25 420
Uitkomsten Programma Beheer en Interdepartementaal beleidsonderzoek natuurbeheer

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 januari 1999

In aansluiting op mijn brief van 5 oktober 1998 informeer ik u hierbij over de voortgang bij de implementatie van het Programma Beheer.

In de afgelopen maanden heb ik, in overleg met het IPO en de organisaties die betrokken zijn bij het natuurbeheer de mogelijkheden voor vereenvoudiging van het nieuwe subsidiestelsel voor natuurbeheer en de controleerbaarheid en handhaving daarvan nader bezien. Daarbij is aandacht besteed aan doelmatigheid, flexibiliteit en mogelijke stimulansen voor extra prestaties. Tevens is de mogelijkheid tot beperking van het aantal doelpakketten verkend.

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van deze heroverweging.

Bij deze brief gaat een tweetal bijlagen: één betreffende de uitwerking van de doelpakkettensystematiek (bijlage 1) en één betreffende met het Programma Beheer samenhangende onderwerpen naar aanleiding van uw verzoek van 16 december 1998 (LNV 31–98) (bijlage 2).

1. Centrale doelstellingen Programma Beheer en randvoorwaarden voor implementatie

Met het onderhavige voorstel voor de implementatie van het Programma Beheer beoog ik de uitvoeringssystematiek van het subsidiestelsel voor natuur-, bos- en landschapsbeheer te verbeteren. Ik torn niet aan de doelstellingen van het beleid. Het voorstel sluit geheel aan bij de doelstellingen voor het Programma Beheer die de Kamer in december 1997 heeft geaccordeerd. Deze luiden:

1. resultaat gericht beheer van natuur, bos, landschap en daaraan gerelateerde recreatie;

2. aandacht en ruimte voor particulieren in het natuurbeheer;

3. aandacht voor doelen van natuur, bos, en landschap buiten de Ecologische Hoofdstructuur.

Bovendien blijft gelden dat de sturing van het beheer niet meer zal plaatsvinden langs de lijn van doelgroepen of categorieën beheerders, maar op basis van de realisatie van natuurdoelen. Daarnaast wordt de implementatie vormgegeven binnen de afspraken van het decentralisatie-akkoord met het IPO en de afspraken in het kader van de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer. Tenslotte zal de implementatie – behoudens de voorgenomen beleidsintensiveringen – in beginsel budgettair neutraal geschieden. Wel voorzie ik in verband met de omschakeling naar het nieuwe stelsel een tijdelijke stijging van de uitvoeringskosten. Deze uitvoeringskosten worden echter binnen het financiële meerjarenkader opgevangen.

2. Voortgang bij de implementatie

Bij de start van de implementatie van Programma Beheer in 1998 is gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuw subsidiestelsel bestaande uit twee regelingen:

a) een regeling voor gebieden met de hoofdfunctie natuur (Subsidieregeling natuurbeheer);

b) een regeling voor gebieden met de hoofdfunctie landbouw (Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer).

De regelingen zullen openstaan voor particulieren, samenwerkingsverbanden van particulieren, gemeenten en terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties. Voor de financiering van het Staatsbosbeheer blijven de besluiten van de Kamer over de verzelfstandiging (TK 97–86/60177) gelden.

Medio 1998 is de Subsidieregeling natuurbeheer naar de Europese Commissie gezonden voor toetsing op toelaatbare steun en co-financiering.

Vooruitlopend op het in werking treden van beide Regelingen zijn drie tijdelijke voorzieningen getroffen, met als doel de mogelijkheden voor particulier beheer nu reeds te verruimen, te experimenteren met verschillende mogelijkheden voor particulier beheer en hier lering uit te trekken voor de definitieve Regelingen. Sinds 1996 zijn experimenten voor agrarisch natuurbeheer in uitvoering en de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer is sinds medio 1998 in werking. De Tijdelijke regeling landbouw is voor goedkeuring naar de Europese Commissie gezonden en zal naar verwachting op zeer korte termijn in werking kunnen treden.

Naast de tijdelijke voorzieningen blijven bestaande Regelingen voor regulier beheer van kracht, tot de beide bovengenoemde definitieve Regelingen in werking treden. De definitieve Regelingen zijn begin oktober 1998 aangehouden in afwachting van de resultaten van de heroverweging.

3. Aanleiding tot nadere bezinning op de implementatie

Bij nadere beschouwing van de uitvoeringssystematiek en op grond van de ervaringen met de experimenten en de uitvoering van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer, is geconstateerd dat aan de gekozen methodiek een aantal bezwaren van technisch-financiële, bestuurlijke en praktische aard kleeft.

In concreto gaat het om het volgende:

De gekozen methode om de beleidsdoelen voor natuur voor de beheerders te operationaliseren, en de daarbij behorende afspraken leidden tot:

* een te ingewikkeld stelsel – mede vanwege een te starre vormgeving van de outputsturing en een te groot aantal doelpakketten – waardoor het systeem moeilijk uitvoerbaar en controleerbaar is;

* een te weinig flexibel systeem, zowel voor de beheerder als voor de overheid, met name met betrekking tot de financiële risico's van langdurige (30 jarige) beheersovereenkomsten;

* een stelsel met te weinig stimulansen voor extra prestaties, waarbij ondanks de aangebrachte koppeling tussen middeleninzet en prestaties, prikkels om efficiënter en doelmatiger te presteren ontbreken;

* onduidelijkheid over de taakverdeling tussen rijk en provincies, met name bij de doeltoewijzing en bij het quoteren en budgetteren van de doelpakketten.

Bij de doelgroepen bestond (en bestaat) draagvlak voor de hoofdlijnen van de in de tijdelijke Regelingen gebruikte systematiek. Uit een enquête onder de potentiële gebruikers blijkt, dat er belangstelling is voor zowel collectieve als individuele contracten.

Er is een grote bereidheid om tegen een redelijke vergoeding mee te werken aan het omzetten van landbouwgrond in natuur en inspanning te leveren voor natuur- en landschapsbeheer. Uit de enquete bleek verder dat er behoefte is aan een mengvorm van op natuurresultaat gerichte outputsturing en op maatregelen (en terreinkenmerken) gebaseerde prestatiebeoordeling.

Op grond van de heroverweging en na overleg met het IPO en de verschillende doelgroepen is duidelijk geworden dat het mogelijk is om – met behoud van kwaliteit en de eerder genoemde uitgangspunten – de tot nu toe ontwikkelde systematiek van het nieuwe subsidiestelsel te vereenvoudigen en te verbeteren door aanpassingen op de volgende punten:

1. de sturing en verantwoording binnen doelpakketten (input–output);

2. de vergoedingensystematiek (bonus-malus);

3. de doelpakketten (basis–plus);

4. de doeltoewijzing (gekoppeld aan ontwikkeling en instandhouding met doelpakketten).

De aanpassingen worden hierna toegelicht.

4. Aanpassing van het stelsel

4.1 Systematiek

De beschrijving van de doelpakketten voor beide definitieve regelingen wordt zo aangepast, dat per pakket terreinkenmerken en beheersmaatregelen opgenomen worden.

Deze worden – waar dat eenduidig en eenvoudig controleerbaar kan – aangevuld met eisen in termen van het natuurresultaat.

Daarnaast wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen instandhouding (waarvoor bij aanvang van de subsidieperiode de beoogde kwaliteit aanwezig is) en inrichting, respectievelijk ontwikkeling en omvorming, waar sprake is van een einddoel dat duidelijk afwijkt van de beginsituatie.

Bij het realiseren van de natuurdoelen kunnen zich drie verschillende uitgangssituaties voordoen:

Functieverandering van landbouwgrond naar natuur: hierbij zijn (eventueel) inrichting1 en ontwikkeling2 aan de orde en vervolgens instandhouding.

– Natuur die het beoogde einddoel heeft bereikt: hierbij is instandhouding aan de orde.

– Natuur die het beoogde einddoel niet heeft bereikt: hierbij zijn (eventueel) inrichting en omvorming3en aan de orde en vervolgens instandhouding.

Onderstaande figuur geeft aan hoe het realiseren van natuurdoelen in tijdvakken van 6 jaar zou kunnen verlopen.

kst-25420-11-1.gif

4.2 Vergoedingen

Voor de Subsidieregeling natuur zal worden uitgegaan van vergoedingen die gebaseerd zijn op normkosten (gerelateerd aan de te nemen beheersmaatregelen), die volledig worden vergoed indien het omschreven natuurresultaat daadwerkelijk wordt gehaald.

