6 mln. (van € 23 mln. naar € 17 mln.).

Tijdens de plenaire behandeling van het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel Belastingplan 2002-II Economische infrastructuur (Stb. 641) is toegezegd dat u de concept ministeriële regeling inzake de film zou ontvangen. Bij deze bied ik u – mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen – ter informatie de concept ministeriële regeling aan.1 Met deze ministeriële regeling zal invulling worden gegeven aan de toetsingscriteria zoals deze door Senter worden gehanteerd bij de afgifte van de verklaring met betrekking tot de Filminvesteringsaftrek (FIA) en de Willekeurige Afschrijving (WA).

Zoals bekend zal Senter toetsen of de filminvesteringen voldoen aan de in de regeling gestelde eisen, de fiscale beoordeling vindt vervolgens plaats door de belastingdienst.

In de regeling zijn geen nieuwe beperkingen ten aanzien van films zelf opgenomen. Wel is een aantal criteria in het kader van de ontwikkeling van een commercieel levensvatbare filmindustrie gesteld. Daarbij geldt dat voor de FIA en de Willekeurige Afschrijving dezelfde criteria van toepassing zijn, zodat met één aanvraagformulier kan worden volstaan.

Over de regeling is overleg gevoerd met de sector.

Ik ben er van overtuigd dat hiermee een goede regeling tot stand is gekomen, waarmee de sector uit de voeten zal kunnen. In combinatie met de wijzigingen die in de belastingwet zijn opgenomen, zoals het gemaximeerde gebruik van de film-C.V.wordt beoogd de oriëntatie van de belanghebbenden te verschuiven van een in te sterke mate fiscale oriëntatie naar een meer marktgeoriënteerde instelling.

Zoals bekend zijn de wijzigingen in de reeds eerder goedgekeurde maatregelen (FIA en het uitvoeringsreglement voor Nederlandse publieksfilms) gemeld aan de Europese Commissie. Hierover vindt op dit moment nog overleg plaats. Zodra de Commissie een uitspraak heeft gedaan zal ik u daarvan uiteraard op de hoogte stellen en de regeling publiceren.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven