25 433
Intrekking van de wet betreffende de geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor bepaalde schulden van de Nederlandse Kastelenstichting

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot intrekking van de wet betreffende de geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor bepaalde schulden van de Nederlandse Kastelenstichting.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

27 juni 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 30 december 1949, betreffende de regeling van de geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van de Nederlandse Kastelenstichting, gevestigd te 's-Gravenhage, (Stb. J 618), waarbij het Rijk zich garant stelt voor de schulden die na liquidatie van de Nederlandse Kastelenstichting mochten overblijven, in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De wet van 30 december 1949, betreffende de regeling van de geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van de Nederlandse Kastelenstichting, gevestigd te 's-Gravenhage (Stb. J 618), wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Naar boven