Voor de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer zal worden uitgegaan van inkomensderving (als gevolg van de voorgeschreven beheersmaatregelen), die geheel wordt vergoed indien het natuurresultaat daadwerkelijk wordt gehaald.

Voor beide regelingen geldt dat, wanneer het natuurresultaat niet wordt gehaald, een lagere vergoeding wordt betaald indien wel de bij het pakket beschreven beheersmaatregelen zijn uitgevoerd. Vooralsnog denk ik daarbij aan 85%.

4.3 Doelpakketten

Het aantal natuurdoelpakketten voor natuur en bos in de Subsidieregeling natuurbeheer wordt verminderd van 50 naar circa 30, waarbij er sprake zal zijn van ongeveer 10 eenvoudig te onderscheiden basispakketten voor terreintypen zoals bos, heide, kwelders etc. en circa 20 zogenoemde plus-pakketten voor extra prestaties c.q. hogere kwaliteit. In bijlage 1 is deze systematiek nader toegelicht.

Op grond van de goede ervaringen met het huidige aantal pakketten voor agrarisch natuurbeheer (circa 20) in de bestaande Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling (RBON), zie ik voorshands geen aanleiding van dit aantal sterk af te wijken. Wel ga ik nog na of het doelmatig is ook voor agrarisch natuurbeheer een systeem met een beperkt aantal basis-pakketten aangevuld met pluspakketten in te voeren.

4.4 Sturing

Met het IPO worden nadere afspraken gemaakt over de procedure van doeltoewijzing en programmering van de te realiseren oppervlaktes natuur, bos en landschap (quota) met de daarbij behorende budgetten. Het resultaat wordt vastgelegd in een bestuurlijke afspraak.

Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de inhoudelijke aansturing van het natuurbeleid (doeltoewijzing en verdeling van de quota), waarover rijk en provincie gezamenlijk tot overeenstemming dienen te komen en de financiële uitvoering. Om dit laatste zo efficiënt mogelijk te laten gebeuren wordt gedacht aan uitvoering via Groenfonds en DLG/Laser.

In de procedure voor de doeltoewijzing en het quoteren van de natuurdoelpakketten zal op een zodanige wijze rekening worden gehouden met bestaande afspraken met de grote terreinbeherende organisaties dat dit niet ten koste gaat van de ruimte voor particulier beheer en de mogelijkheden voor particulieren om deze ruimte ook daadwerkelijk te benutten.

4.5 Overleg met doelgroepen

Over bovenstaande wijzigingen is uitvoerig overlegd met de doelgroepen en het IPO. In het bestuurlijk overleg dat aansluitend hierop is gevoerd, hebben de partijen zich op hoofdlijnen positief uitgelaten over de voorgestelde veranderingen. De belangrijkste verbeteringen die met deze aanpassingen worden gerealiseerd zijn grotere eenvoud en uitvoerbaarheid (door minder natuurdoelpakketten), betere controleerbaarheid en doelmatigheid (door minder natuurdoelpakketten, toevoeging van beheerbepalingen en objectief te meten natuurresultaten), grotere flexibiliteit (door basis- en pluspakketten), meer stimulansen voor extra prestaties (door pluspakketten toe te passen en het bereiken van het natuurresultaat te belonen) en meer duidelijkheid en zekerheid t.a.v. te realiseren doelen (door bestuurlijke afspraken omtrent doeltoewijzing en programmering). Er is op aangedrongen het nieuwe stelsel spoedig in werking te doen treden.

4.6 Gefaseerde invoering

Voor het grootste deel van het subsidiestelsel is de planning er op gericht dat de bovengenoemde wijzigingen de komende maanden worden verwerkt in de Regeling Natuur en de Regeling Agrarisch Natuurbeheer.

Het betreft met name de onderdelen :

– natuur- en bosbeheer, met name voor het onderdeel basispakketten en pakketten voor nagenoeg natuurlijke en begeleid natuurlijke natuurgebieden;

– agrarisch natuurbeheer;

– openstelling en recreatie;

– collectief weidevogelbeheer;

Ik streef ernaar in die periode eveneens de pakketten voor landschapsbeheer en een aantal plus-pakketten voor natuur- en bosbeheer gereed te hebben maar het is nog niet duidelijk in welke mate dit mogelijk is.

Met het bovenstaande geef ik ook nader invulling aan het natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS.

Voor het ganzenbeheer worden voorlopig de huidige experimenten doorgezet. Op grond van de resultaten zal worden bezien op welke wijze het ganzenbeheer in het nieuwe stelsel kan worden opgenomen.

4.7 Vervolgstappen

De komende periode zal in nauw overleg met betrokken overheden en doelgroepen gewerkt worden aan de doorwerking van bovenstaande aanpassingen in de regelingen en de concretisering en objectivering van de beheerpakketten. De aangepaste regelingen kunnen vervolgens aan de Europese Commissie worden voorgelegd, zodat het Programma Beheer naar verwachting uiterlijk op 1-1-2000 operationeel kan zijn.

De Staatssecretaris voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

BIJLAGE 1 PAKKETTENSYSTEMATIEK

De inrichting, ontwikkeling, omvorming en instandhouding van natuurterreinen kan worden vormgegeven aan de hand van de volgende pakketten:

* basispakketten

* pluspakketten

* pakketten voor inrichting, ontwikkeling en omvorming

* A-pakket

basispakketten

* basispakketten zijn gericht op het instandhouden van het minimum natuurresultaat (bijv. heide, bos, hoogveen, kwelder, botanisch grasland).

* de genormeerde beheerbijdrage wordt in zijn geheel (100%) uitgekeerd indien de juiste terreincondities zijn gehandhaafd. Indien dit niet het geval is, dan is het al dan niet uitgevoerd hebben van de noodzakelijke beheersmaatregelen bepalend voor het uitbetalen van de beheerssubsidie.

* omdat de basispakketten betrekking hebben op een minimum natuurresultaat wordt aan het behalen daarvan geen bonus toegekend.

* het instandhouden van de juiste terreincondities en het naleven van de beheersmaatregelen moet eenvoudig te controleren zijn. Het kan zijn dat beheerders daarvoor moeten melden wanneer bepaalde maatregelen zullen worden uitgevoerd.

pluspakketten

* pluspakketten zijn gericht op het instandhouden van extra natuurkwaliteit (bijv. natte heide, stuifzand, natuurbos, kalkgrasland).

* de pluspakketten omvatten een samenstel van beheersvoorschriften. Het naleven daarvan staat garant voor het ontvangen van 85% van de beheerbijdrage.

* de pluspakketten geven ook aan wat het gewenste natuurresultaat is (meestal vegetatie, eventueel fauna). Het realiseren daarvan levert het restant van de beheerbijdrage op (15% van de normkosten).

* De beheerder moet op basis van een monitoringrapportage aantonen of het resultaat aanwezig is. De monitoring wordt in ieder geval uitgevoerd volgens een door de subsidiegever voorgeschreven protocol. (Op termijn kan de monitoring gecertificeerd worden, zodat controle niet meer door DLG hoeft plaats te vinden.)

inrichting/ontwikkeling/omvorming

* inrichting/ontwikkeling/omvorming is maatwerk. Hiervoor stelt de beheerder in overleg met DLG een plan op. Het plan geeft aan welke maatregelen genomen worden. Vergoeding vindt plaats op basis van de werkelijke kosten op basis van offerte of op basis van genormeerde kosten per maatregel.

* bij het realiseren van natuurdoelen over meer dan één tijdvak van 6 jaar wordt het einddoel gehanteerd als streefbeeld. Uitgangspunt is dat over het beheer alleen afspraken gemaakt worden voor het eerstvolgende tijdvak. Bij de nadere uitwerking van het systeem wordt bezien of dat in alle gevallen mogelijk is. Dit gebeurt op basis van een plan voor inrichting en ontwikkeling, danwel een A-pakket, basis- of pluspakket.

* aan het eind van ieder tijdvak wordt of overgestapt op een instandhoudingspakket of er wordt een nieuw plan opgesteld. Er kan niet overgestapt worden op een ontwikkelingstrajekt dat gericht is op een geheel nieuw doel (Dit om te vermijden dat bij herhaling voor het zelfde terrein een beroep wordt gedaan op de (hogere) vergoedingen voor ontwikkeling zonder dat dit leidt tot instandhouding van een gewenst doel(type)

A-pakket voor grootschalige natuur

* het A-pakket is gericht op het instandhouden van grote nagenoeg/begeleid natuurlijke eenheden. Het betreft verschillende natuurdoeltypen.

