25 404
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke Macht 1995/97)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 december 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A vervalt de puntkomma na «kantons».

b. In onderdeel B vervalt bij salariscategorie 9 de blanco regel na «9 860» en wordt bij dezelfde salariscategorie «6 jaar» vervangen door: na 6 jaar.

c. Na onderdeel D wordt een onderdeel Da ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt na «een gedeeltelijke taak te vervullen» ingevoegd: en die niet reeds uit anderen hoofde als rechterlijk ambtenaar of als rechterlijk ambtenaar in opleiding worden bezoldigd.

b. In het derde lid, aanhef, vervalt «en tweede».

d. In onderdeel K wordt aan artikel 21 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren een zevende lid toegevoegd, luidende:

7. In bijzondere gevallen kan van de vaststelling van een werktijdregeling als bedoeld in het eerste lid worden afgezien. In dat geval zijn de artikelen 20 en 21, vierde, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

e. Onderdeel L komt te luiden:

L

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde en vijfde lid vervalt telkens «en stelt, indien daartoe aanleiding bestaat, de tijden vast waarop de werkzaamheden worden verricht».

b. In het vierde lid vervalt «, en stelt, indien daartoe aanleiding bestaat, de tijden vast waarop de werkzaamheden worden verricht».

c. De laatste volzin van het vijfde lid vervalt.

d. In het zesde lid vervalt «onderscheidenlijk vaststelling van tijden waarop de werkzaamheden worden verricht,».

f. Onderdeel R komt te luiden:

R

Artikel 54, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel f vervalt «en».

b. In onderdeel g wordt de punt vervangen door een komma.

c. Een onderdeel h wordt toegevoegd, luidende:

h. arbeidsduur, werktijd, werkverdeling, vakantie en verlof.

B

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

Degene die wordt bezoldigd overeenkomstig salariscategorie 1, 2 of 3, bedoeld in artikel 7 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, ontvangt maandelijks naast het desbetreffende salaris een toelage van 1% van dat salaris.

C

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

1. De voor een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding op 31 december 1996 geldende arbeidsduur wordt met ingang van 1 januari 1997 van rechtswege verminderd met twee achtendertigste deel en naar boven afgerond op twee decimalen.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de leden van, de gerechtsauditeurs bij en de griffiers van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de leden van en de gerechtsauditeurs bij het College van beroep studiefinanciering, en de gewone en plaatsvervangende leden van de Tariefcommissie.

D

De artikelen VII en VIII vervallen.

E

Artikel IX komt te luiden:

ARTIKEL IX

De Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt «de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van de artikelen 10 tot en met 12 en 22» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 12 en 22 en het krachtens artikel 54, eerste lid, ter aanvulling hiervan bepaalde.

B

In artikel 15, vijfde lid, wordt «De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door «Het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» en vervalt «voor de overeenkomstige toepassing van artikel 4 en de hoofdstukken 5 en 6 van die wet».

C

In artikel 16, derde lid, wordt «De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door: Het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

D

In de artikelen 4, onder b, en 16, derde lid, onder b, vervalt telkens «voor de overeenkomstige toepassing van artikel 4 en de hoofdstukken 5 en 6».

F

Artikel X komt te luiden:

ARTIKEL X

De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt «de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van de artikelen 10 tot en met 12 en 22» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 12 en 22 en het krachtens artikel 54, eerste lid, ter aanvulling hiervan bepaalde.

B

In artikel 16, vijfde lid wordt «De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door «Het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» en vervalt «voor de overeenkomstige toepassing van artikel 4 en de hoofdstukken 5 en 6 van die wet».

C

In artikel 17, derde lid, wordt «De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door: Het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

D

In de artikelen 5, onder b, en 17, derde lid, onder b, vervalt telkens «voor de overeenkomstige toepassing van artikel 4 en de hoofdstukken 5 en 6».

G

Artikel XI komt te luiden:

ARTIKEL XI

De Wet op de studiefinanciering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 109a, vijfde lid, wordt «De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door «Het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» en vervalt «voor de overeenkomstige toepassing van artikel 4 en hoofdstuk 5 van die wet».

B

In artikel 112, eerste lid, aanhef, wordt «de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van de artikelen 10 tot en met 12 en 22» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 12 en 22 en het krachtens artikel 54, eerste lid, ter aanvulling hiervan bepaalde.

C

In artikel 112, eerste lid, onder b, vervalt «voor de overeenkomstige toepassing van artikel 4 en de hoofdstukken 5 en 6».

H

Na artikel XI worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIa

De Tariefcommissiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3a wordt «zijn de artikelen 2 tot en met 4 en 40 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door «is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 tot en met 4 en 40 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het krachtens artikel 54, eerste lid, van die wet ter aanvulling hiervan bepaalde» en wordt «voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 4 en 40» vervangen door «voor de overeenkomstige toepassing hiervan».

B

In artikel 16, eerste lid, wordt «zijn de artikelen 7 en 8, 13 tot en met 21, 23 tot en met 38, 42 en 45 tot en met 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing» vervangen door: is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7 en 8, 13 tot en met 21, 23 tot en met 38, 42 en 45 tot en met 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het krachtens artikel 54, eerste lid, ter aanvulling van de niet van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen van die wet bepaalde.

ARTIKEL XIb

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 maart 1997 ingediende voorstel van wet, houdende het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel (Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen) (Kamerstukken II, 1996/97, 25 282), tot wet is of wordt verheven en fase 1 van die wet is aangevangen of aanvangt, wordt, met ingang van het tijdstip waarop fase 1 is aangevangen of aanvangt, in artikel 11b van de Wet op de rechterlijke organisatie «een door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel daartoe aangewezen arts» vervangen door: een daartoe door de uitvoeringsinstelling, die de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitvoert ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar, aangewezen arts.

I

Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onder d, wordt «VII tot en met XI» vervangen door: IX tot en met XIa.

b. Na vernummering van het tweede tot derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Artikel I, onderdeel Da, en artikel XIb treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging bevat enige redactionele verbeteringen van het wetsvoorstel (onderdeel A, subonderdelen a, b, e en f). Voorts bevat het enkele technische wijzigingen in het wetsvoorstel of daarin gewijzigde wetten; deze worden in de hierna volgende alinea's toegelicht.

Onderdeel A, subonderdeel c

Bij de overheveling van de inhoud van artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) naar artikel 9, tweede lid, van diezelfde wet, zoals dat zijn beslag heeft gekregen bij de Wet van 19 december 1996 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (aanvulling van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren met onder meer de onderwerpen omvang van de taak, arbeidstijd, vakantie en verlof) (Stb. 590), is abusievelijk de zinsnede «en hij niet reeds uit anderen hoofde als rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding wordt bezoldigd» vervallen. Dit wordt, evenals de onjuiste verwijzing in het derde lid van artikel 9 Wrra naar het tweede lid, hersteld in onderdeel A, subonderdeel c.

Onderdeel A, subonderdeel d

Een van de algemene uitgangspunten van de Wrra is, dat in het algemeen gestreefd wordt naar een zo sober mogelijke wettelijke regeling. In dat kader zijn ook bij de invoering van de 36-urige werkweek in de sector Rechterlijke Macht niet alle daarop betrekking hebbende bepalingen uit het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) letterlijk overgenomen in de Wrra. Zo is in het oorspronkelijke wetsvoorstel geen «vertaling» te vinden van het vijfde, zesde, achtste, tiende, elfde en twaalfde lid van artikel 21 ARAR. Na de indiening van het onderhavige wetsvoorstel is echter gebleken, dat toch behoefte kan bestaan aan de mogelijkheid om van het vaststellen van een werktijdregeling af te zien. Daarom heb ik alsnog besloten de inhoud van het tiende lid van artikel 21 ARAR, dat die mogelijkheid voor de sector Rijk biedt, toe te voegen aan het voorgestelde artikel 21 Wrra door middel van een nieuw zevende lid.

Onderdelen B en C

De artikelen IV (salarisverhoging hoogste salariscategorieën) en V (overgang 38- naar 36-urige werkweek) zijn opnieuw geformuleerd, zodat beter tot uitdrukking komt dat zij ook gelden voor de leden van, de gerechtsauditeurs bij en de griffiers van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de leden van en de gerechtsauditeurs bij het College van beroep studiefinanciering, en de gewone en plaatsvervangende leden van de Tariefcommissie.

Onderdeel D

Het vervallen van de artikelen VII en VIII is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdelen E, F, G en H (artikel XIa)

Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om de formulering van de te wijzigen artikelen in de Beroepswet, de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie en de Wet op de studiefinanciering, alsmede die van een tweetal artikelen in de Tariefcommissiewet, te verduidelijken, door – kort gezegd – toevoeging van de woorden «het bepaalde bij of krachtens (de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren)». Met die verduidelijking wordt buiten twijfel gesteld dat niet alleen (het merendeel van de artikelen van) de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing is op de leden van, de gerechtsauditeurs bij en de griffiers van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de leden van en de gerechtsauditeurs bij het College van beroep studiefinanciering, en de gewone en plaatsvervangende leden van de Tariefcommissie, maar ook de op basis van de toepasselijke artikelen van die wet vastgestelde regels.

Onderdeel H (artikel XIb)

Bij aanvang van fase 1 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (thans nog als wetsvoorstel 25 282 aanhangig bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal) wordt het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel opgeheven. Dit fonds kan dus niet meer een arts aanwijzen zoals voorgeschreven in artikel 11b van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit zal voortaan gebeuren door een uitvoeringsinstelling, op dezelfde wijze als dit voor de sector Rijk in artikel 98, zesde lid, ARAR (nieuw) is aangegeven. De tekst van artikel 11b RO wordt hiermee in overeenstemming gebracht.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven