25 380
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 1997 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 juni 1997

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen.

De hierop door de regering gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

Pe

Algemeen

1

Welke posten zijn niet opgenomen in de Voorjaarsnota ?

Alle posten die in de 1e suppletoire wet 1997 zijn opgenomen, zijn ook verwerkt in de Voorjaarsnota.

ARTIKELEN

Uitgaven en verplichtingen

Artikel 01.09 – Diversen

2

Wat is de herkomst van de f 35,5 mln. voor de eindejaarsmarge '96?

De eindejaarsmarge '96 is het overschot van zowel uitgaven en ontvangsten in 1996 ten opzichte van het bij de 2e suppletoire begroting 1996 vastgestelde budget. Hierbij komen de overschotten op het beleidsterrein asielzoekers niet ten goede aan Justitie, aangezien deze budgetten uit generale middelen zijn gefinancierd. De bijstellingen op Boeten en transacties en PlukZe zijn eveneens buiten beschouwing gelaten.

De resterende overschotten betreffen voornamelijk betalingen voor diverse projecten, die niet meer in 1996 konden worden verricht. Daarnaast was er een incidenteel overschot op personele uitgaven dat onder meer het gevolg was van een verlaging van de FAOP-premie in 1996 en bleven de uitgaven voor gerechtskosten achter. De ontvangsten uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds en de registratie van vennootschappen waren hoger dan geraamd.

Artikel 02.09 – Personeel en materieel Korps landelijke politiediensten

3

Zijn er, behalve de overboekingen en het uitstel van de taakstelling van f 5 mln., nog andere gevolgen voor de begroting als gevolg van de vertraging van de agentschapstatus van het KLPD?

Naast de genoemde overboeking van budgetten en het uitstel van de taakstelling ad. f 5 mln. worden op dit moment geen andere gevolgen voor de begroting voorzien als gevolg van het uitstel van de agentschapstatus van het KLPD met 1 jaar.

Artikel 03.04 – Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst

4

De begroting wordt verhoogd met een bedrag van f 15 mln. ten behoeve van de verwijdering van asielzoekers. Kan dit bedrag nader worden gespecificeerd?

In de notitie Terugkeerbeleid, die op 3 juni 1997 aan de Tweede Kamer is gezonden wordt uitgebreid ingegaan op de knelpunten die zich voordoen bij de uitvoering van het terugkeerbeleid. In deze notitie wordt aangegeven langs welke lijnen de regering zich voorneemt de knelpunten bij de uitvoering van het terugkeerbeleid aan te pakken. De operationalisering van dit terugkeerbeleid voor wat betreft de IND, alsmede een uitgewerkte financiële onderbouwing hiervan zal op zeer korte termijn afgerond zijn. In hoofdlijnen zal ca. f 8 mln. nodig zijn voor de daadwerkelijke verwijderingen (uitzetting, charters, etc.) en zullen de overige middelen op diverse plaatsen in het terugkeerproces (bijv. de terugkeerteams) worden ingezet.

5

Met welk bedrag was de begroting van de IND te veel afgebouwd en hoeveel wordt om deze reden aan de begroting toegevoegd?

De aanvullende post asielzoekers die bij de ontwerpbegroting 1997 aan de IND is toegevoegd, bedroeg f 115 mln. voor 1997 en f 55 mln. structureel. Een verschil van f 60 mln.

Deze krimp van bijna 25% van het IND-budget was gebaseerd op de sterke afname van het aantal nieuw ingediende asielverzoeken en het wegwerken van de achterstanden.

Aangezien veel voorzieningen uit de jaren 1994 t/m 1997 een min of meer structureel karakter hebben, is deze budgetafname niet in één jaar te verwezenlijken. Bovendien vertoont de instroom van reguliere verzoeken de afgelopen jaren een stijgende lijn.

Gelet op het bovenstaande zal de IND voor het jaar 1998 f 16 mln. extra middelen verkrijgen. Bovendien is f 8 mln. aan de IND-begroting toegevoegd voor de inrichting van een buffercapaciteit die – indien de buffer niet hoeft worden aangesproken – kan worden gebruikt als ondersteuning van de huidige capaciteit.

Artikel 05.04 – Bijdrage Dienst Justitiële inrichtingen

6

Wat is de oorzaak van het niet geheel realiseren van de overgang van defensiepersoneel naar het gevangeniswezen? Om hoeveel arbeidsplaatsen gaat het? Wat is het gevolg hiervan voor het betrokken defensiepersoneel?

Het beperkte potentieel aan bereidwillig en geschikt Defensiepersoneel en de begrenzing in de tijd (5 jaar) van de bijdrage van Defensie in de kosten (uitgespaard wachtgeld per fte à f 13 000,–) zijn de oorzaken dat de taakstelling van f 7 mln. in 1997 oplopend tot f 9,6 mln. in 1998 en volgende jaren niet volledig wordt gerealiseerd.

De financiële taakstelling betekent dat in 1997 538 fte's, in 1998 en volgende jaren 738 fte's van Defensie moesten worden overgenomen. Tot en met 1996 zijn in totaal 149 personen overgekomen van Defensie. In 1997 komen daar naar verwachting 75 personen bij en in 1998 nog eens 50.

Het niet geheel realiseren van de financiële taakstelling heeft geen gevolgen voor het Defensiepersoneel.

7

Op welke «nieuwe gegevens» wordt gedoeld in de toelichting bij de bijstelling van de «kostprijs penitentiaire programma's»?

Bij de ontwerp-begroting 1997 was slechts rekening gehouden met de kosten van de begeleiding van de penitentiaire programma's door de Reclassering. De kostprijs is thans aangepast voor de uitvoeringskosten die gemaakt worden door de DJI. Deze kosten betreffen opvang/verblijf in bijvoorbeeld een kliniek, een dagtrainingscentrum of een particuliere voorziening.

Artikel 06.01 – Personeel en materieel rechtspraak

8

De raming voor intensivering op het terrein van de rechterlijke organisatie wordt eenmalig verlaagd met een bedrag van f 20 mln. in 1997. Wat is de reden van deze verlaging? Hoe wordt de resterende f 100 miljoen die voor de intensivering is uitgetrokken besteed? Hoe wordt de intensivering op het gebied van de rechterlijke organisatie ingevuld? Hoe verhoudt zich deze extra intensivering met de doelstelling om de rechterlijke macht te versterken?

In het kader van de besluitvorming over de Voorjaarsnota 1997/Kaderbrief 1998 heeft het kabinet besloten tot een incidentele verlaging van de intensiveringsmiddelen voor de rechterlijke organisatie. Gelet op de omvang van de in 1997 voor dit doel beschikbare middelen en de gedegen planvorming die noodzakelijk is om tot besteding van deze middelen te komen, is het mogelijk om in 1997 een bedrag van f 20 mln. aan uitgaven te temporiseren. Aangezien de verlaging van de intensiveringsmiddelen voor de rechterlijke organisatie incidenteel van aard is, en eerder genoemde intensiveringsmiddelen vanaf 1998 en latere jaren nog steeds in volle omvang beschikbaar zijn, kan de versterking van de rechterlijke macht als doelstelling nog steeds worden gerealiseerd. Hiertoe zullen de intensiveringsmiddelen in hoofdzaak worden aangewend voor:

– het oplossen van knelpunten in de huisvesting en de verbetering van de beveiliging van de gerechtsgebouwen;

– het verbeteren van de informatievoorziening en uitbreiding en vervanging van de automatisering;

– personele uitbreidingen (invoering van de functie van recherche-officier en versterking van het rechter-commissariaat) en verhoging van het opleidingsbudget;

– het verbeteren van de kwaliteit van de gemeenschappelijke beheersdienst;

– het verhogen van het budget voor de gerechtskosten.

Artikel 06.03 – Gefinancierde rechtsbijstand

9

Wat is de oorzaak van de sterke stijging van het aantal ambtshalve straftoevoegingen voor verdachten van misdrijven?

De oorzaak van de sterke stijging van het aantal ambtshalve straftoevoegingen voor verdachten van misdrijven moet vooral worden gezocht bij de beleidsintensiveringen in de strafrechtketen in de afgelopen jaren. Het gaat daarbij om de aanpak van de jeugdcriminaliteit en de specifieke programma's voor de grote steden gericht op het terugdringen van de overlast door verslaafden en illegalen alsmede het aanpakken (vervolgen) van recidivisten en de harde kern van randgroepjongeren.

De zaaksontwikkeling bij de rechterlijke macht bevestigt dit beeld: door een verschuiving in de verhouding van de lichtere naar de zwaardere zaken nam het gemiddelde zaaksgewicht toe. Het is aannemelijk, dat juist die zwaardere zaken aanleiding geven voor ambtshalve toevoegingen.

Ontvangsten

Artikel 06.02 – Griffierechten

10 en 11

In de begroting 1997 is de post ontvangsten griffierechten met f 33 miljoen verhoogd. Blijkens de suppletoire begroting wordt deze taakstelling in zijn geheel niet gehaald. In hoeverre was dit reeds te voorzien bij de behandeling van de begroting 1997?

Kan nader worden uiteengezet hoe de daling van de inkomsten uit griffierechten is ontstaan? Wat is de oorzaak van de vertraging van de indexering van tarieven? Wat is het verband tussen de herijking van de bestaande tarievenstructuur en de lagere inkomsten uit griffierechten?

De ombuigingstaakstelling ad f 33 mln. dient langs drie wegen te worden gerealiseerd: cumulatieve autonome groei, herijking van de bestaande tariefstructuur en indexering van de tarieven.

Gedurende de begrotingsvoorbereiding kon op grond van historische gegevens een financiële autonome groei worden onderbouwd. Uit meer recente gegevens blijkt evenwel dat, als gevolg van stabilisatie van het zaaksaanbod, deze historische groei niet (meer) onverminderd kan worden geëxtrapoleerd.

Voor de realisatie van de herijking is een pakket aan maatregelen ontwikkeld dat door aanpassing van meerdere wetten geëffectueerd dient te worden. De voorbereiding hiervan, met name het te doorlopen wetgevingstraject, neemt meer tijd in beslag dan aanvankelijk werd verondersteld. Thans is te verwachten dat de aangepaste wetgeving in de loop van 1998 van kracht zal worden.

De indexering van de tarieven is inmiddels door aanpassing van een AMvB geëffectueerd. Evenals bij de herijking nam ook hier het voorbereidings- en wetgevingstraject meer tijd in beslag dan verwacht.

De Minister van Justitie, a.i.,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Koekkoek (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), R. A. Meijer (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Roethof (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD), De Koning (D66).

Naar boven