* Het A-pakket omvat een samenstel van beheersbepalingen (die overigens vooral gericht zijn op het achterwege laten van ingrepen). De genormeerde beheerbijdrage (thans f 20,–) wordt in zijn geheel (100%) uitgekeerd indien de beheersbepalingen zijn nageleefd.

* Voor terreinen waar de (omgevings-)condities nog onvoldoende zijn voor (nagenoeg) natuurlijke ontwikkeling, kan het A-pakket aangevuld worden met een plus-pakket waarin maatregelen zijn opgenomen waardoor – vanwege extra beheersmaatregelen ten opzichte van het reguliere A-pakket – in het betreffende terrein de natuurdoelen toch bereikt kunnen worden.

Voorbeeld 1: Functieverandering landbouwgrond naar heide (basispakket)

1. eerst inrichting/ontwikkeling: Beheersvoorschriften vastgelegd in een plan. Het betreft eenmalige inrichtingsmaatregelen (waterhuishouding, afvoeren voedselrijke toplaag), maar ook het initiële beheer (verwijderen ongewenste vegetatie, begrazing, maaien en afvoeren). Bijdrage bijvoorbeeld 150 gulden/ha.

2. aan het eind van het tijdvak wordt beoordeeld of overgestapt kan worden op het basispakket heide (instandhouding), danwel een nieuw ontwikkelingsplan moet worden opgesteld.

3. dan basispakket: heide. Beheersvoorschriften: begrazing, eens in 10 jaar plaggen, e.d.. De beheerbijdrage is bijvoorbeeld 100 gulden/ha.

4. Het is dus mogelijk dat de beheerder eerst een hoge inrichtingsbijdrage krijgt en daarna een lagere bijdrage voor het basispakket. Dit weerspiegelt de werkelijke kosten.

Voorbeeld 2: Omvorming van bestaande heide naar natte heide (pluspakket)

1. in de beginsituatie is het basispakket heide gerealiseerd

2. dan omvorming via een beheerplan. Beheersvoorschriften: plaggen en afvoeren. Vergoeding op basis van werkelijke kosten, bijvoorbeeld 200 gulden/ha.

3. aan het eind van het tijdvak wordt beoordeeld of overgestapt kan worden op het pluspakket natte heide (instandhouding), danwel een nieuw plan moet worden opgesteld.

4. daarna pluspakket: natte heide. Beheervoorschriften (begrazing, regelmatig plaggen) en natuurresultaat (aanwezigheid van kenmerkende plantensoorten op een bepaalde schaal).

Beheerbijdrage 150 gulden/ha (waarop de 85–15 van toepassing is).

BIJLAGE 2

MET HET PROGRAMMA BEHEER SAMENHANGENDE ONDERWERPEN

In deze bijlage wordt ingegaan op de met het Programma Beheer samenhangende onderwerpen die genoemd zijn in de brief van de vaste kamercommissie voor LNV d.d. 16-12-98 (LNV-31-98).

1 Groen beleggen, Fagoed-constructie en Nationaal Groenfonds

Bij de behandeling van het Programma Beheer eind '97 steunde u breed het uitgangspunt dat groen financieren goed toegankelijk moet zijn voor particulieren. Naar mijn mening zijn hiervoor, gezien het hiernavolgende, voldoende mogelijkheden gecreëerd:

* De Regeling groen projecten is de afgelopen zomer aangepast zodat projecten van particulieren die voor omvorming van agrarische grond naar natuur gebruik maken van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer onder de Regeling groen projecten vallen. De belangrijkste punten van aanpassing zijn de verlenging van de termijn van 10 naar 30 jaar en het noemen van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer als doelgroep. Met deze wijziging kunnen particulieren, mits voldoend aan de overige voorwaarden van de regeling, de investering behorende bij de omvorming van agrarische grond naar natuur «groen» financieren.

* Fagoed ontwikkelt een faciliteit voor particulieren die voor de omvorming van agrarische grond naar natuur gebruik maken van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer. Met deze faciliteit ontvangt de particulier bij aanvang van het natuurbeheer een bedrag ineens ter hoogte van de genormeerde waardedaling als gevolg van de functiewijziging.

De werking is als volgt: Fagoed koopt de grond van de particulier en geeft het onroerend goed direct terug in erfpacht. De koopsom is gerelateerd aan de waardedaling van de grond. Fagoed beoogt deze verwerving deels als groen-project «groen» te financieren. De erfpacht canon kan door de particulier worden betaald uit de toeslag die wordt ontvangen vanwege de Regeling particulier natuurbeheer.

* Op basis van de positieve resultaten bij de ontwikkeling van de basistaken van het Nationaal Groenfonds (kassieren, financieren, fondsenwerving) worden nu de mogelijkheden bezien voor een verdere verbreding en versterking van de rol van het Groenfonds bij de realisatie van het natuurbeleid. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen:

Versterking van de betrokkenheid bij particulier natuurbeheer en het vergroten van de mogelijkheden voor particuliere investeringen in natuur. Hiertoe heeft het Nationaal Groenfonds een faciliteit ontwikkeld op basis van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer, waarbij de particulier bij omvorming van agrarische grond naar natuur een uitkering ineens ontvangt ter hoogte van de genormeerde waardedaling van de grond als gevolg van de functiewijziging. De particulier betaalt deze financieringsvorm uit de toeslag die wordt ontvangen vanwege de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer.

Instrumentele vernieuwing, onder andere via uitbouw van het revolving fund voor investeren in natuur

Grotere samenwerking met marktpartijen om te komen tot integrale projecten en financieringsvormen.

Verdere uitbouw van communicatie en voorlichting over investeren in natuur en van de mogelijkheden om te bemiddelen tussen betrokken partijen.

2. Reactie uit Brussel op de subsidieregeling

In juli 1998 is de Subsidieregeling natuurbeheer in het kader van staatssteun en cofinanciering ter goedkeuring voorgelegd aan de Europese Commissie. De Europese Commissie is op de hoogte gesteld van de heroverweging die op dit moment plaats vindt. Na de heroverweging zal de Subsidieregeling natuurbeheer worden aangepast en zal de procedure bij de Europese Commissie worden voortgezet.

Tegelijkertijd met de Subsidieregeling natuurbeheer zal de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer aan de Europese Commissie worden voorgelegd.

De Europese Commissie heeft wel vragen gesteld over de fiscale vrijstelling, in september en opnieuw in december. De vragen hebben met name betrekking op de berekening van het percentage van de fiscale vrijstelling. Deze vragen zullen op zeer korte termijn worden beantwoord. Vervolgens moet de formele goedkeuring van Brussel worden afgewacht.

3. Overgangsregeling

Bij de overgang van het oude naar het nieuwe subsidiestelsel zijn de volgende aspecten aan de orde:

1. Er dient geen gat te vallen waardoor terreinbeheerders tijdelijk verstoken zouden blijven van een beheersvergoeding.

2. De experimenten die met de Tijdelijke natuurbeheer en de Tijdelijke regeling agrarisch natuurbeheer ingang gezet zijn – en nog worden – mogen niet voortijdig worden afgebroken.

3. De doeltoewijzing voor nieuwe natuur en omvorming, de aanwijzingen van gebieden waar particulier natuurbeheer plaats kan vinden, en de toedeling van quota van natuurpakketten aan begrensde gebieden dienen snel en doelmatig te worden gerealiseerd.

4. Eigenaren en beheerders dienen voldoende tijd te hebben, na publicatie van de definitieve regelingen, voor de voorbereiding van hun subsidieaanvragen.

Zoals ik u al heb gemeld in mijn brief van 5 oktober 1998 zijn voor de periode tot het jaar 2000 twee tijdelijke regelingen van kracht. Dit betreft de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer en de Tijdelijke regeling agrarisch natuurbeheer. De Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer is in 1999 alleen opengesteld voor functiewijziging met een subsidieplafond van 28,5 miljoen. Ik verwacht hiermee zo'n 300 ha functiewijziging te kunnen realiseren. Voor instandhouding blijft de Regeling functiebeloning van kracht.

De Tijdelijke regeling agrarisch natuurbeheer betreft alleen het Groene Hart en Waterland en heeft als doel de voortzetting van een aantal experimenten van agrarisch natuurbeheer door samenwerkingsverbanden van agrariërs. De regeling is in nauw overleg met LTO tot stand gekomen.

Deze regeling ligt nog ter toetsing voor aan de Europese Commissie. De goedkeuring wordt pas verwacht in de loop van februari. Om toch op tijd de beschikkingen te kunnen afgeven wordt zo veel mogelijk voorbereidend werk gedaan. Overigens betekent dit niet dat er een lacune ontstaat voor het agrarisch natuurbeheer, aangezien de Rbon tot het jaar 2000 van kracht blijft.

Ik ga nog na of de wijzigingen op het gebied van de sturing en de doeltoewijzing aanleiding geven tot aanpassing van de wijze waarop in de Regeling natuurbeheer de omzetting van bestaande begrenzingen volgens de RBON in nieuwe natuurgebiedsplannen volgens de Regeling natuurbeheer is geregeld.

Met het vaststellen van de aanvraagperiode zal rekening worden gehouden met de technische en administratieve inspanningen die aanvragers moeten doen.

4. Grondprijzen

Door stijgende grondprijzen (boven de vooronderstellingen in het SGR) en teruglopende grondmobiliteit komen tempo van verwerving en realisatie van de EHS in gevaar; met name in de stedelijke invloedssfeer.

Het Kabinet heeft extra middelen beschikbaar gesteld om de grondprijsstijging te compenseren. Dit betreft circa f 235 mln. voor deze kabinetsperiode.

Momenteel is de grondverwerving kwantitatief gezien nog «op schema». Omdat de verworven gronden in veel gevallen niet op de juiste locatie liggen en omdat veel grondeigenaren alleen willen verkopen als zij vervangende grond kunnen krijgen, blijft een adequaat inrichtingsinstrumentarium ook in de toekomst van cruciaal belang voor de realisatie van de EHS.

Door de invloed van exogene factoren is het moeilijk een exacte schatting te maken van de toekomstige grondprijzen en de mate waarin dit doorwerkt in kosten van grondverwerving en beheer.

Om de grondmobiliteit te bevorderen en de grondverwerving te ondersteunen zijn enkele (hervestigings)regelingen van kracht. Deze worden momenteel in samenwerking met de provincies geëvalueerd; tevens worden enkele aanvullende mobiliteitsbevorderende instrumenten uitgewerkt.

Daarnaast is een aanpassing in de werkwijze bij grondverwerving voorzien. Het idee is om de efficiency en effectiviteit te verbeteren met behulp van aankoopstrategieplannen. Dit wordt overlegd met de provincies. In dat verband zal ook het geheel van Tussendoelen Ecologische Hoofdstructuur, zoals vermeld in mijn brief van 28 december 1998 (DN.19 981 393), onderwerp van overleg met de provincies zijn.

5. Experimenten

In het kader van Programma Beheer zijn verschillende experimenten uitgevoerd. Het doel van deze experimenten was ervaring op te doen met subsidiesystematiek, uitvoerbaarheid, controleerbaarheid en acceptatie. In totaal is met 35 particulieren of groepen van particulieren geëxperimenteerd. Dit heeft in 1996 geleid tot het afsluiten van contracten met 3 particuliere beheerders. Dit betrof in totaal circa 25 hectare omvorming van landbouwgrond naar natuur en bos.

Begin 1998 is aan vier particulieren een beschikking uitgereikt. De beschikkingen hadden betrekking op circa 500 ha waarvan circa 40 ha het omvormen van landbouwgrond naar natuur en/of bos betrof. Van de oorspronkelijke 35 experimenten hebben er aldus uiteindelijk 7 geleid tot een beheerafspraak. Een aantal van de overige experimenten heeft in 1998 een aanvraag ingediend in het kader van de tijdelijke regeling natuur. Deze zijn, in verband met het bereiken van het subsidieplafond, voor een deel gehonoreerd. Voor zover het functiewijziging betreft van landbouwgrond naar natuur kan men dit jaar opnieuw een aanvraag indienen voor de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer. Inmiddels zijn voor een oppervlakte van 165 hectare aanvragen ingediend.


XNoot
1

Onder inrichting wordt verstaan het wijzigen van terreinkenmerken zoals hoogteverschillen en waterstanden door grondverzet en ander fysieke ingrepen;

XNoot
2

Onder ontwikkeling wordt verstaan de verandering (gedurende een periode van een aantal jaren) van landbouwgrond in een natuurterrein;

XNoot
3

Onder omvorming wordt verstaan het veranderen, door gerichte beheersmaatregelen van het ene natuurtype in het andere, bijvoorbeeld van een bos in een zandverstuiving.

Naar boven